In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C.C.M. Peper, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die eerder was afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de medische situatie van eiseres, die lijdt aan een chronische huidaandoening, en de afwijzing van haar aanvraag door het UWV op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden meerdere aanvragen heeft gedaan, maar dat de aanvraag van 1 mei 2012 niet als een herhaalde aanvraag kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het toepasselijke rechtsregime voor de beoordeling van de aanvraag onder de nieuwe Wet Wajong ingrijpend was gewijzigd, waardoor de aanvraag op zijn eigen merites moest worden beoordeeld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar beperkingen in verband met haar ziekte, in overweging genomen, maar concludeerde dat het UWV voldoende onderzoek had gedaan naar haar beperkingen en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Tevens is het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 944,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open voor belanghebbenden en het bestuursorgaan.