Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
advocaat mr. H.J.M. van Denderen te Hengelo (Ov.),
[gedaagde],
advocaat mr. A.L. Ruiter te Enschede.
Het procesverloop
De comparitie is gehouden op 5 augustus 2013. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Vonnis is, na te zijn aangehouden, bepaald op vandaag.
De overwegingen
- ten behoeve van moeder, zoals schattenderwijs vermeld op een door gedaagde overgelegde opstelling;
- ten behoeve van eiseressen en gedaagde: gedaagde heeft eiseressen in januari 2009 ieder € 2.150,-- betaald;
- ten behoeve van gedaagde. Moeder heeft haar een bedrag ad € 5.000,-- geschonken. Gedaagde heeft -met toestemming van moeder- voor zichzelf kleding gekocht en moeder heeft bijgedragen in de kosten van een geluidsinstallatie;
- ten behoeve van eiseres sub 3: zij heeft € 1.000,-- ontvangen.
Artikel 3:194 BW is geplaatst in Afdeling 2 van Boek 3, genaamd "Enige bijzondere gemeenschappen". In artikel 3:189 BW is bepaald dat deze afdeling geldt voor, onder meer, de gemeenschap van een nalatenschap. Uit de stellingen van partijen, zoals neergelegd in hun processtukken en ter comparitie naar voren gebracht, volgt dat die gemeenschap van nalatenschap niet is verdeeld en nog altijd bestaat. Aldus kan artikel 3:194 BW toepassing vinden.
Het tweede lid van artikel 3:194 BW dient te worden gelezen in samenhang met het eerste lid van dat wetsartikel. Als er een boedelbeschrijving wordt opgemaakt en een deelgenoot daarbij opzettelijk goederen die tot de gemeenschap behoren verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, dan kan daar een sanctie op staan. Die sanctie is dat -als de deelgenoten een beroep doen op deze regel- het aandeel in de betrokken goederen wordt verbeurd ten gunste van de andere deelgenoten.
Partijen hebben in de comparitie verklaard dat er geen boedelbeschrijving is opgemaakt. Dat brengt mee dat gedaagde niet kan hebben verzwegen, zoek gemaakt of verborgen gehouden in de zin van artikel 3:194 BW. Omdat dit artikel toepassing mist, kan de gevorderde verklaring voor recht niet worden gegeven.
Eiseressen vorderen betaling door gedaagde aan hen van € 27.330,--, te vermeerderen met rente. Eiseressen hebben aangevoerd (dagvaarding sub 9.) dat gedaagde is
tekort geschoten in haar taak tot het behulpzaam zijn van de moeder van partijenbij het beheer van haar administratie althans door bovengenoemde opnamen enoverboekingen te doen heeft gedaagde onrechtmatig gehandeld als gevolg waarvande moeder van partijen althans de nalatenschap schade heeft geleden ter hoogte vande door gedaagde onverantwoord gelaten bedragen c.q. onttrokken bedragen.
Uit de stellingen van eiseressen volgt niet waar de onrechtmatigheid uit zou hebben bestaan. Eiseressen hebben naar voren gebracht dat zij gedaagde hebben verzocht om uitleg/ verantwoording met betrekking tot de overboekingen en opnamen die buiten het normale uitgavenpatroon van moeder lagen en dat gedaagde heeft nagelaten enige verklaring of uitleg te geven. Bij conclusie van antwoord heeft gedaagde inzicht gegeven in haar besteding van de betrokken gelden. Indien eiseressen van oordeel zijn dat gedaagde hen niet of onvoldoende inzicht heeft gegeven, brengt dat nog niet mee dat gedaagde daarmee onrechtmatig handelt en een schade ad € 23.370,-- aan eiseressen moet vergoeden.
Als partijen overgaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap, zal vermoedelijk aan de opstelling van een boedelbeschrijving niet kunnen worden ontkomen. Of en, zo ja: in hoeverre, door gedaagde aan haarzelf verrichte betalingen in een boedelbeschrijving moeten worden betrokken, gaat het bestek van de onderhavige procedure te buiten.
Uit het bovenstaande volgt dat ook de vordering tot betaling door gedaagde aan eiseressen van € 27.330,-- moet worden afgewezen.
5.
In de omstandigheid dat partijen zusters van elkaar zijn, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.