ECLI:NL:RBOVE:2013:2421

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
C/08/142756 / KG ZA 13-308
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning en betaling van gebruiksvergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, gevorderd dat de man, gedaagde, het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning krijgt totdat deze is verkocht en geleverd aan een derde. De vrouw heeft ook verzocht om een gebruiksvergoeding voor de periode dat de man de woning alleen gebruikt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden in de woning, die op dat moment te koop stond. De vrouw heeft de woning verlaten en de man woont er nog. De vrouw heeft een verkoopopdracht gegeven aan een makelaarskantoor, maar de man wil hier niet aan meewerken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering en dat er geen verweer is gevoerd tegen het toekennen van het gebruik van de woning aan de man. De vordering tot het verstrekken van een verkoopopdracht aan een andere makelaar is afgewezen, omdat er al een geldige verkoopopdracht aan het huidige makelaarskantoor ligt. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de vrouw recht heeft op een gebruiksvergoeding, maar heeft de hoogte daarvan vastgesteld op € 238,-- per maand, rekening houdend met de financiële situatie van de man. De kosten van het kort geding zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 25 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/142756 / KG ZA 13-308
datum vonnis: 25 september 2013 (fs)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen de vrouw,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen de man.

1.Het procesverloop

1.1
De vrouw heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2
Op 6 september 2013 is namens de vrouw nog een aanvullend stuk in het geding gebracht.
1.3
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 11 september 2014. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw vergezeld door mr. Geeraths en de man vergezeld door [V], zorgconsulent. Door de vrouw is een akte vermeerdering van eis genomen. De standpunten zijn toegelicht.
1.4
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond in de door hen gemeenschappelijk aangekochte woning aan de [adres] te [plaats]. Op de woning rust een hypotheekschuld van € 206.000,00, waarvoor partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn. Vanaf het moment van samenwoning hebben partijen afspraken gemaakt, die zijn neergelegd in een op 14 juli 2009 ondertekende samenlevingsovereenkomst.
2.2
Nadat de affectieve relatie is beëindigd zijn partijen overeengekomen dat de woning zal worden verkocht en geleverd aan een derde. Partijen hebben daartoe een verkoopopdracht gegeven aan makelaarskantoor Euverman & Nuyts. De vrouw heeft haar vertrouwen in dit makelaarskantoor verloren en wil de opdracht aan dit kantoor intrekken en makelaar Oosting, die destijds werkzaam was bij Euverman & Nuyts, maar die thans voor zichzelf werkzaam is, de opdracht tot verkoop geven. De man wil hieraan geen medewerking verlenen.
2.3
De gezamenlijke woning van partijen staat te koop voor € 173.000,-- en vertegenwoordigt derhalve een onderwaarde. De vrouw heeft de woning verlaten. De man woont thans nog in de woning. Partijen dragen ieder bij in de kosten van de gezamenlijke woning en betalen in ieder geval elk de helft van de maandelijks verschuldigde hypotheektermijn.

3.Het geschil

3.1
De vrouw vordert – samengevat weergegeven en na eisvermeerdering – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad aan de man het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning toe te kennen totdat de woning is verkocht en geleverd aan een derde. Tevens vordert de vrouw om de man terzake de verkoop van de woning op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot het verstrekken van een verkoopopdracht aan Oosting Makelaardij B.V. en om hem te veroordelen tot het verlenen van zijn medewerking aan de verkoop en levering van de woning aan de meest biedende. Tot slot vordert de vrouw kort gezegd veroordeling van de man tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding vanaf februari 2013 en veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
3.2
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Partijen twisten al enige tijd over de financiële afwikkeling van hun goederen gemeenschap. Van de vrouw kan in het licht van de door haar gestelde feiten en omstandigheden redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij een tijdrovende bodemprocedure afwacht. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling.
4.2
Tegen de vordering van de vrouw om aan de man het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning toe te kennen totdat deze woning is verkocht en geleverd aan een derde is geen verweer gevoerd. Deze vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.3
De vordering tot veroordeling van de man om aan Oosting Makelaardij B.V. terzake de gezamenlijke woning een verkoopopdracht te verstrekken zal worden afgewezen. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat de verkoopopdracht voor de woning door partijen gezamenlijk aan makelaarskantoor Euvermans & Nuyts is gegeven. Gelet op het feit dat er al een door beide partijen getekende verkoopopdracht ligt, dat er thans van de zijde van Euvermans & Nuyts kennelijk wel actie wordt ondernomen, dat de man (al dan niet terechte) bezwaren heeft geuit tegen de overstap naar makelaar Oosting en de vrouw desgevraagd te kennen heeft gegeven niet de indruk te hebben dat Oosting de verkoop sneller kan regelen, ziet de voorzieningenrechter reden om voormelde vordering af te wijzen.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw de woning zo snel mogelijk wenst te verkopen en dat de man niet de financiële middelen heeft om de woning in eigendom te verkrijgen. De woning zal derhalve verkocht dienen te worden. De vrouw stelt dat de man geen belang heeft bij verkoop en levering aan een derde, aangezien de man vooralsnog in de gezamenlijke woning woont tegen relatief lage woonlasten. De vrouw daarentegen heeft dubbele woonlasten, aangezien zij zowel bijdraagt in de kosten van de gezamenlijke woning als kosten maakt voor haar nieuwe woonruimte. Zij wil zo snel mogelijk duidelijkheid over de hoogte van de restschuld en die krijgt zij pas bij verkoop van de woning. Ook geldt voor de vrouw dat binnen twee jaar na datum uitschrijving GBA de woning door de fiscus als vermogen in box III zal worden aangemerkt. De man betwist dat hij geen belang heeft bij de verkoop. Hij geeft aan dat ook hij de woning snel wil verkopen, omdat hij de woning niet kan overnemen en hij er bovendien slechte herinneringen aan heeft. De man heeft er nog op gewezen dat er op dit moment een aspirant-koper is.
4.5
De voorzieningenrechter maakt uit de stukken en het verhandelde ter zitting op dat de vrouw haar vordering om de man te veroordelen tot het meewerken aan verkoop en levering van de woning baseert op de weigering van de man om de verkoopopdracht bij makelaarskantoor Euvermans & Nuyt in te trekken en te vergeven aan Oosting Maklaardij en haar stelling dat de man geen belang heeft bij de verkoop van de woning omdat hij er op dit moment goedkoop woont. Nu niet in geschil is dat de man het zich niet kan veroorloven om de woning over te nemen en nu er nog steeds een geldige - door de man ondertekende -verkoopopdracht aan Euvermans & Nuyt ligt en er zich zelfs - zo is onbetwist door de man gesteld - een aspirant-koper heeft gemeld, kan mede gelet daarop niet worden geconcludeerd dat de man niet aan de verkoop meewerkt. Dat deze aspirant-koper zelf in een echtscheiding is verwikkeld en het dus nog wel even kan gaan duren voor dat zeker is of de koop daadwerkelijk doorgaat, betekent niet dat de man geen medewerking aan de verkoop verleent. Als al moet worden aangenomen dat de woonkosten van de man op dit moment relatief laag zijn, zoals de vrouw stelt, dan heeft de vrouw daarmee wellicht aangetoond dat de man geen direct belang heeft bij verkoop van de woning, maar de vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat hierin ook daadwerkelijk de reden is gelegen dat de woning op dit moment nog te koop staat. De voorzieningenrechter ziet op grond van het door de vrouw gestelde dan ook geen reden om de man thans te veroordelen tot het op straffe van verbeurte van een dwangsom verlenen van zijn medewerking aan de verkoop van de woning. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.6
De vrouw heeft tevens betaling van een gebruiksvergoeding door de man aan de vrouw gevorderd voor de periode dat de zij de woning heeft verlaten en enkel de man de woning in gebruik heeft. Partijen verschillen van mening over het tijdstip waarop de vrouw de woning definitief heeft verlaten. Volgens de vrouw was dit in januari 2013, volgens de man in februari 2013. De voorzieningenrechter kan zich derhalve in dit kort geding, dat zich niet leent voor nader feitenonderzoek, enkel uitlaten over de vraag of de man een gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd is ingaande maart 2013.
4.7
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan door de vrouw, gelet op de heersende rechtspraak, waaronder HR 22 december 2000, NJ 2001, 59, jegens de man in beginsel aanspraak worden gemaakt op een gebruiksvergoeding. Artikel 3:169 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft namelijk mede tot strekking de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de andere deelgenoot gebruikt, te verplichten de deelgenoot die aldus verstoken wordt van het gebruik en genot waarop hij uit hoofde van het deelgenootschap recht heeft, schadeloos te stellen, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding. Daarbij dienen de redelijkheid en billijkheid die de rechtsbetrekkingen tussen de deelgenoten beheersen tot maatstaf. In het tussen partijen gesloten samenlevingscontract is een regeling opgenomen die hiermee in overeenstemming is. Uit artikel 10 volgt immers dat indien de woning toebehoort aan beide partijen, de partij die er met uitsluiting van de andere partij blijft wonen over die periode een redelijke vergoeding dient te betalen. De rechter kan gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van het betalen van deze vergoeding, die door partijen in onderling overleg of door de rechter zal worden vastgesteld.
4.8
De voorzieningenrechter acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om aan de vrouw geen vergoeding toe te kennen. De vrouw betaalt, zoals onbetwist is gesteld, maandelijks € 514,27, zijnde de helft van de maandelijkse hypotheektermijn van € 901,25 en de premie levensverzekering. De man betaalt de andere helft. Niet duidelijk is geworden welke financiële bijdrage elk der partijen levert in de overige met de woning verband houdende kosten. Derhalve kan in dit kort geding, dat zich niet leent voor nader feitenonderzoek, de hoogte van de door de man aan de vrouw verschuldigde gebruiksvergoeding niet gedetailleerd worden vastgesteld. Rekening houdend met de reeds wel bekende gegevens, waaruit in ieder geval blijkt dat de man niet in staat is de woning over te nemen en alle woonlasten op zich te nemen, voert het toewijzen van de gebruiksvergoeding zoals door de vrouw gevorderd te ver. Zij vordert van de man maandelijks een vergoeding van € 476,99, zijnde de helft van de huurwaarde van de woning, berekend op grond van het puntensysteem van de huurcommissie. Toewijzing van het door de vrouw gevorderde bedrag zou er immers op neerkomen dat de man in ieder geval naast zijn bijdrage van de helft in de hypotheeklasten (€ 450,63) een gebruikersvergoeding dient te betalen die groter is dan die helft (€ 476,99), zodat hij in totaal derhalve meer dan het totale hypotheeklasten van € 901,25 zou dienen op te brengen, hetgeen zijn financiële draagkracht te boven gaat. Met inachtneming van het vorenoverwogene acht de voorzieningenrechter het redelijk dat de man, die ter zitting onbetwist heeft gesteld een inkomen van € 1.800,-- a
€ 1.900,-- netto per maand te hebben, aan de vrouw vanaf 1 maart 2013 een gebruikersvergoeding van € 238,-- betaalt, totdat de woning aan een derde is verkocht en geleverd.
4.9
Omdat tussen partijen een affectieve relatie heeft bestaan, zullen de kosten van dit kort geding worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Bepaalt dat aan de man het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] wordt toegekend totdat de gezamenlijke woning is verkocht en geleverd aan een derde.
II. Veroordeelt de man om aan de vrouw een gebruiksvergoeding van € 1.428,-- over de maanden maart tot en met augustus 2013 te betalen door bijschrijving van dit bedrag op haar bankrekening met het nummer [xxxx].
III. Veroordeelt de man om aan de vrouw met ingang van september 2013 maandelijks een gebruiksvergoeding van € 238,-- te betalen door bijschrijving van dit bedrag op haar bankrekening met het nummer [xxxx], totdat de woning is verkocht en geleverd aan een derde.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.