ECLI:NL:RBOVE:2013:2437
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot ontruiming en verlaging minimale verkoopprijs van woning na echtscheiding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten. De eiseres vorderde ontruiming van de woning die zij samen met de gedaagde, haar ex-echtgenoot, bezat. De eiseres stelde dat de gedaagde niet meewerkte aan de verkoop van de woning, wat haar in de weg stond om een schuldsaneringsregeling te treffen. De gedaagde betwistte echter dat hij een weigerachtige houding aannam en stelde dat hij bereid was om mee te werken aan de verkoop, mits er een taxatie van de woning plaatsvond.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres onvoldoende concrete feiten en omstandigheden had gesteld om de vordering tot ontruiming te onderbouwen. De rechter concludeerde dat het feit dat de gedaagde nog in de woning verbleef, op zichzelf niet betekende dat hij de verkoop frustreerde. Daarnaast werd de vordering van de eiseres om de minimale verkoopprijs van de woning te verlagen van € 130.000,-- naar € 90.000,-- afgewezen, omdat er te veel onduidelijkheid was over de huidige waarde van de woning en er geen plaats was voor taxatie in het kort geding.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de eiseres af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende onderbouwing bij vorderingen in kort geding procedures, vooral in zaken die betrekking hebben op onroerend goed en echtscheidingen.