ECLI:NL:RBOVE:2013:2741

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
15 november 2013
Zaaknummer
C/07/12/626 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsanering en faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 oktober 2013 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres. De bewindvoerder, Bewindvoeringen Oost Nederland B.V., heeft op 25 juli 2013 verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaar zijn schuldeisers benadeelt. Tijdens de zitting op 30 september 2013 zijn zowel de schuldenaar als de bewindvoerder verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen, wat heeft geleid tot nieuwe schulden en het benadelen van zijn schuldeisers. De schuldenaar heeft zijn baan verloren door een ontslag op staande voet, wat het gevolg was van een arrestatie in verband met huiselijk geweld. Hij heeft geen bijstandsuitkering aangevraagd en leeft op de kosten van zijn moeder. De rechtbank oordeelt dat de schuldenaar onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn financiële situatie te verbeteren en dat hij zijn informatieplicht jegens de bewindvoerder niet is nagekomen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c, d en e van de Faillissementswet. Tevens is bepaald dat de schuldenaar in staat van faillissement zal verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 672,00, te vermeerderen met BTW, en dit bedrag ten laste van de boedel gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/07/12/626 R
Uitspraakdatum: 10 oktober 2013
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[naam 1],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te[adres],
verder ook te noemen:[schuldenaar].
In deze schuldsaneringsregeling is Bewindvoeringen Oost Nederland B.V., [naam 2]
, thans werkzaam bij Solve Bewindvoering B.V., tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De bewindvoerder heeft bij brief van 25 juli 2013 verzocht de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 30 september 2013. Ter zitting zijn[schuldenaar] en de bewindvoerder verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

Het verzoek van de bewindvoerder:
Het verzoek van de bewindvoerder wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort weergegeven heeft de bewindvoerder verzocht de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat[schuldenaar] zijn schuldeisers benadeelt.[schuldenaar] is verantwoordelijk voor het feit dat hij zijn baan kwijtraakte en daarna niet in aanmerking komt voor een uitkering.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van[schuldenaar]:
Ter zitting heeft[schuldenaar] verklaard dat hij op 14 mei 2013 op staande voet is ontslagen. Op die datum is hij door de politie op zijn werk gearresteerd om te worden verhoord in verband met huiselijk geweld. Volgens[schuldenaar] was zijn werkgever tevreden over hem en zou hij een vaste baan krijgen. Voor deze baan had hij wel een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) nodig.[schuldenaar] heeft verder verklaard dat hij na zijn ontslag op staande voet in eerste instantie geen bijstandsuitkering heeft aangevraagd. Toen[schuldenaar] na enige tijd wel een bijstandsuitkering aanvroeg, moest hij eerst meedoen aan het project “Work fast”. Tijdens dit project moest[schuldenaar] om snel een baan te kunnen vinden gedurende een bepaalde periode vijf sollicitaties per dag verrichten wat hem niet is gelukt.[schuldenaar] heeft hierover naar zijn zeggen met stemverheffing gesproken, waarna het hem niet lukte om een bijstandsuitkering aan te vragen.[schuldenaar] heeft hieromtrent ter zitting gesteld dat hij in die periode veel te geprikkeld was, omdat er teveel op hem afkwam.[schuldenaar] heeft verder verklaard dat hij tot op heden geen inkomen heeft. Hij woont bij zijn moeder en de premie voor zijn zorgverzekering betaalt hij van haar kosten. Volgens[schuldenaar] is hij wel blijven solliciteren en heeft hij de sollicitatiebewijzen één keer per maand aan de bewindvoerder verstuurd. De laatste tijd heeft[schuldenaar] geen informatie meer aan de bewindvoerder doorgegeven, omdat hij naar zijn zeggen sinds het verzoek tot tussentijdse beëindiging zijn motivatie heeft verloren.
De – zakelijk weergegeven – toelichting van de bewindvoerder:
De bewindvoerder heeft ter zitting aangevoerd dat er voor[schuldenaar] geen goede vooruitzichten meer zijn op een vaste baan. Hij is op 14 mei 2013 door de politie op zijn werk opgehaald in verband met huiselijk geweld.[schuldenaar] is toen op staande voet ontslagen. Na enige tijd heeft[schuldenaar] een bijstandsuitkering aangevraagd. Hij moest toen eerst meedoen aan het project “Work fast”.[schuldenaar] heeft dit niet volgehouden. Hij heeft daarover bonje gekregen en heeft daarom zijn recht op uitkering verspeeld. Volgens de bewindvoerder heeft[schuldenaar] nog steeds geen bijstandsuitkering en leeft hij op de kosten van zijn moeder. Zij betaalt de premie van de zorgverzekering van[schuldenaar]. De bewindvoerder heeft voorts aangevoerd dat de informatieverstrekking niet volgens de regels verloopt. De bewindvoerder heeft[schuldenaar] in juli 2013 nog gesproken, maar heeft sindsdien geen informatie meer ontvangen. De bewindvoerder heeft tot slot aangevoerd dat de laatste betaling aan de boedel in april 2013 was. Daarna heeft[schuldenaar] niet meer aan de boedel afgedragen.
De motivering van de beslissing:
De rechtbank stelt vast dat[schuldenaar] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Hij heeft zijn schuldeisers benadeeld en heeft nieuwe schulden laten ontstaan. Daarnaast is[schuldenaar] zijn informatie- en inspanningsplicht niet naar behoren nagekomen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Gebleken is dat[schuldenaar] door eigen toedoen zijn baan heeft verloren.[schuldenaar] was werkzaam in loondienst en heeft zijn baan verloren omdat hij wegens huiselijk werk op zijn werk is gearresteerd om te worden verhoord.[schuldenaar] heeft als gevolg hiervan niet alleen zijn baan verloren, maar ook zijn vooruitzichten op een vaste baan. Het ontslag op staande voet heeft geleid tot een inkomensverlies wat gevolgen heeft voor de boedelafdracht. Daarmee heeft[schuldenaar] zijn schuldeisers heeft benadeeld.
Daarnaast heeft[schuldenaar] aansluitend aan zijn ontslag op staande voet geen uitkering aangevraagd. Enige tijd later heeft[schuldenaar] wel een uitkering aangevraagd, maar heeft toen zijn recht op uitkering verspeeld. Vervolgens heeft[schuldenaar] tot op heden geen uitkering (meer) aangevraagd. Omdat[schuldenaar] geen inkomen heeft, leent hij van zijn moeder om de premie van de zorgverzekering te betalen. Hierdoor heeft hij nieuwe schulden laten ontstaan. Het tijdens de schuldsaneringsregeling laten ontstaan van nieuwe schulden is niet toegestaan. Gelet op de lange duur dat[schuldenaar] dat geen inkomen heeft, merkt de rechtbank de nieuwe schulden als bovenmatig aan.
Gebleken is voorts dat[schuldenaar] de bewindvoerder sinds het verzoek tot tussentijdse beëindiging van 25 juli 2013 niet meer heeft geïnformeerd en haar daarvoor met horten en stoten heeft geïnformeerd. Daarmee heeft[schuldenaar] een goede uitvoering van schuldsaneringsregeling belemmerd, hetgeen hem kan worden verweten.[schuldenaar] moest begrijpen dat hij de bewindvoerder doorlopend alle feiten en omstandigheden diende te melden die voor haar van belang zijn met het oog op een goede uitvoering van de schuldsaneringsregeling, zoals zijn inkomen en de door hem verrichte sollicitaties. Het argument van[schuldenaar] dat hij zijn motivatie verloor vanaf het verzoek tot tussentijdse beëindiging, snijdt geen hout.
Daarnaast is gebleken dat[schuldenaar] zich onvoldoende heeft ingespannen om een einde te maken aan zijn benarde financiële positie.[schuldenaar] moest nadat hij een uitkering had aangevraagd eerst meedoen met het project “Work fast”. Daarbij moest[schuldenaar] om snel een baan te kunnen vinden gedurende een bepaalde periode vijf sollicitaties per dag verrichten.[schuldenaar] heeft hieraan niet voldaan. Hij heeft hierover bonje gekregen met als gevolg dat hij zijn recht op uitkering heeft verspeeld.[schuldenaar] heeft onvoldoende aangetoond dat hij in die periode niet in staat is geweest om vijf sollicitaties per dag te verrichten. Hij heeft zijn psychische gesteldheid niet aangetoond met medische gegevens. Daarom valt het hem aan te rekenen dat hij zich tijdens het project “Work fast” niet tot het uiterste heeft ingespannen om (snel) een baan te vinden en heeft daarmee zijn inspanningsplicht geschonden.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank deze schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c, d en e, Faillissementswet (Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder vaststellen.
Omdat de boedel toereikend is om tot (gedeeltelijke) uitkering aan de schuldeisers te komen, zal deze schuldsaneringsregeling gelet op artikel 350 vijfde lid Fw worden gevolgd door een faillissement.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt vast dat de schuldenaar in staat van faillissement zal verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement van betrokkene tot rechter-commissaris mr. J.M. Marsman,
en tot curator J. van de Pol,
postbus 1039,
8001 BA Zwolle;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen;
- stelt het salaris van de bewindvoerder in deze schuldsaneringsregeling vast op € 672,00 te vermeerderen met BTW, op welk bedrag de door de bewindvoerder bij wijze van voorschot opgenomen bedragen in mindering strekken, en brengt dit bedrag ten laste van de boedel.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2013, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat, binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (Art. 351 jo 361 Fw)