Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de dagvaarding met 13 producties;
- de brief van [gedaagden] van 1 oktober 2013 met 7 producties;
- de brief van de Staat van 3 oktober 2013 met productie 14 en 15;
- de brief van [gedaagden] van 4 oktober 2013 met productie 8 en 9;
- het faxbericht van [gedaagden] van 8 oktober 2013;
- de mondelinge behandeling op 9 oktober 2013;
- de pleitnota van de Staat;
- de pleitnota van [gedaagden].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
overeenkomstig de oorspronkelijke opzet zoals door de LC en [gedaagden] is bepaald, die eind
2006tussen hen is besproken, niet schriftelijk is vastgelegd en evenmin nader is gespecificeerd. Gesteld noch gebleken is dat de door Grontmij in januari 2010 opgestelde specificaties voldoen aan de tussen de LC en [gedaagden] in 2006 gemaakte afspraken. Tussen partijen is evenwel niet in geschil, zo is tijdens de mondelinge behandeling duidelijk geworden, dat de betreffende kavelgrenssloot in de oorspronkelijke opzet ononderbroken zou zijn. Nu daarvan in dit geval geen sprake is, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de Staat niet heeft voldaan aan de in rechtsoverweging 5.5 van het vonnis van 16 januari 2013 uitgesproken veroordeling. Dat eerst tijdens de feitelijke aanleg van de kavelgrenssloot is gebleken van de aanwezigheid van een watertransportleiding en KPN kabel ter plaatse, doet daar niet aan af. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat uit het vonnis van 16 januari 2013 blijkt dat de Staat desgevraagd heeft aangegeven dat deze aanleg technisch uitvoerbaar is.
904,00