ECLI:NL:RBOVE:2013:2686

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
08/730558-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van kind en poging tot doodslag op echtgenote met vrijwillige terugtred

Op 12 november 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn kind en poging tot doodslag op zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juli 2013 in Rijssen zijn echtgenote heeft mishandeld door haar bij de keel te grijpen en haar te wurgen, terwijl hij wist dat dit tot de dood van zijn echtgenote kon leiden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor de poging tot doodslag, omdat hij vrijwillig is teruggetreden van zijn handelen. Voor de mishandeling van zijn kind, waarbij de verdachte zijn zoon in het gezicht heeft geslagen, werd hij wel schuldig bevonden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 43 dagen geëist, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien dagen op, met daarnaast een voorwaardelijke taakstraf van dertig uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de impact van zijn daden op zijn gezin. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld binnen het gezin en de noodzaak van hulpverlening voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730558-13
Datum vonnis: 12 november 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Verheul en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. M.H. van der Linden, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:geprobeerd heeft zijn echtgenote van het leven te beroven door op haar te gaan zitten, haar keel/hals met beide handen vast te pakken en haar keel dicht te drukken dan wel geprobeerd heeft haar door die handelingen zwaar te mishandelen dan wel haar door die handelingen heeft mishandeld;
feit 2:geprobeerd heeft zijn zoon zwaar te mishandelen door hem met beide handen bij zijn keel/hals te pakken en de keel/hals van hem dicht te drukken dan wel zijn zoon heeft mishandeld door hem in zijn gezicht te slaan/stompen en hem met beide handen bij zijn keel/hals te pakken en de keel/hals van hem dicht te drukken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juli 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn,
verdachtes echtgenote, althans een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven
te beroven, met dat opzet op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of is blijven zitten
en/of (vervolgens) de keel/hals van die [slachtoffer 1] met beide handen heeft
vastgepakt en/of (vervolgens) de keel/hals/luchtpijp van die [slachtoffer 1] (met
kracht) heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 09 juli 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn,
verdachte’s, echtgenoot, althans aan een persoon genaamd [slachtoffer 1],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, op die Van
Os is gaan zitten en/of is blijven zitten en/of (vervolgens) de keel/hals van
die [slachtoffer 1] met beide handen heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de
keel/hals/luchtpijp van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgedrukt en/of
dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 09 juli 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1]
, op/tegen haar rug heeft geslagen/gestompt en/of op/tegen haar borst
heeft geslagen/of gestopt, althans meermalen, althans eenmaal, op tegen haar
lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) op haar is gaan zitten
en/of haar met beide handen bij haar keel/hals heeft vastgepakt en/of haar
keel/hals/luchtpijp heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 09 juli 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn,
verdachte’s, kind, althans een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] met beide handen,
bij zijn keel/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (krachtig) heeft
vastgehouden en/of (met kracht) in de keel/hals van die [slachtoffer 2] heeft
geknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 09 juli 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2],
meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen zijn gezicht heeft geslagen/gestompt
en/of met beide handen bij zijn keel/hals heeft gepakt en/of (vervolgens) (met
kracht) in zijn keel/hals heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft voor wat betreft feit 1 gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, maar hij acht verdachte niet strafbaar omdat sprake is van vrijwillige terugtred. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor het onder 2 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Feit 1
5.1.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De verdediging stelt primair dat verdachte geen opzet had op de dood van zijn vrouw, zodat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
5.1.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 9 juli 2013 slaat verdachte zijn echtgenote [slachtoffer 1], die in bed in haar woning in Rijssen ligt, in een woede-uitbarsting met een schoen op haar rug. [slachtoffer 1] ligt op dat moment onder het dekbed op haar zij, met haar rug naar verdachte toe. [slachtoffer 1] keert zich daarna op haar zij, met haar gezicht naar verdachte toe en dan gaat verdachte bovenop haar zitten. Hij pakt haar met beide handen om haar keel/hals en drukt haar keel/hals/luchtpijp dicht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens het dichtdrukken van de keel/hals/luchtpijp wist dat zijn handelen tot de dood van zijn echtgenote zou kunnen leiden. Hij heeft ook verklaard dat hij tot zijn handelen is gekomen omdat hij wilde dat er een einde aan de problemen zou komen.
De rechtbank stelt óók vast dat verdachte in het korte tijdsbestek waarin dit alles zich afspeelde, zélf de beslissing heeft genomen te stoppen met het dichtdrukken van de keel toen hij zich realiseerde dat het doden van zijn echtgenote geen oplossing was.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad op het van het leven beroven van zijn echtgenote. Hij wilde door zijn handelen een einde maken aan de problemen tussen hem en zijn echtgenote. Hij wist in de korte tijd van het dichtdrukken van haar keel, dat dit tot de dood van zijn echtgenote zou kunnen leiden. Hij heeft dus willens en wetens geprobeerd zijn vrouw van het leven te beroven.
5.2
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het onder feit 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 juli 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zijn, verdachtes, echtgenote genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en is blijven zitten en vervolgens de keel/hals van die [slachtoffer 1] met beide handen heeft vastgepakt en vervolgens de keel/hals/luchtpijp van die [slachtoffer 1] (met kracht) heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 9 juli 2013 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten, opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer 2], meermalen, in/op/tegen zijn gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6.1
Feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte weliswaar een begin van uitvoering heeft gemaakt met het om het leven brengen van zijn echtgenote, maar dat hij tijdig tot bezinning is gekomen en zijn poging heeft gestaakt. In juridische termen is er sprake van vrijwillige terugtred. Het onder 1 bewezenverklaarde feit is daarom niet strafbaar en verdachte zal daarvoor van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
6.2
Feit 2
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 300 en 304 Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte voor feit 2

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het onder 2 bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zijn zoon mishandeld door hem een aantal keren in het gezicht te slaan. Dit gebeurde nadat de zoon had geprobeerd zijn moeder te ontzetten toen zij door verdachte dreigde te worden gewurgd.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank houdt rekening met de over verdachte uitgebrachte rapportages van zowel de psycholoog als de reclassering. In die rapporten wordt kort gezegd beschreven dat verdachte te kampen had met een stoornis in emoties en gedrag én met een partnerrelatieprobleem. De rechtbank concludeert met de psycholoog op basis van diens bevindingen dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor het feit waarvoor hij wordt veroordeeld.
Het strafadvies van de reclassering en de psycholoog strekt tot het opleggen van een voorwaardelijke straf, gericht op hulp van en toezicht door de reclassering en ter voorkoming van de laag/gemiddeld ingeschatte recidivekans. Die hulp behelst ook het volgen van een budgetteringscursus. Als mocht blijken dat er meer diepgaande, psychologische, hulp zou moeten volgen, zou verdachte moeten meewerken aan een verwijzing naar de psychologische polikliniek De Tender. Een werkstraf wordt afgeraden omdat één van de problemen van verdachte is dat hij zichzelf overbelast.
Bij het bepalen van soort en omvang van de straf geldt ook het volgende. Mishandeling door te slaan wordt over het algemeen bestraft met een geldboete. Maar mishandeling door een vader van zijn kind, wordt in de regel zwaarder bestraft. De rechtbank vindt een geldboete om een aantal redenen geen passende straf. In de eerste plaats omdat de verdachte zijn zoon, nadat deze zijn moeder had proberen te ontzetten, een aantal keren geslagen heeft. In de tweede plaats omdat de financiële situatie van verdachte en zijn gezin de oplegging van een geldboete niet toelaat.
Gelet op alle omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke taakstraf passend is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 46b Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair of onder 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit 1
- verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte daarvoor van alle strafvervolging;
strafbaarheid feit 2 subsidiair
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen zijn kind;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. F.C. Berg en
mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05QE 2013068933, gesloten op 11 juni 2013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op 9 juli 2013 ben ik thuis in Rijssen naar bed gegaan. Opeens zag en voelde ik dat [verdachte] bovenop mij kwam zitten. Hij pakte mij met beide handen bij de keel en kneep mijn keel dicht. Ik had het erg benauwd. Hij kneep mij de adem af, seconden lang. Hij deed mij ook pijn.
Daarna ontstond de worsteling met [slachtoffer 2]. Ik heb gezien dat [verdachte] [slachtoffer 2] sloeg in zijn gezicht.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], pagina 26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 9 juli 2013 hoorde ik bij de slaapkamer van mijn ouders in Rijssen stikkende geluiden. Ik zag mijn vader boven op mijn moeder zitten. Ik zag dat mijn vader mijn moeder met beide handen om haar keel vasthad en mijn moeder aan het wurgen was. Ik hoorde dat mijn moeder hapte naar lucht en stikkende geluiden maakte.
Mijn vader gaf me toen een klap met de vlakke hand in mijn gezicht. Ik sloeg mijn vader weg en ik voelde dat hij mij sloeg en dat dit pijn deed. Hierop sloeg hij mij weer en hierna heeft hij mij nog drie klappen met de vlakke hand in mijn gezicht gegeven.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 oktober 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Ik ben op 9 juli 2013 in Rijssen bovenop mijn vrouw gaan zitten en heb haar toen bij de keel gegrepen met twee handen. Ik had haar vast bij haar keel. Ik wist toen dat als je iemand zo langere tijd de keel dichtdrukt, die persoon het leven kan laten. Ik wilde zo een einde aan onze problemen maken.
Ik heb daarna mijn zoon in zijn gezicht geslagen.
Ik beken wat op de tenlastelegging staat, wat ik tegen mijn vrouw en zoon gedaan zou hebben.