ECLI:NL:RBOVE:2013:2556

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
ak_13_1408
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelbeslissing op bezwaar inzake bouwvergunning en aanlegvergunning in Sint Jansklooster

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 24 oktober 2013, gaat het om een deelbeslissing op bezwaar met betrekking tot een bouwvergunning en een aanlegvergunning voor percelen in Sint Jansklooster. De eisers, beiden wonende te Sint Jansklooster en vertegenwoordigd door mr. M.J. Smaling, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, dat op 20 december 2012 een reguliere bouwvergunning heeft verleend voor het bouwen van een berging, een ligboxenstal en een aanlegvergunning voor het verplaatsen van een houtwal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwarencommissie adviseerde om de bezwaren gegrond te verklaren en verder onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het verlenen van de bouwvergunning. Echter, in een schrijven van 16 mei 2013 heeft verweerder aangegeven dat de beslissing op bezwaar met toepassing van artikel 7:10, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt uitgesteld, waardoor er nog geen beroep bij de rechtbank kon worden ingesteld.

Tijdens de zitting op 10 september 2013 zijn de eisers niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door G. Holtjer en G. Jongsma. Belanghebbende was ook aanwezig, bijgestaan door zijn echtgenote. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het schrijven van 16 mei 2013 kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbaar besluit. De eisers stelden dat het een beslissing op bezwaar betreft waartegen beroep kan worden ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder niet de intentie had om een definitieve beslissing te nemen, maar enkel mededeelde dat de beslissing op bezwaar verder werd uitgesteld. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, waardoor zij zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open voor belanghebbenden en het bestuursorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: ZWO 13/1408 WABOA
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers],

beide wonende te Sint Jansklooster, eisers,
gemachtigde: mr. M.J. Smaling,
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
gevestigd te Steenwijk, verweerder,
en

[belanghebbende],

wonende te Sint Jansklooster, belanghebbende
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2012 heeft verweerder aan belanghebbende:
- een reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een berging;
- met toepassing van de ontheffingsbepaling van art. 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een reguliere bouwvergunning verleend voor een ligboxenstal, en
- een aanlegvergunning verleend voor het verplaatsen van een houtwal.
Een en ander op de percelen Kadastraal bekend gemeente Vollenhove, sectie L, nummers 1599 en 599, plaatselijk bekend [adres] te Sint Jansklooster.
Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt.
Bij schrijven van 16 mei 2013 heeft verweerder een deelbeslissing op bezwaar bekendgemaakt, inhoudende dat het advies van de bezwarencommissie om de bezwaren gegrond te verklaren en nader onderzoek te doen naar eventuele andere mogelijkheden om de gevraagde bouwvergunning alsnog te verlenen, wordt gevolgd. Daarbij is aangegeven dat er nog geen beroep bij de rechtbank Overijssel kan worden aangetekend en dat de beslissing op bezwaar met toepassing van artikel 7:10, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt uitgesteld.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 10 september 2013 behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. Holtjer en G. Jongsma. Tevens is belanghebbende verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote [naam].
Overwegingen
1.
In geschil is of het schrijven van verweerder van 16 mei 2013 kan worden aangemerkt als een voor beroep vatbaar besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
2.
Eisers stellen zich op het standpunt dat sprake is van een beslissing op bezwaar als bedoeld in artikel 7:11 van de Awb waartegen beroep kan worden ingesteld. Daarbij geven eisers aan dat het dictum niet volledig is omdat verweerder de bij besluit van 20 december 2012 verleende vergunning had moeten herroepen.
3.
De rechtbank stelt vast dat een bestuursorgaan op grond van het bepaalde in artikel 7:10, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb, de beslissing op een bezwaarschrift verder kan uitstellen dan is aangegeven in het eerste tot en met derde lid van dat artikel, voor zover dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
Gelet op de inhoud van het schrijven van 16 mei 2013 en de toelichting van verweerder ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, ondanks de vermelding van de bewoordingen “deelbeslissing op bezwaar” in de aanhef van dat schrijven, niet heeft beoogd om een beslissing op het bezwaar te nemen, doch slechts mededeling heeft willen doen dat de beslissing op bezwaar met toepassing van de in artikel 7:10, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb bedoelde bevoegdheid, verder wordt uitgesteld.
In dat verband wijst de rechtbank er op dat in het schrijven expliciet is aangegeven dat gebruik wordt gemaakt van die bevoegdheid. Voorts is aangegeven dat het advies van de bezwarencommissie wordt overgenomen hetgeen onder meer inhoudt dat nader dient te worden onderzocht of de bouwvergunning voor (een gedeelte van) de ligboxenstal alsnog kan worden verleend.
Ter zitting heeft verweerder er in dat verband nog op gewezen dat de vergunning slechts middels een zogenaamd projectbesluit, met de daarbij behorende tijdvergende procedurevoorschriften, kan worden verleend.
Nu derhalve geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, is de rechtbank onbevoegd van het beroep kennis te nemen
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Bruggen, rechter, en door haar en M.W. Hulsman als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op: 24 september 2013
Afschrift verzonden op: 24 september 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep