ECLI:NL:RBOVE:2013:2581

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2013
Publicatiedatum
28 oktober 2013
Zaaknummer
08.770190-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor seksuele handelingen met minderjarige nichtjes

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van seksuele handelingen met zijn minderjarige nichtjes. De verdachte, geboren in 1995, werd schuldig bevonden aan het plegen van seksuele handelingen met twee meisjes, die op het moment van de feiten respectievelijk 8 en 12 jaar oud waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het jongste slachtoffer en ontuchtige handelingen met beide slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 10 oktober 2013 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en de officier van justitie was ook aanwezig. De verdachte heeft de feiten bekend, wat leidde tot een versnelde procedure. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 196 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 150 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een straatverbod van 50 meter rondom hun woonadres. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de minderjarige leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten en de aanbevelingen van deskundigen over zijn ontwikkeling en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.770190-13
Uitspraak: 24 oktober 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag 1] 1995 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Pekkeriet-Bisschop, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. C.C.S. Bordenga-Koppes.

TENLASTELEGGING

De verdachte is – na wijziging tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
1.
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 12 december 2010 tot en met 08 mei 2013 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2003), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn (stijve) penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 december 2010 tot en met 08 mei 2013 te Steenwijk en/of te Tuk, althans in de gemeente Steenwijkerland, (telkens) met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2003) en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 2007), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het met een of meer vinger(s) en/of hand(en) voelen aan en/of betasten van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] en/of
- het met een of meer vinger(s) spreiden en/of uit elkaar drukken van de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of het met een of meer vinger(s) en/of de/een hand(en) voelen aan en/of aanraken van en/of betasten van de schaamlippen en/of de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 2].

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
Ten aanzien van feit 1
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2013;
  • Proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer 1]
- Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] [3]
Ten aanzien van feit 2
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2013;
  • Proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] [5]

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op enig tijdstip in de periode van 12 december 2010 tot en met 08 mei 2013 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2003), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn stijve penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 12 december 2010 tot en met 08 mei 2013 te Steenwijk en/of te Tuk, telkens met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2003) en [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 2007), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het met een hand betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het met een hand betasten van de vagina van die [slachtoffer 2].
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
1.
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht;
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd dat de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, veroordeeld zal worden tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk, onder aftrek van het voorarrest. Ook heeft zij gevorderd om de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd, namelijk een verplicht contact met de jeugdreclassering en een ambulante behandeling bij De Tender, inclusief de mogelijke klinische opname, met daarbij een contactverbod ten behoeve van de slachtoffers en een straatverbod van vijftig meter rondom de straat waar de slachtoffers woonachtig zijn.
Voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat zij het jeugdstrafrecht van toepassing acht en dat zij in dat licht de strafeis van de officier van justitie te hoog vindt. Ze heeft aangevoerd dat haar cliënt, ondanks dat hij zich hierin geen houding weet te geven, wel degelijk schuldbewust is en berouw heeft. Nu hij druk bezig is om aan zichzelf te werken zou een terugkeer in detentie betekenen dat al dat werk voor niets is geweest. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij een werkstraf. De door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden zijn wat haar cliënt betreft akkoord, ook als daardoor een klinische opname wordt opgelegd. Hij kan zich ook vinden in een contact- en straatverbod.
Voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsvrouw aangegeven dat haar cliënt bereid is deze te betalen. Zij heeft daarbij wel de kanttekening geplaatst dat hij op dit moment nog niet in staat is om te betalen.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft in een periode van ruim twee jaar driemaal seksuele handelingen bij zijn acht en twaalf jaar jongere nichtjes verricht, waarbij er bij één van hen tevens sprake is geweest van seksueel binnendringen. Verdachte, die in twee van de drie gevallen zelf ook nog minderjarig was, heeft vanuit een zekere nieuwsgierigheid gehandeld en heeft daardoor enkel oog gehad voor het bevredigen van zijn eigen behoeften. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van kinderen.
Waarom verdachte vanuit die nieuwsgierigheid tot deze delicten is gekomen, is, ook voor verdachte zelf, niet duidelijk geworden.
Over verdachte is een pro justitia dubbelrapportage opgemaakt.
De rechtbank leest in het rapport van de psychiater [6] dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, maar dat er wel pathologisch getinte verschijnselen aanwezig zijn die kunnen duiden op een kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een persoonlijkheidsprobleem. Daarbij noemt de psychiater als verschijnselen emotionele geslotenheid, vraagtekens bij verdachtes vermogen tot sociale wederkerigheid, zich moeilijk in anderen kunnen verplaatsen, onzekerheid, neiging tot perfectionisme en faalangst, een kwetsbaar gevoel van eigenwaarde en ontwijkende gedragskenmerken.
Met betrekking tot de kans op recidive heeft de psychiater aangegeven dat de drie incidenten overeenkomstige kenmerken vertonen op grond waarvan verdachte voldoet aan de kenmerken van een jeugdige gelegenheidspleger. De situatie lijkt zich als het ware aan verdachte te hebben voorgedaan, waarbij hij geen controlemogelijkheden had om die het hoofd te bieden. De psychiater adviseert, teneinde de persoonlijkheidsvorming in de juiste richting te doen plaatsvinden en scheefgroei te voorkomen, een poliklinische behandeling bij een instelling als De Tender.
Als laatste onderdeel in het rapport voert de psychiater argumenten aan die pleiten voor toepassing van het minderjarigenrecht. Het eerste aangevoerde argument is dat het grootste deel van de tenlastelegging op minderjarige leeftijd heeft plaatsgevonden. Als tweede argument geeft de psychiater aan dat er bij verdachte nog geen sprake is van een uitgerijpte persoonlijkheid. Volgens de psychiater is er in dat opzicht een wordingsproces gaande, waarvan gesteld zou kunnen worden dat het minderjarigenrecht meer dan het volwassenenrecht daarbij passend is. Een eventuele behandeling zou dan ook expliciet tot doelstelling kunnen hebben de verdere rijping van de persoonlijkheid te bevorderen. De psychiater geeft daarbij aan dat de onrijpheid ook betrekking lijkt te hebben op de seksuele ontwikkeling.
De rechtbank leest in het rapport van de psycholoog [7] dat bij verdachte geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, maar dat niet zonder meer kan worden uitgesloten dat de wel bij hem bestaande onvolledig uitgerijpte persoonlijkheidsstructuur mede redengevend is geweest voor zijn delictgedrag. Gezien verdachtes egocentrisch en ook wat wantrouwend gekleurde perspectief en zijn relatief beperkte zelfreflecterende en empathische vermogen zou het volgens de psycholoog voor verdachte toch wat lastig zijn om meer diepgaande en intieme (seksuele) relaties met leeftijdsgenoten aan te gaan. De psycholoog schat hierdoor het recidiverisico op langere termijn als gemiddeld in. Om dit risico te verkleinen adviseert de psycholoog ambulante behandeling dan wel begeleiding, gericht op persoonlijkheidsontwikkeling en psychoseksuele huishouding. In de (nog) niet volledig uitgerijpte persoonlijkheidsstructuur ziet de psycholoog net als de psychiater aanleiding voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
In het reclasseringsrapport [8] leest de rechtbank dat de reclassering de toepassing van het minderjarigenstrafrecht ondersteunt en, naast een meldplicht, een ambulante behandeling bij De Tender adviseert met de mogelijkheid tot een korte klinische opname.
Op grond van de omstandigheden dat twee van de tenlastegelegde voorvallen zijn gepleegd toen verdachte nog minderjarig was, alsmede gelet op de persoonlijkheid van verdachte, zoals naar voren is gekomen uit de rapportages en ter terechtzitting, zal de rechtbank met betrekking tot de gehele tenlastelegging het jeugdstrafrecht toepassen. Gelet enerzijds op de aard en ernst van de gepleegde feiten en anderzijds op rapportages die omtrent de persoon van verdachte zijn uitgebracht, acht de rechtbank het niet geboden om in deze zaak een zodanige straf op te leggen dat verdachte opnieuw in detentie komt te verkeren. De rechtbank zal wel een jeugddetentie opleggen, teneinde daarmee ook de ernst van de feiten te benadrukken, maar daarbij bepalen dat deze grotendeels voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden verbinden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte ter vergelding een betrekkelijk forse werkstraf opleggen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77c, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partijen

Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 3.093,41gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 3.093,41, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 2.750,- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 2.750,-, vermeerderd met de wettelijk rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partijen zal de rechtbank overeenkomstig artikel 77h van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsommen ten behoeve van de benadeelde partijen.

Beslissing

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
196 dagen.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering gebracht.
Van de jeugddetentie zal een gedeelte, groot
180 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren:
  • aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast wanneer de verdachte gedurende de proeftijd van twee jaren de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
  • de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij De Tender met de mogelijkheid van een klinische opname van maximaal zeven weken, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient zich binnen 3 dagen na onherroepelijk worden van het vonnis te melden bij M. Rebel van Reclassering en Jeugdzorg Leger des Heils Oost Nederland;
  • de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • de verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 50 meter van [adres] te Tuk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Voorts legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf, te weten de
werkstraftot het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende
150 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.

Schadevergoeding

Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Tuk, van een bedrag van € 3.093,41 (zegge: drieduizend drieënnegentig euro en eenenveertig cent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 december 2010 (de dag waarop het onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.093,41, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Tuk, van een bedrag van € 2.750,- (zegge: tweeduizend zevenhonderdvijftig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 mei 2013 (de dag waarop het onder 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.750,-, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. F. Koster en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Tactische Recherche, onder dossiernummer PL04RE 2013037677, opgemaakt op 13 juni 2013.
2.Opgemaakt op 16 mei 2013 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier (en zedenrechercheur) en hoofdagent (en zedenrechercheur i.o.), pag. 24 en 25.
3.Opgemaakt op 7 juni 2013 door [verbalisant 3], Senior Thematische Opsporing Tactische Recherche, pag. 47 tot en met 53, 67 en 68
4.Opgemaakt op 16 mei 2013 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier (en zedenrechercheur) en hoofdagent (en zedenrechercheur i.o.), pag. 22, 25, 26.
5.Opgemaakt op 7 juni 2013 door [verbalisant 3], Senior Thematische Opsporing Tactische Recherche, pag. 80 tot en met 84
6.Psychiatrisch onderzoek van M. Vink, d.d. 6 september 2013
7.Psychologisch onderzoek drs. G.J.W. Pol, d.d. 2 september 2013
8.Reclasseringsadvies d.d. 1 oktober 2013, opgemaakt door reclasseringswerker M. Huisman