ECLI:NL:RBOVE:2013:2583

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
29 oktober 2013
Zaaknummer
08/700339-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van verdachte voor het gooien van een vuurwerkbom tijdens een voetbalwedstrijd met blijvende gehoorschade als gevolg

Op 29 oktober 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het gooien van een vuurwerkbom tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente tegen Willem II op 1 mei 2011. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, wat leidde tot gevaar voor de aanwezige toeschouwers en personeel. Een van de slachtoffers, [slachtoffer 3], liep blijvende gehoorschade op door de explosie. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het bezit van cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich aan bepaalde voorwaarden moest houden, waaronder een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigden, maar dat de kans op recidive laag was, waardoor een deel van de straf voorwaardelijk kon worden opgelegd. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor de geleden schade als gevolg van de explosie. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van explosieven in een publieke omgeving en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van anderen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700339-11
Datum vonnis: 29 oktober 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 november 2012 en 15 oktober 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair
tijdens een voetbalwedstrijd tussen FC Twente-Willem II opzettelijk een explosief voorwerp tot ontploffing heeft gebracht, waardoor gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te duchten was;
feit 1 subsidiair
door opzettelijk en met voorbedachte raad een explosief voorwerp tot ontploffing te brengen,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 1 meer subsidiair
door het opzettelijk en met voorbedachte raad tot ontploffing brengen van een explosief voorwerp geprobeerd heeft [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2
in de periode van 1 juli 2010 tot en met 1 september 2011 in Enschede meermalen opzettelijk cocaïne heeft verkocht en/of afgeleverd, en/of verstrekt en/of vervoerd danwel opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
feit 1 primair
hij op of omstreeks 1 mei 2011 in de gemeente Enschede, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Willem II op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen op de tribune en/of in de gracht voor de tribune, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de tribune, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 1 mei 2011 in de gemeente Enschede, aan (een) perso(o)n(en), genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvende) gehoorschade, heeft toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk in de nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Willem II op de tribune) een zogenaamde
vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 01 mei 2011 in de gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Willem II op de tribune) een zogenaamde vuurwerkbom, althans een explosief (voorwerp) aan te steken en/of tot ontploffing te brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 1 september 2011 in de gemeente Enschede en/of/althans (elders) in Nederland meermalen althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging voor de duur van het eerste jaar van de proeftijd van een stadionverbod en een meldplicht als bijzondere voorwaarde en met aftrek van voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dient toegewezen te worden, met oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36 f Sr. Tevens vordert de officier van justitie onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 2 t/m 5 op de beslaglijst. De voorwerpen onder de nummers 1 en 6 kunnen worden teruggegeven aan verdachte.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Feit 1
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 1 mei 2011 was verdachte in Enschede aanwezig in de Grolsch Veste tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Willem II. Tijdens deze wedstrijd is in de gracht voor de tribune een explosief voorwerp tot ontploffing gebracht in de nabijheid van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] heeft hierdoor blijvende gehoorschade opgelopen.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat gelet op de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder
1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Er is geen reden om aan de voor verdachte belastende verklaring van de getuige te twijfelen. Verdachte daarentegen heeft zijn verklaring meermalen gewijzigd. Zo heeft hij in eerste instantie tegenover de politie verklaard dat hij ten tijde van de ontploffing op het toilet was. Tijdens de zitting van 6 november 2012 verklaarde hij dat hij op dat moment wel in vak P aanwezig was geweest en tijdens de zitting op 15 oktober 2013 verklaart hij wederom dat hij toen op het toilet was. Door verdachte zijn geen getuigen aangedragen die kunnen bevestigen dat hij op het moment van de ontploffing niet aanwezig was in vak P. Dat plaatst hem op de plaats delict. Opmerkelijk is ook dat verdachte de oorspronkelijke tatoeage op zijn been heeft aangepast.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zodat een algehele vrijspraak van feit 1 dient te volgen. De verklaring van de getuige is onvoldoende specifiek en staat tegenover de consequente ontkenning van verdachte. Opvallend is ook dat de getuige zich bepaalde dingen wel en andere dingen helemaal niet weet te herinneren. Dat cliënt de tatoeage in een periode van tweeëneenhalf jaar heeft aangepast, is niet raar. Van belang is dat hij de tatoeage op beide zittingen heeft laten zien en dat de herkenning van de tatoeage door de getuige ter zitting van 15 oktober 2013 niet uitgesproken duidelijk was. Als er bij cliënt sprake was van boze opzet zou hij het tonen van zijn tatoeage hebben geweigerd en zich hebben beroepen op zijn zwijgrecht.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Vaststelling feiten
Op basis van de hierna genoemde en opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten vast.
Op 1 mei 2011 wordt in de gemeente Enschede een voetbalwedstrijd gespeeld tussen FC Twente en Willem II in het stadion van FC Twente, de Grolsch Veste. Het is een feit van algemene bekendheid dat tijdens een met publiek gespeelde wedstrijd veel mensen en hun meegebrachte bezittingen aanwezig zijn op van stoelen voorziene tribunes. Tijdens die wedstrijd is [getuige] als steward aanwezig in vak P. Hij ziet verdachte staan boven de gracht in vak P. Hij ziet dat verdachte een aansteker in zijn hand heeft. Hij ziet ook dat verdachte een vuurwerkbom van zich af in de gracht gooide, dat die bom hevig rookt en daarna ontploft. Na de ontploffing loopt verdachte op een afstand van twee à drie meter voorbij [getuige], die ziet dat hij een aansteker in zijn hand houdt en terugloopt naar zijn plek op de tribune in het vak.
Tijdens de ontploffing zijn ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als stewards werkzaam.
[slachtoffer 2] is als toeschouwer aanwezig. Zij bevinden zich volgens hun verklaringen op respectievelijk vier, anderhalf en vijf meter van het ontplofte projectiel. Alle drie verklaren zij dat de ontploffing een hevige knal gaf. Alle drie hebben zij daarna last van hun oren. [slachtoffer 3] heeft blijvende gehoorschade opgelopen.
Inconsistente verklaringen verdachte
Verdachte ontkent dat hij een explosief tot ontploffing heeft gebracht. Hij verklaart wel dat hij op 1 mei 2011 in Enschede tijdens de voetbalwedstrijd van FC Twente tegen Willem II in de Grolsch Veste aanwezig is geweest. Over de plek waar hij ten tijde van de ontploffing was, legt hij wisselende verklaringen af. Bij de politie zegt hij dat hij op het toilet was. Ter zitting van 6 november 2012 verklaart hij op de eerste vragen van de voorzitter dat hij in het stadion was en tijdens de ontploffing in vak P stond. Geconfronteerd met zijn verklaring over toiletbezoek bij de politie, herhaalt hij dat hij in het vak stond. Tijdens de zitting van 15 oktober 2013 trekt hij die verklaring in en herhaalt dat hij op het toilet was.
De rechtbank hecht de meeste waarde aan verdachtes verklaring over zijn aanwezigheid in vak P en zal die verklaring voor het bewijs gebruiken.
Betrouwbaarheid getuige [getuige]
De enige getuige die zich heeft gemeld en verdachte als de veroorzaker van de explosie heeft aangewezen is [getuige]. Hij heeft bij de politie een verklaring afgelegd op 11 mei 2011 en is als getuige ter zitting van 15 oktober 2013 gehoord.
Zijn betrouwbaarheid staat voor de officier van justitie vast maar is door de verdediging betwist.
De rechtbank verwerpt het betrouwbaarheidsverweer. Zij acht om de volgende redenen de verklaring van getuige [getuige] betrouwbaar.
De getuige heeft bij de politie gedetailleerd en innerlijk consistent verklaard. Ter zitting heeft hij onder ede verklaard dat hij bij de politie de waarheid heeft verteld. Hij heeft ter zitting verdachte als de veroorzaker van de explosie herkend. Vervolgens heeft hij een verklaring afgelegd die op één hierna te bespreken onderdeel na, strookt met zijn verklaring bij de politie. Hij legt ter zitting uit hoe hij verdachte eerder die middag al in het stadion had gezien, hoe hij hem na de explosie herkende aan zijn gezicht en opvallende tatoeage, en dat verdachte eerder die avond een ander T-shirt droeg dan tijdens de explosie en beide keren een korte broek. Hij herkende hem ook tijdens een simultane fotobewijsconfrontatie (proces-verbaal pagina’s 83-88).
De rechtbank hecht er waarde aan dat de getuige een opleiding tot particulier beveiliger volgde en in het kader van het opdoen van ervaring als steward bij de wedstrijd aanwezig was. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij als steward op de mensen op de tribune lette. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hij een meer dan gemiddeld oplettende toeschouwer was. In dat verband acht de rechtbank ook van belang dat blijkens het proces verbaal van de zitting, de getuige op 15 oktober 2013, geconfronteerd met de tatoeage op verdachtes linker onderbeen, spontaan opmerkte dat die tatoeage er anders uitzag dan op 1 mei 2011. Daarop verklaarde verdachte dat hij zijn tatoeage in de tussenliggend periode had aangepast. Ten slotte hecht de rechtbank geen waarde aan de discrepantie tussen de getatoeëerde vlaggen, naar zeggen van verdachte van de gemeente Enschede en Algerije, waar de getuige spreekt over vlaggen van FC Twente en Marokko, maar daar niet geheel zeker van is. Wel neemt hij de cijfers [postcode] waar (proces-verbaal pagina 39), waarvan verdachte heeft verklaard dat hij die cijfers, zijn postcode, op zijn been heeft laten tatoeëren.
De enige discrepantie tussen de verklaringen van de getuige bij de politie en ter zitting is dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij verdachte zag gooien, maar dat hij dat zich dat ter zitting niet meer weet te herinneren. Gelet op het tijdsverloop tussen 1 mei 2011 en het verhoor ter zitting op 15 oktober 2013, tast dat de betrouwbaarheid van de getuige niet aan. Ook het feit dat verdachte vreesde voor zijn eigen veiligheid en daarom het voorval niet heeft gemeld bij de hoofdsteward maar direct na afloop wel bij zijn docent [docent] (pagina 42 dossier), doet aan zijn betrouwbaarheid geen afbreuk.
Gelet op het voorgaande en op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het tenlastegelegde bewezen
Feit 2
5.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 1 september 2011 in Enschede ongeveer 21 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Die bewezenverklaring steunt op de bekennende verklaring van verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, Sv en de overige in de bijlage bij dit vonnis opgesomde bewijsmiddelen.
5.5
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primair
hij op 1 mei 2011 in de gemeente Enschede, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door tijdens de voetbalwedstrijd FC Twente-Willem II een explosief voorwerp tot ontploffing te brengen in de gracht voor de tribune, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te duchten was;
feit 2
hij op 1 september 2011 in de gemeente Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder de feiten 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 157 Sr en artikel 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
De overwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn geen oriëntatiepunten straftoemeting voor de bewezenverklaarde feiten vastgesteld. De rechtbank houdt bij het bepalen van de op te leggen straf daarom rekening met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Bewezenverklaarde feiten
Verdachte heeft tijdens een voetbalwedstrijd met publiek in de Grolsch Veste in Enschede opzettelijk een explosief tot ontploffing gebracht in de gracht voor de tribune. Daardoor ontstond gevaar voor de tribune en de spullen van de daar aanwezige toeschouwers en personeel en ook ontstond er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van de aanwezigen. [slachtoffer 3] heeft zelfs blijvende gehoorschade opgelopen. Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid cocaïne aanwezig gehad.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met de documentatie van verdachte van 17 oktober 2012 en met het over hem opgemaakt reclasseringsadvies van 24 november 2011.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat het feit zo ernstig is en voor de direct betrokkenen en de bezoekers van de voetbalwedstrijd zo verontrustend, dat in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komt. Verdachte heeft geen rekening gehouden met het feit dat zich in het stadion behalve volwassenen ook kinderen bevinden en dat zich in de buurt van de gracht waarin hij het explosief gooide doorgaans stewards bevinden. De gevolgen van zijn handelen zijn ernstig: drie personen hadden blijkens hun verklaringen last van hun oren na de explosie en voor [slachtoffer 3] is de gehoorschade blijvend. Gelet op het gevaarzettende karakter van het delict zal de rechtbank een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur opleggen. Teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, zal de rechtbank de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen. Nu de bewezenverklaarde feiten reeds in 2011 zijn gepleegd en de kans op recidive volgens de reclassering laag is, acht de rechtbank oplegging van een stadionverbod niet zinvol. Gelet op uitspraken in soortgelijke strafzaken komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, zoals genoemd op de beslaglijst onder de nummers 3 en 4, te weten acht smartseals met cocaïne en drie boterhamzakjes met cocaïne, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 tenlastegelegde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals genoemd op de beslaglijst onder de nummers 1, 2, 5 en 6, te weten een geldbedrag van € 855,-, een zwart polstasje en een rode en blauwe aansteker kunnen worden teruggegeven aan verdachte. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de bij verdachte thuis aangetroffen blauwe aansteker, een voorwerp is waarmee het onder 1 primair tenlastegelegde feit (mede) is begaan.

9.De schade van benadeelde

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende [woonplaats], [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 774,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • reiskosten € 24,36
  • immateriële schade van € 750,-
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 primair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
Gezien de aard van het letsel en de emotionele impact van het voorval voor de benadeelde, is naar het oordeel van de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 750,- redelijk en billijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 774,36 inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 primair is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 36b, 36c, 57 en 91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
het misdrijf: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
-
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijkmet een
proeftijd van twee jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen te weten
acht 8 smartseals met cocaïne en drie boterhamzakjes met cocaïne;
- gelast de teruggave aan verdachte van een geldbedrag van € 855,-, een zwart polstasje en een rode en blauwe aansteker.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M.H. van der Lecq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, rechercheteam Cluster Oost, Enschede, ARIN-team met nummer 2011047217. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair

1.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 november 2012, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:

Op 1 mei 2011 bevond ik mij in het stadion van FC Twente in Enschede. Ik stond op het vak P tijdens de ontploffing en hoorde een knal
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 oktober 2013, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige]:
Ik was op 1 mei 2011 tijdens de wedstrijd van FC Twente tegen Willem II als steward aanwezig in vak P van de Grolsch Veste in Enschede. Ik zag verdachte in vak P en herkende hem aan zijn gezicht omdat ik hem eerder die avond ook al had gezien. Ik zag eerder die avond ook dat hij een tatoeage op zijn linkerbeen had. Tijdens de wedstrijd zag ik verdachte op een afstand van 15 à 20 meter met een aansteker in zijn hand in de gracht van vak P staan. Ik heb wel gezien dat het explosief ontploft is. Ik heb bij de politie naar waarheid heb verklaard. Na de ontploffing liep verdachte op een afstand van twee à drie meter aan mij voorbij. Ik zag dat verdachte een aansteker in zijn hand hield en terug liep naar zijn plek op de tribune in zijn vak. Terwijl verdachte voorbij liep kon ik de tatoeage op het been van verdachte goed zien. Ik herken de hier in de zittingszaal aanwezige verdachte aan zijn gezicht als de persoon die toen de ontploffing heeft veroorzaakt.

3.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] op 11 mei 2011, pagina 38 e.v. voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik zag dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) een vuurwerkbom gooide op de grond in de gracht.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 mei 2011, pagina 20 e.v. voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik bevond mij gisteren in de Grolsch Veste te Enschede. Ik was daar aanwezig als steward.Ik stond met mijn rug naar het veld en had zicht op de tribune. Ik zag ineens rook en toen ik er naar keek zag ik een zwarte staaf, waar een rode steekvlam vanaf kwam, liggen in de gracht. Ik schat dat ik er zo ongeveer vier meter vanaf stond. Vervolgens keek ik weer naar de tribune. Opeens ontplofte het projectiel. Ik kan u zeggen dat het een enorme dreun was. Ik schrok ontzettend en viel haast van de trap. Ik voelde een stekende pijn in beide oren en ik had meteen last van evenwichtsstoornissen.
5.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 3 mei 2011, pagina 24 e.v. voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op mei 2011werd de wedstrijd FC Twente – Willem II gespeeld in stadion de Grolsch Veste in Enschede. Ik heb die wedstrijd bezocht. Ik zat op vak 103 dat deel uitmaakt van het gedeelte achter de goal en dat vak P wordt genoemd. Terwijl ik in de gracht voor vak P liep ging een vuurwerkbom af in de gracht. Ik liep op dat moment op een afstand van ongeveer 1,5 meter van die bom. De klap was zo ontzettend hard dat ik direct na de klap geen gehoor meer had in mijn rechteroor. Ik hoorde alleen maar een fluittoon. Dit heeft de hele middag en avond geduurd.
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 23 mei 2011, pagina 27 e.v. voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 mei 2011 had ik dienst als steward bij de voetbalwedstrijd FC Twente-Willem II in de Grolsch Veste te Enschede. Ik stond voor vak P. Ik hoorde iets op de grond vallen. Ik hoorde toen ook een sissend geluid in de gracht. Ik zag vanaf mij aan de rechterkant iets op de grond liggen. Ik schat dat de bom ongeveer vijf meter van mij af lag. Ik schat dat de bom ongeveer een lengte had van ongeveer twintig cm en een behoorlijke dikte. Ik liep naar de bom toe met de bedoeling om deze op te rapen en uit te drukken. Ik liep er naar toe en ik zag dat het geen rookbom of fakkel was. Ik draaide toen onmiddellijk om, om weg te lopen van de bom, maar toen ik dit deed ontplofte de bom. Ik kan u zeggen dat het een behoorlijke knal was. Ik voelde toen een hele harde druk aan mijn rechteroor. Ik was toen meteen doof aan mijn rechteroor. Ik was even verward want ik hoorde niets meer. Woensdag 18 mei ben ik naar het ziekenhuis geweest en ben ik naar de KNO-arts gegaan. Ik moest een gehoortest doen. Daaruit bleek dat mijn gehoor in het rechteroor schade heeft opgelopen. Volgens de arts kon ik bepaalde tonen niet goed meer horen.

7.

Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 6 juli 2011, betreffende
[slachtoffer 3], pagina 31, inhoudende:
Bij gehoormeting was er een verlies van hoge tonen rechts meer dan links.
Conclusie: gehoorverlies als gevolg van lawaaitrauma rechts (acuut, vuurwerkbom).
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 oktober 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2.
Het proces-verbaal van doorzoeking en inbeslagneming van de rechter-commissaris in de rechtbank Almelo belast met de behandeling van strafzaken van 1 september 2011,betrekking hebbende op de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van verdachte.
3.
Het proces-verbaal van expertise cocaïne van 1 september 2011 met bijlagen, pagina 62 e.v. opgemaakt door [verbalisant], voor zover inhoudende het relaas van verbalisant.
4.
Een geschrift, te weten een deskundigenrapport, genummerd 2011.09.14.007 (aanvraag 001), pagina 67 e.v. opgemaakt door Ing. P.H. Wallinga, werkzaam als vast gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, gesloten en getekend op 22 september 2011.