In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen die een geregistreerd partnerschap hadden beëindigd. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Huisman, vorderde een wijziging van het convenant dat op 5 juni 2009 was gesloten, op basis van artikel 6:258 BW, wegens onvoorziene omstandigheden. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.H. Tjabringa, voerde verweer tegen deze vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in het convenant afspraken hadden gemaakt over de verdeling van kosten en lasten met betrekking tot een gezamenlijk appartement. De eiser stelde dat de gedaagde sinds januari 2009 met een nieuwe partner in het appartement woonde en dat dit niet was gemeld, wat leidde tot onvoorziene omstandigheden die wijziging van het convenant rechtvaardigden.
De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in overweging genomen, inclusief eerdere tussenvonnissen en de argumenten van beide partijen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die de eiser aanvoerde, zoals de lange verkoopperiode van het appartement en de financiële lasten die hij moest dragen, niet waren voorzien bij het sluiten van het convenant. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde met ingang van 1 januari 2013 alle lasten van de woning voor zijn rekening moet nemen en dat hij de eiser moet vergoeden voor gemaakte kosten. Tevens is bepaald dat partijen elkaar informatie moeten verstrekken over een gezamenlijke beleggingsrekening. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Deze uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toekennen van wijzigingen op basis van onvoorziene omstandigheden en de noodzaak voor partijen om duidelijke afspraken te maken in hun overeenkomsten.