In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en twee gedaagden over de uitleg van een boeteclausule in een koopovereenkomst voor een woonhuis. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.H. de Wilde, hebben de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.E. Toet, aangeklaagd omdat de gedaagden niet voldaan hebben aan hun verplichtingen uit de overeenkomst. De koopprijs van het woonhuis bedroeg € 215.000,- en de gedaagden waren verplicht een bankgarantie of waarborgsom te stellen, wat zij niet hebben gedaan. Na meerdere ingebrekestellingen hebben de eisers de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en aanspraak gemaakt op een boete van € 56.115,-, gebaseerd op een boetebeding in de overeenkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de ontbinding op juiste gronden heeft plaatsgevonden. De gedaagden voerden aan dat zij slachtoffer waren van oplichting en dat de tekortkoming hen niet kon worden toegerekend. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de gevolgen van de tekortkoming voor rekening van de gedaagden kwamen.
De rechtbank heeft vervolgens de hoogte van de boete beoordeeld. Hoewel de eisers aanspraak maakten op een boete van € 56.115,-, oordeelde de rechtbank dat deze boete niet in verhouding stond tot de werkelijk geleden schade. De rechtbank heeft de boete gematigd tot € 30.000,-, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder de financiële situatie van de gedaagden en het feit dat de woning uiteindelijk voor een lagere prijs is verkocht. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en hen in de proceskosten veroordeeld.