In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 september 2013 uitspraak gedaan over de verzoeken van een samenwonend stel, [verzoeker] en [verzoekster], tot toelating tot de schuldsanering. De verzoekers hebben een verzoekschrift ingediend, dat op 3 september 2013 ter zitting is behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers aanzienlijke schulden hebben, waaronder een schuld aan de Belastingdienst van € 17.860,00 voor kinderopvangtoeslag, en dat hun totale schuldenlast respectievelijk € 8.051,49 en € 30.035,70 bedraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekers niet te goeder trouw zijn geweest in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoekschrift, omdat zij de Belastingdienst niet op de hoogte hebben gesteld van de wijziging in hun gezinssituatie, wat heeft geleid tot een onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er sprake is van consumptieve overbesteding, waarbij [verzoekster] schulden is aangegaan bij verschillende postorderbedrijven, terwijl zij wist dat zij deze niet kon betalen. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b, van de Faillissementswet, en heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn om de verzoeken toch toe te wijzen. De beslissing is genomen door mr. J.M. Marsman en de verzoekers hebben het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.