In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 13 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd. De verdachte, geboren in Algerije, was al achttien jaar in Nederland en had geen verblijfsvergunning. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden. De tenlastelegging betrof het verblijf in Nederland op of omstreeks 20 april 2013, terwijl de verdachte op de hoogte was van zijn ongewenstverklaring en het inreisverbod. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het Openbaar Ministerie niet had bewezen dat de stappen van de Terugkeerrichtlijn waren doorlopen. De politierechter oordeelde echter dat de stappen van de terugkeerprocedure wel degelijk waren doorlopen en dat de verdachte niet vrijwillig Nederland had verlaten, ondanks zijn vertrekplicht. De politierechter concludeerde dat het bewezen was dat de verdachte illegaal in Nederland verbleef en dat hij zich schuldig had gemaakt aan overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. De politierechter legde een gevangenisstraf van drie maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukte het belang van naleving van het vreemdelingenbeleid en de gevolgen van het niet naleven daarvan.