ECLI:NL:RBOVE:2013:2633

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 oktober 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
144861 KG ZA 13-349
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot medewerking aan verkoop van woningen in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en samen drie kinderen hebben. De eiseres vorderde dat de gedaagde partij zou meewerken aan de verkoop van twee woningen die tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren. De eiseres stelde dat de gedaagde partij de verkoop van de woningen traineert en dat er een reëel bod van buren op de woningen is gedaan, dat niet wordt geaccepteerd door de gedaagde. De gedaagde daarentegen betwistte dat zij niet meewerkt aan de verkoop en gaf aan dat zij verschillende stappen heeft gezet in het verkoopproces. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiseres prematuur was, omdat er nog geen echtscheidingsprocedure aanhangig was gemaakt en partijen nog in onderhandeling waren over diverse aspecten van hun scheiding, waaronder alimentatie en de verdeling van de boedel. De rechter concludeerde dat er onvoldoende spoedeisend belang was om de vordering toe te wijzen, aangezien beide partijen in staat waren om aan hun hypothecaire verplichtingen te voldoen en er geen financiële noodsituatie was die een spoedige verkoop noodzakelijk maakte. De vordering werd afgewezen en elke partij werd opgedragen om de eigen kosten te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 144861 KG ZA 13-349
Uitspraak : 30 oktober 2013 (s.r.)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eisende partij, hierna ook wel [eiseres] te noemen,
advocaat: mr. M.E. Kikkert te Enschede,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij, hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
advocaat: mr. P.P.J.T.M. Seelen te Vriezenveen.

1.de procedure

[eiseres] heeft bij dagvaarding een vordering ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en heeft [gedaagde] daarbij opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
[gedaagde] heeft producties in het geding gebracht.
De vordering is behandeld ter terechtzitting van 25 oktober 2013. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. Kikkert. Ook [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. Seelen.
[eiseres] heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde, [gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd, waartoe haar gemachtigde gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen.
Ter zitting is gebleken dat bij de aan de rechtbank toegezonden dagvaarding niet alle daarbij behorende producties zijn gehecht. Partijen beschikken ieder wel over een exemplaar van de dagvaarding met alle bijlagen. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiseres] alsnog de ontbrekende producties in het geding gebracht, waartegen de gemachtigde van [gedaagde] geen bezwaar heeft.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.de feiten

Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en hebben samen drie kinderen. De samenlevingsrelatie is sinds april 2012 beëindigd en partijen zijn sinds dat moment met behulp van een mediator bezig om te komen tot het opstellen van een ouderschapsplan, afspraken over alimentatie en verdeling van de boedel. Er is nog geen echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt.
Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren twee naast elkaar gelegen woningen aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats]. [adres 1] betreft een kleine en oudere woning en [adres 2] betreft een in 2005 gebouwd vrijstaand huis. [eiseres] woont momenteel met één van de kinderen in het pand [adres 2] en [gedaagde] met de twee andere kinderen in het pand [adres 1].
Sinds maart 2013 hebben partijen de volgende afspraak over de verdeling van de hypotheekkosten voor beide woningen: [eiseres] betaalt 72% van de hypotheekkosten en [gedaagde] betaalt 28%.

3.de standpunten van partijen

3.1
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] op straffe van een dwangsom te veroordelen om medewerking te verlenen aan verkoop en overdracht van de woningen aan [adres 1] en [adres 2] te [plaats], via een door [eiseres] aan te wijzen notaris, daaronder begrepen het aanstellen van een makelaar door [eiseres] en het tekenen van het koopcontract door [gedaagde] en, indien [gedaagde] haar medewerking daaraan weigert, te bepalen dat het vonnis in plaats zal treden van de vereiste medewerking van [gedaagde].
3.2
[eiseres] stelt daartoe dat [gedaagde] het te koop zetten en verkopen van de woningen traineert. Verschillende makelaars hebben de woningen inmiddels getaxeerd, maar er is nog altijd geen opdracht verleend, omdat [gedaagde] dan weer bezwaar heeft tegen de voorgestelde vraagprijs, dan weer tegen de berekende courtage. Buren van partijen hebben inmiddels voor de tweede keer een bod op de beide woningen uitgebracht, welk bod volgens één van makelaars als een reële prijs moet worden beschouwd, maar [gedaagde] vindt het bod te laag en het kan dus niet worden aanvaard.
[eiseres] heeft belang bij een spoedige verkoop van de woningen, zodat zij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. Beide partijen hebben belang bij het aanvaarden van het bod van de buren, omdat deze een reële prijs bieden en de verkopers snel van de woningen af zijn zonder makelaarskosten te maken.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd; zij betwist dat zij niet meewerkt aan verkoop van de woningen. Sinds januari 2013 zijn partijen bezig met de verkoop en het is juist [gedaagde] die verschillende stappen heeft gezet. Het bod dat de buren hebben gedaan is veel te laag in verhouding tot de vraagprijs die was bepaald. Met één van de makelaars wilde [gedaagde] niet verder omdat hij de vraagprijs plotseling wilde verlagen, een andere makelaar bleek een andere courtage te hanteren dan die hij in zijn advertenties vermeldde. Dat er nog geen goede en betrouwbare makelaar is gevonden, betreurt ook [gedaagde]. Partijen zijn nog steeds met een mediationtraject bezig voor het regelen van alle aspecten van de voorgenomen echtscheiding, waaronder eventueel het verdelen van een of beide woningen, en deze procedure doorkruist dat.

4.de beoordeling

4.1
De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van [eiseres] voortvloeit uit haar stellingen en de aard van het gevorderde. De voorzieningenrechter zal daarom overgaan tot de materiele beoordeling van het onderhavige geschil.
4.2
De vordering van [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen om mee te werken aan verkoop en overdracht van de woningen, heeft een dermate vergaand en definitief karakter dat deze in het kader van een kort geding uitsluitend kan worden toegewezen indien er met mate grote mate van waarschijnlijkheid van kan worden uitgegaan dat de rechter in een bodemprocedure eveneens tot toewijzing zal beslissen, of indien sprake is van een zodanig (financiële) noodsituatie die onverwijld het treffen van de gevraagde voorziening rechtvaardigt.
Op basis van wat partijen naar voren hebben gebracht dient het gevorderde als prematuur te worden afgewezen, waarbij als eerste wordt opgemerkt dat nog geen echtscheidingsprocedure aanhangig is gemaakt. Wel zijn partijen met elkaar – met behulp van een mediator - in gesprek om een allesomvattende regeling te treffen. Daarbij bestaat kennelijk nog op allerlei punten discussie, zoals over de omgangsregeling, de alimentatie en over de wijze waarop (eventuele overwaarde van) de woningen tussen partijen moet worden verdeeld. Mede gezien het feit, dat op al die vlakken nog geen duidelijkheid bestaat, kan de voorzieningenrechter moeilijk inschatten, op basis van wat tot nu toe in de procedure is gebracht, of verkoop van één of van beide woningen, en zo ja tegen welke prijs, in een bodemprocedure zou worden toegewezen.
Daarbij wordt opgemerkt dat, ook indien wel een verzoek tot echtscheiding en/of boedelscheiding aanhangig zou zijn, het zeer de vraag is of de vordering om de uitspraak in kort geding uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zou worden toegewezen.
Indien een toewijzende uitspraak door een uitspraak in een bodemzaak of in hoger beroep ongedaan wordt gemaakt, valt de titel van verkrijging immers met terugwerkende kracht weg. Verkopen onder dergelijke omstandigheden brengt dus voor alle betrokken partijen, waaronder ook kopers en hypotheekverstrekkers, onzekerheid met zich mee. Medewerking aan verkoop en levering van een onroerende zaak aan derden leent zich daarom, bijzondere omstandigheden daargelaten, naar haar aard niet voor uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
Voor de afwijzing van de vordering in het onderhavige kort geding is verder van belang dat partijen tot nu toe kennelijk in staat zijn gezamenlijk aan de lopende hypothecaire verplichtingen te voldoen, terwijl beide partijen ook het woongenot hebben. Er is dus geen sprake van financiële druk, laat staan een financiële noodsituatie, die de verkoop van één woning of beide woningen op korte termijn noodzakelijk maakt.
De vordering van [eiseres] zal gezien het voorgaande worden afgewezen.
Omdat partijen echtelieden zijn, zal de voorzieningenrechter bepalen dat elke partij de eigen kosten draagt.
Rechtdoende in kort geding:
I Wijst de vorderingen af.
II. Bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en op
30 oktober 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.