5.3De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Vaststelling feiten
Op basis van de hierna genoemde en opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 1 mei 2011 wordt in de gemeente Enschede een voetbalwedstrijd gespeeld tussen FC Twente en Willem II in het stadion van FC Twente, de Grolsch Veste. Het is een feit van algemene bekendheid dat tijdens een met publiek gespeelde wedstrijd veel mensen en hun meegebrachte bezittingen aanwezig zijn op van stoelen voorziene tribunes. Tijdens die wedstrijd is [getuige] als steward aanwezig in vak P. Hij ziet verdachte staan boven de gracht in vak P. Hij ziet dat verdachte een aansteker in zijn hand heeft. Hij ziet ook dat verdachte een vuurwerkbom van zich af in de gracht gooide, dat die bom hevig rookt en daarna ontploft. Na de ontploffing loopt verdachte op een afstand van twee à drie meter voorbij [getuige], die ziet dat hij een aansteker in zijn hand houdt en terugloopt naar zijn plek op de tribune in het vak.
Tijdens de ontploffing zijn ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als stewards werkzaam.
[slachtoffer 2] is als toeschouwer aanwezig. Zij bevinden zich volgens hun verklaringen op respectievelijk vier, anderhalf en vijf meter van het ontplofte projectiel. Alle drie verklaren zij dat de ontploffing een hevige knal gaf. Alle drie hebben zij daarna last van hun oren. [slachtoffer 3] heeft blijvende gehoorschade opgelopen.
Inconsistente verklaringen verdachte
Verdachte ontkent dat hij een explosief tot ontploffing heeft gebracht. Hij verklaart wel dat hij op 1 mei 2011 in Enschede tijdens de voetbalwedstrijd van FC Twente tegen Willem II in de Grolsch Veste aanwezig is geweest. Over de plek waar hij ten tijde van de ontploffing was, legt hij wisselende verklaringen af. Bij de politie zegt hij dat hij op het toilet was. Ter zitting van 6 november 2012 verklaart hij op de eerste vragen van de voorzitter dat hij in het stadion was en tijdens de ontploffing in vak P stond. Geconfronteerd met zijn verklaring over toiletbezoek bij de politie, herhaalt hij dat hij in het vak stond. Tijdens de zitting van 15 oktober 2013 trekt hij die verklaring in en herhaalt dat hij op het toilet was.
De rechtbank hecht de meeste waarde aan verdachtes verklaring over zijn aanwezigheid in vak P en zal die verklaring voor het bewijs gebruiken.
Betrouwbaarheid getuige [getuige]
De enige getuige die zich heeft gemeld en verdachte als de veroorzaker van de explosie heeft aangewezen is [getuige]. Hij heeft bij de politie een verklaring afgelegd op 11 mei 2011 en is als getuige ter zitting van 15 oktober 2013 gehoord.
Zijn betrouwbaarheid staat voor de officier van justitie vast maar is door de verdediging betwist.
De rechtbank verwerpt het betrouwbaarheidsverweer. Zij acht om de volgende redenen de verklaring van getuige [getuige] betrouwbaar.
De getuige heeft bij de politie gedetailleerd en innerlijk consistent verklaard. Ter zitting heeft hij onder ede verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld. Hij heeft ter zitting verdachte als de veroorzaker van de explosie herkend. Vervolgens heeft hij een verklaring afgelegd die op één hierna te bespreken onderdeel na, strookt met zijn verklaring bij de politie. Hij legt ter zitting uit hoe hij verdachte eerder die middag al in het stadion had gezien, hoe hij hem na de explosie herkende aan zijn gezicht en opvallende tatoeage, en dat verdachte eerder die avond een ander T-shirt droeg dan tijdens de explosie en beide keren een korte broek. Hij herkende hem ook tijdens een simultane fotobewijsconfrontatie (proces-verbaal pagina’s 83-88).
De rechtbank hecht er waarde aan dat de getuige een opleiding tot particulier beveiliger volgde en in het kader van het opdoen van ervaring als steward bij de wedstrijd aanwezig was. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij als steward op de mensen op de tribune lette. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hij een meer dan gemiddeld oplettende toeschouwer was. In dat verband acht de rechtbank ook van belang dat blijkens het proces verbaal van de zitting, de getuige op 15 oktober 2013, geconfronteerd met de tatoeage op verdachtes linker onderbeen, spontaan opmerkte dat die tatoeage er anders uitzag dan op 1 mei 2011. Daarop verklaarde verdachte dat hij zijn tatoeage in de tussenliggend periode had aangepast. Ten slotte hecht de rechtbank geen waarde aan de discrepantie tussen de getatoeëerde vlaggen, naar zeggen van verdachte van de gemeente Enschede en Algerije, waar de getuige spreekt over vlaggen van FC Twente en Marokko, maar daar niet geheel zeker van is. Wel neemt hij de cijfers [postcode] waar (proces-verbaal pagina 39), waarvan verdachte heeft verklaard dat hij die cijfers, zijn postcode, op zijn been heeft laten tatoeëren.
De enige discrepantie tussen de verklaringen van de getuige bij de politie en ter zitting is dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij verdachte zag gooien, maar dat hij dat zich dat ter zitting niet meer weet te herinneren. Gelet op het tijdsverloop tussen 1 mei 2011 en het verhoor ter zitting op 15 oktober 2013, tast dat de betrouwbaarheid van de getuige niet aan. Ook het feit dat verdachte vreesde voor zijn eigen veiligheid en daarom het voorval niet heeft gemeld bij de hoofdsteward maar direct na afloop wel bij zijn docent [docent] (pagina 42 dossier), doet aan zijn betrouwbaarheid geen afbreuk.
Gelet op het voorgaande en op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het tenlastegelegde bewezen