ECLI:NL:RBOVE:2013:2669
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Bijdrage in woonlasten na beëindiging affectieve relatie en eigendom woning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee partijen die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De eiser, die in de woning woont, vorderde dat de gedaagde, die de woning had verlaten, bij zou dragen aan de woonlasten. De eiser stelde dat hij niet in staat was om de lasten alleen te dragen en dat er een spoedeisend belang was om een betalingsachterstand te voorkomen, wat zou leiden tot verlies van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De gedaagde betwistte het spoedeisend belang en voerde aan dat de eiser in staat was om de lasten alleen te dragen, gezien zijn hogere inkomen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een gemeenschap in de zin van het Burgerlijk Wetboek, waarbij beide partijen ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de woning. De rechter stelde vast dat de gedaagde, ondanks haar vertrek, verplicht was bij te dragen aan de uitgaven die voortvloeien uit de gezamenlijke eigendom. De voorzieningenrechter oordeelde dat het redelijk was dat de gedaagde na aftrek van gebruikerskosten een bedrag ter hoogte van een derde van de uitgaven ten behoeve van de gemeenschap bijdraagt, totdat de woning aan de eiser of een derde is verkocht en geleverd.
De rechter wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van € 1350,-- voor de periode van juni tot en met oktober 2013, en € 270,-- per maand vanaf november 2013. De vorderingen van de gedaagde in voorwaardelijke reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.