ECLI:NL:RBOVE:2013:2683

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
05-004354-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Hendriks
  • mr. Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de geldigheid van oproeping en dagvaarding in strafzaak met betrekking tot hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 25 oktober 2013, stond de verdachte terecht voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De politierechter, mr. Hendriks, moest oordelen over de geldigheid van de oproeping die de verdachte had ontvangen, aangezien er ook een dagvaarding was uitgegeven die niet was aangekomen. De verdachte was niet verschenen, noch zijn raadsman, mr. J.W. Bosman. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van acht weken en verbeurdverklaring van het in beslag genomen gereedschap. De politierechter oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de zitting en dat de oproeping geldig was, ondanks de verwarring met de dagvaarding. De politierechter verwierp het verzoek van de raadsman om de zaak aan te houden, omdat de zaak als eenvoudig werd beschouwd en de verdachte voldoende tijd had gehad om zich voor te bereiden. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit, en kreeg hij een gevangenisstraf van acht weken opgelegd. De politierechter verklaarde ook de in beslag genomen goederen verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 05-004354-13
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting op 25 oktober 2013
Tegenwoordig: mr. Hendriks, politierechter,
mr. Koekkoek, officier van justitie,
en Dijk, griffier.
De politierechter doet de zaak tegen de verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [woonplaats],
wonende in [woonplaats], [adres b],
is niet verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. J.W. Bosman, advocaat te Almelo, is evenmin verschenen.
De politierechter verleent verstek.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt mee de korte inhoud van:
1. het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte proces-verbaal, met bijlagen, dossiernummer PL05GH 2013000227, van de regiopolitie
Twente, cluster Midden, Team Hengelo Midden, van 14 februari 2013;
2. een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 30 september 2013.
De officier van justitie voert het woord en vordert dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken. Het in beslag genomen gereedschap dient te worden verbeurd verklaard.
De officier van justitie legt haar vordering aan de politierechter over.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt direct mondeling uitspraak te zullen doen. Hij deelt mede dat de uitspraak schriftelijk zal worden uitgewerkt door een aantekening van het vonnis in het proces-verbaal der terechtzitting.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Overeenkomstig de dagvaarding.

2.De voorvragen

Met betrekking tot de geldigheid van de oproeping dan wel de dagvaarding overweegt de politierechter als volgt.
Op 10 januari 2013 is aan verdachte in persoon een dagvaarding uitgereikt onder bovenstaand parketnummer om te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter op 7 maart 2013. Deze dagvaarding is nadien door de officier van justitie ingetrokken. Vervolgens is aan verdachte op 18 maart 2013 in persoon een dagvaarding uitgereikt om te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter op 29 april 2013. Ook deze dagvaarding is door de officier van justitie ingetrokken. Op 10 juni 2013 was de strafzaak van verdachte ook geappointeerd voor de zitting van de politierechter. De op die dagvaarding betrekking hebbende akte van uitreiking is teruggekomen met daarop de aantekening dat het stuk niet is afgehaald. Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 16 augustus 2013 is een vierde dagvaarding voor verdachte onder bovenstaand parketnummer nietig verklaard.
Op 17 september 2013 is door het openbaar ministerie een dagvaarding aangemaakt voor de zitting van 25 oktober 2013 en verzonden naar het adres [adres a] in [plaats]. Blijkens een akte van uitreiking van 25 september 2013 was verdachte niet meer op dit adres woonachtig. Daarop is op 3 oktober 2013 een
dagvaardingaangemaakt voor de zitting van 25 oktober 2013 met als adres de [adres b] in [plaats] (GBA-adres). Vervolgens is op 17 oktober 2013 een
oproepingaangemaakt voor de zitting van 25 oktober 2013 met als adres de [adres b] in [plaats]. Tenslotte is op 24 oktober 2013 een dagvaarding aangemaakt met als adres de [adres a] in [plaats] voor de zitting van 25 oktober 2013.
Voor zover voor de zitting van 25 oktober 2013 een oproeping is uitgestuurd, is dat niet juist nu dit een dagvaarding had moeten zijn. In het dossier bevindt zich geen akte van uitreiking aan verdachte van de oproeping en evenmin van de dagvaardingen voor de zitting van 25 oktober 2013.
De politierechter heeft op 24 oktober 2013 van een medewerkster van de strafgriffie vernomen dat op woensdag 23 oktober 2013 door een medewerker van het Juridisch Loket in Almelo telefonisch contact met haar was opgenomen. De medewerker van het Juridisch Loket vertelde aan de medewerkster van de strafgriffie dat zich bij het Juridisch Loket een man, te weten [verdachte], gemeld had die vroeg wat hij moest doen nu hij een oproeping had ontvangen om op vrijdag 25 oktober 2013 ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Almelo te verschijnen. Betrokkene zou tegen de medewerker van het Juridisch Loket gezegd hebben niet te weten waarvoor hij naar de rechtbank moest komen. Vervolgens is door de medewerkster van de strafgriffie aan de hand van het opgegeven parketnummer nagegaan ter zake van welk(e) feit(en) betrokkene ter terechtzitting van de politierechter was opgeroepen. Zij heeft vervolgens aan de medewerker van het Juridisch Loket op 23 oktober 2013 medegedeeld dat het inzake het op de oproeping vermelde parketnummer ging om een hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. Vervolgens is op donderdag 24 oktober 2013 in de ochtend aan mr. Bosman, advocaat te Almelo, op zijn verzoek door de griffie van de rechtbank het op de strafzaak van verdachte betrekking hebbende strafdossier per e-mail toegezonden. In de middag van 24 oktober 2013 werd de medewerkster van de strafgriffie gebeld door mr. Bosman voornoemd, die haar mededeelde dat hij door verdachte was verzocht hem ter terechtzitting op 25 oktober 2013 bij te staan als raadsman. De raadsman had aan de medewerkster van de strafgriffie voorts te kennen gegeven dat verdachte een oproeping had ontvangen in plaats van een dagvaarding en om die reden niet ter terechtzitting zou verschijnen.
De politierechter heeft na kennisneming hiervan een e-mailbericht gestuurd naar de zaaksofficier van justitie met het verzoek alsnog aan verdachte een dagvaarding te sturen. De politierechter had op dat moment niet paraat dat aan verdachte in een eerder stadium reeds dagvaardingen in persoon waren uitgereikt die betrekking hadden op de strafzaak met onderhavig parketnummer. Evenmin had de politierechter op die donderdagmiddag 24 oktober 2013 paraat dat voor de zitting van 25 oktober 2013 ook reeds dagvaardingen waren gestuurd naar een tweetal adressen van betrokkene zonder dat daarvan een akte van uitreiking was teruggekomen. Het betreffende e-mailbericht is in het dossier gevoegd.
De politierechter is van oordeel dat op basis van de gang van zaken zoals die zich heeft voorgedaan buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van het feit dat zijn strafzaak met bovenstaand parketnummer op 25 oktober 2013 om 09.45 uur ter behandeling ter terechtzitting van de politierechter in Almelo was geappointeerd. Dit impliceert dat de oproeping die verdachte kennelijk heeft ontvangen voor deze zitting op zichzelf geldig is. Het feit dat het openbaar ministerie naast een dagvaarding (waarvan niet is gebleken dat deze verdachte heeft bereikt) daarnaast ook een oproeping met hetzelfde parketnummer aan verdachte voor deze zitting heeft laten uitgaan, staat aan een behandeling ter terechtzitting van heden niet in de weg. Gelet immers op de mededeling van de medewerkster van de strafgriffie op 23 oktober 2013 aan de medewerker van het Juridisch Loket met betrekking tot het onderwerp van de zitting waarvoor verdachte was opgeroepen en voorts het feit dat aan de raadsman van verdachte op zijn verzoek in de ochtend van 24 oktober het strafdossier per e-mail was toegezonden, gevolgd door de telefonische mededeling van de raadsman aan de medewerkster van de strafgriffie op diezelfde dag - nadat hem eerder die dag het strafdossier was toegestuurd - dat verdachte op 25 oktober 2013 niet zou verschijnen ter terechtzitting van de politierechter omdat hem in plaats van een dagvaarding een oproeping was toegezonden, staat het naar het oordeel van de politierechter vast dat verdachte op de hoogte was van de aard van de verdenking die tegen hem was gericht en waarvoor hij zich heden diende te verantwoorden. Daarbij komt ook nog dat - zoals hiervoor overwogen - aan verdachte eerder in persoon dagvaardingen onder bovenstaand parketnummer zijn uitgereikt, die vervolgens door het openbaar ministerie weer zijn ingetrokken. Ten slotte blijkt uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie niet dat er nog andere tegen verdachte openstaande zaken zijn. Verdachte is dan ook niet in zijn verdediging geschaad door het niet ontvangen van een dagvaarding voor de zitting van heden nu hij naar het oordeel van de politierechter zeer wel op de hoogte was van de tegen hem aanhangig gemaakte strafbare feiten.
Bij faxbericht van 24 oktober 2013, ingekomen ter griffie in Almelo op 25 oktober 2013, heeft de raadsman in navolging van zijn eerder op 24 oktober 2013 telefonisch gedane mededeling aan de medewerkster van de strafgriffie, ook schriftelijk laten weten niet ter terechtzitting aanwezig te zullen zijn nu naar zijn mening de oproeping van zijn cliënt nietig is vanwege het feit dat zijn cliënt had moeten worden gedagvaard in plaats van opgeroepen. Daarnaast heeft de raadsman in datzelfde faxbericht laten weten dat hij zich gelet op de korte tijd gelegen tussen het moment waarop hij in het bezit is gekomen van het onderhavige strafdossier en de behandeling ter terechtzitting zijn verdediging niet adequaat heeft kunnen voorbereiden. De raadsman heeft verzocht om in overleg met hem een nieuwe zittingsdatum te bepalen. De politierechter vat dit verzoek van de raadsman op als een verzoek strekkende tot aanhouding van de zaak indien en voor zover de politierechter de oproeping niet nietig mocht verklaren. Zoals hiervoor overwogen, is de politierechter van oordeel dat de oproeping geldig is en dat verdachte ook wist ter zake van welke feiten hij terecht moest staan. In het licht daarvan wijst de politierechter het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling van de zaak, gehoord de officier van justitie, af nu het naar het oordeel van de politierechter in de onderhavige zaak om een bewijstechnisch eenvoudige zaak gaat van geringe omvang met een volledig bekennende verdachte. Naar het oordeel van de politierechter heeft de raadsman voldoende tijd gehad om van het dossier kennis te nemen (het dossier is hem op 24 oktober 2013 per e-mail toegezonden) terwijl hij blijkens zijn mededeling aan de medewerkster van de strafgriffie op 24 oktober 2013 die middag met zijn cliënt over de zaak heeft gesproken.
Het verweer van de raadsman strekkende tot nietigheid van de oproeping wordt verworpen. Voor zover de raadsman verzocht heeft om de behandeling van de strafzaak tegen zijn cliënt aan te houden omdat hij zich onvoldoende heeft kunnen voorbereiden, wordt dat verzoek om de hiervoor aangegeven redenen afgewezen.
De politierechter is overigens van oordeel dat hij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring [1]
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 januari 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv;
2. Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 14 februari 2013, voor zover van belang;
3. Het proces-verbaal van aangifte van [R], namens Enexis, van 14 januari 2013, voor zover van belang.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen houden in de redengevende feiten en omstandigheden dat de hierna bewezenverklaarde feiten door verdachte zijn begaan.

4.Bewezenverklaring

De politierechter is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 december 2012 tot 2 januari 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente opzettelijk heeft geteeld en bewerkt, in een pand aan de [adres c] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 350 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij in de periode van 1 december 2012 tot 2 januari 2013 te Delden, gemeente Hof van Twente met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis B.V, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De politierechter heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De politierechter acht niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het sub 1 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet. Het sub 2 bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 311. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 het misdrijf
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf en/of maatregel

7.1
De bijzondere redenen hiervoor
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de politierechter de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op professionele wijze exploiteren van een hennepkwekerij met als achterliggende gedachte om hiermee in een betere financiële positie te geraken. Door het in werking hebben van een dergelijke kwekerij wordt de relatieve beschikbaarheid van dit middel vergroot. Daarnaast heeft verdachte op onoordeelkundige wijze stroom afgetapt buiten de meter om. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het op een dergelijke wijze illegaal afnemen van elektriciteit gevaar voor brand in de woning had kunnen ontstaan en daarmee ook voor de aangrenzende percelen.
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn oriëntatiepunten vastgesteld voor het in werking hebben van een hennepkwekerij. In geval er sprake is van een kwekerij met tussen de 100 en 500 planten geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 6 weken. Daarbij gevoegd het feit dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan een gekwalificeerde diefstal dient naar het oordeel van de politierechter aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te worden opgelegd voor de duur van 8 weken.
7.2
De straf en/of maatregel
De politierechter:
  • veroordeelt verdachte tot een
  • verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen:
- gereedschapskist;
- meerdere boren en beitels ten behoeve van de boormachine;
- divers isolatiemateriaal;
- trolleykoffer;
- boormachine;
- 3 rollen plakband;
- 1 zak tie wrap;
- bevestigingsmateriaal;
- boormachine;
- dopsleutelset;
- decoupeerzaag;
- nietmachine,
nu deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de strafbare feiten zijn begaan. De politierechter heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 24, 33, 33a, 57 en 91 Sr.
Dit proces–verbaal is door de politierechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal zijn dit in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal.