ECLI:NL:RBOVE:2013:2386

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
C-07-205863 - HA ZA 13-7
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van een convenant beëindiging partnerschap op grond van onvoorziene omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen die een geregistreerd partnerschap hadden beëindigd. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Huisman, vorderde een wijziging van het convenant dat op 5 juni 2009 was gesloten, op basis van artikel 6:258 BW, wegens onvoorziene omstandigheden. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.H. Tjabringa, voerde verweer tegen deze vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in het convenant afspraken hadden gemaakt over de verdeling van kosten en lasten met betrekking tot een gezamenlijk appartement. De eiser stelde dat de gedaagde sinds januari 2009 met een nieuwe partner in het appartement woonde en dat dit niet was gemeld, wat leidde tot onvoorziene omstandigheden die wijziging van het convenant rechtvaardigden.

De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in overweging genomen, inclusief eerdere tussenvonnissen en de argumenten van beide partijen. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die de eiser aanvoerde, zoals de lange verkoopperiode van het appartement en de financiële lasten die hij moest dragen, niet waren voorzien bij het sluiten van het convenant. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde met ingang van 1 januari 2013 alle lasten van de woning voor zijn rekening moet nemen en dat hij de eiser moet vergoeden voor gemaakte kosten. Tevens is bepaald dat partijen elkaar informatie moeten verstrekken over een gezamenlijke beleggingsrekening. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toekennen van wijzigingen op basis van onvoorziene omstandigheden en de noodzaak voor partijen om duidelijke afspraken te maken in hun overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/07/205863 / HA ZA 13-7
Vonnis van 4 september 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M. Huisman te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.H. Tjabringa te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 maart 2013
  • de als akte overlegging producties aangemerkte uitlating van 22 mei 2013 van [gedaagde]
  • de als akte overlegging producties aangemerkte uitlating van 30 mei 2013 van [eiser]
  • de als akte overlegging productie aangemerkte uitlating van 31 mei 2013 van [eiser]
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 juni 2013 met pleitaantekeningen van partijen en met overlegging van drie overzichten van de Ohra-beleggingsverzekering
  • de akte vermeerdering van eis van [eiser]
  • de antwoordakte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
Partijen hebben in een convenant d.d. 5 juni 2009 de gevolgen van de beëindiging van hun geregistreerd partnerschap (van 2001 tot 2009) vastgelegd, nadat zij per 1 juni 2009 (aldus [eiser]) danwel per augustus 2008 (volgens [gedaagde]) feitelijk gescheiden waren gaan leven, namelijk toen [eiser] het partijen in gemeenschappelijk eigendom, ieder voor de onverdeelde helft, toebehorende appartement verliet. Partijen kwamen in genoemd convenant overeen dat [gedaagde] alle energiekosten van het door hem sedertdien alleen bewoonde, door partijen per mei 2008 ter onderhandse verkoop aangeboden appartement zou dragen en dat partijen bij helfte de kosten voor de hypotheek ad EUR 350.000,= en de (daaraan gekoppelde) polissen, verzekeringen, belastingen en de VVE zouden dragen.
2.2.
Partijen hebben nadien, zonder resultaat, schriftelijk onderhandeld over (al dan niet per datum levering van de woning met terugwerkende kracht geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken) wijzigingen in voornoemde financiële bijdrageplicht van [eiser].
2.3.
[eiser] vordert thans met toepassing van artikel 6:258 BW wijziging respectievelijk gehele/gedeeltelijke ontbinding van het convenant, primair met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009, wegens navolgende onvoorziene omstandigheden:
  • [gedaagde] woont sinds januari 2009 met een nieuwe partner in het appartement zonder dit te melden aan respectievelijk de door hem ontvangen huurinkomsten te delen met [eiser],
  • ten tijde van het sluiten van het convenant was niet te voorzien dat verkoop van het tot op heden onverkochte appartement zo lang zou duren.
2.4.
[eiser] vordert (sterk verkort weergegeven) dat [gedaagde] met ingang van 1 december 2009 (of later) primair alle althans meer financiële lasten voor de woning draagt en subsidiair hem een gebruiksvergoeding van EUR 1.000,= p/m betaalt. Tevens vordert hij - voor zover thans nog van belang - afgifte van stukken aangaande de beleggingsrekening van partijen onder nummer [xxxx] bij het ‘Noordnederlands Effektenkantoor’.
2.5.
Na de zitting heeft [eiser] zijn vordering bij akte vermeerderd in die zin dat hij vergoeding bij helfte vordert van door [gedaagde] genoten huurinkomsten sedert januari 2009.
2.6.
[gedaagde] voert het volgende verweer:
- partijen wisten (via de makelaar en de notaris) dat verkoop van het appartement traag zou gaan en toch tekende [eiser] het convenant medio 2009 in de wetenschap dat verkoop al een jaar traag verliep,
- [eiser] weet sinds 2009 dat er bij tijd en wijle een derde die financieel onvermogend is in de woning van partijen verblijft,
- [eiser] betaalde tot 1 januari 2012 zijn bijdragen en genoot tot die datum fiscaal voordeel. Sedertdien betaalt [eiser] zijn helft van de hypotheekrente rechtstreeks aan de bank,
- rechterlijke toetsing ex artikel 6:258 BW geschiedt terughoudend, kan niet met terugwerkende kracht omdat [gedaagde] daarmee geen rekening kon houden, [eiser] feitelijk betaalde, en [gedaagde] - zonder spaargeld - als AOW-er met een aanvullend pensioen niet in staat is de volledige hypotheekrente zelf te dragen,
- de gevorderde gebruiksvergoeding (met terugwerkende kracht) is in strijd met tekst en inhoud van het convenant en is niet conform vaste rechtspraak berekend,
- [gedaagde] beschikt over niet meer polisbescheiden dan door hem bij conclusie van antwoord overgelegd,
- de vordering vermeerdering eis moet om uiteenlopende redenen worden afgewezen.
2.7.
Op de vorderingen, de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1.
Partijen zijn er na de zitting niet in geslaagd een (allesomvattende) oplossing in der minne te bereiken over een eventueel gewijzigde bijdrageplicht van [eiser], het al dan niet met terugwerkende kracht verrekenen van (huur)inkomsten van [gedaagde], de vraagprijsbepaling van de woning en een liquidatie/splitsing van de twee effectenportefeuilles: Ohra en Noordnederlands Effektenkantoor.
3.2.
Artikel 2 van het convenant beëindiging partnerschap luidt als volgt:
(…) de opbrengst van de woning zal (…) gelijkelijk tussen partijen worden verdeeld. Tot aan het moment van juridische/feitelijke levering heeft (rechtbank: [eiser]) het gebruiksrecht van de woning en zal hij de kosten van gas, water en licht voor zijn rekening komen (nemen). Alle andere gebruikerslasten, zoals hypotheeklasten, verzekeringen, onroerende zaakbelastingen, waterschapslasten en bijdrage aan de VVE komen voor rekening van beide partijen, ieder voor een gelijk deel. De aan de hypotheek gekoppelde polis zal gezamenlijk worden betaald (…).
3.3.
Artikel 6:258 BW geeft de rechter de mogelijkheid om op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst te wijzigen of deze geheel (of gedeeltelijk) te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Lid 2 van genoemd artikel bepaalt dat een wijziging of ontbinding niet wordt uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept. Dit betekent dat niet snel aangenomen dient te worden dat sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. Het gaat hierbij om omstandigheden, die zijn ingetreden ná het sluiten van de overeenkomst en die partijen niet uitdrukkelijk of stilzwijgend in hun overeenkomst hebben verdisconteerd en waarin partijen niet hebben voorzien. Redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe. Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden. Op grond van artikel 6:260 lid 1 BW kan de rechter aan een wijziging of ontbinding als bedoeld in artikel 6:258 BW voorwaarden verbinden, zoals het betalen van een schadeloosstelling of vermindering van een tegenprestatie.
3.4.
Door uitleg van de overeenkomst moet worden bepaald of een omstandigheid in de overeenkomst is verdisconteerd c.q. voorzien. Dat een omstandigheid voorzienbaar was, zoals - naar [gedaagde] stelt - het te verwachten en aan partijen meegedeelde lange(re) verkooptraject, wil niet zeggen dat partijen deze omstandigheid in hun overeenkomst hebben verdisconteerd c.q. daarin hebben voorzien (al kan een dergelijke mededeling - indien moet worden aangenomen dat deze inderdaad heeft plaatsgevonden - wel bijdragen aan het oordeel dat dit het geval is).
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is in casu niet (uitdrukkelijk) in de overeenkomst voorzien en verdisconteerd dat [eiser] te allen tijde financieel zou moeten blijven bijdragen conform de tussen partijen overeengekomen contractsbepalingen, ongeacht de duur van het verkooptraject. Gelet op de datum sedert wanneer partijen genoemd convenant sloten, kan niet worden gezegd dat geen sprake is van onvoorziene omstandigheden, althans van onvoorziene omstandigheden van dien aard dat [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mag blijven verwachten respectievelijk dat deze omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst en de verkeersopvattingen voor rekening van [eiser] behoren te blijven komen.
3.6.
Indien en voor zover al geoordeeld moet worden dat geen sprake is van onvoorziene omstandigheden zoals hiervoor bedoeld, geldt dat een ongewijzigde plicht tot nakoming van de tussen deze partijen gesloten overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW.
3.7.
Alle verdere omstandigheden tezamen genomen, waaronder de inkomensverhoudingen van partijen, de omstandigheid dat [gedaagde] als enige van partijen het gebruiksgenot heeft, [gedaagde] niet bijdraagt aan de (eigen) woonlasten van [eiser] én de omstandigheid dat [gedaagde] zonder instemming van [gedaagde] een huurder dan wel nieuwe levenspartner woonruimte in de woning van partijen biedt doch door hem ontvangen (door [gedaagde] mogelijk bewust laag gestelde) revenuen niet wil delen met [eiser], zal de rechtbank gelet op de datum van de dagvaarding - sedert welke datum [gedaagde] in ieder geval met een wijziging van het contract redelijkerwijs rekening heeft moeten houden - ex aequo et bono, en onder afwijzing van al het meer of anders door [eiser] gevorderde, aldus beslissen, dat:
a. a) [gedaagde] als enige van partijen met ingang van 1 januari 2013 alle (openstaande) lasten verbonden aan de woning aan de [adres] te [plaats] voor zijn rekening dient te nemen en rechtstreeks aan de crediteuren dient te betalen, onder vrijwaring van [eiser],
b) [gedaagde] door [eiser] sedert 1 januari 2013 (al dan niet door [eiser] rechtstreeks aan Obvion als hypotheekverstrekker) over het jaar 2013 gedane betalingen ten behoeve van de woning aan [eiser] dient te vergoeden binnen 14 dagen na datum dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente over genoemde betalingen van [eiser], vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van betaling, doch met dien verstande dat [eiser] (wel) gehouden is en blijft bij helfte bij te dragen aan die (gemaakte en nog te maken) kosten van de hypotheek voor zover die kosten betrekking hebben op verplichte vermogensopbouw ten behoeve van de aflossing van de hypotheek respectievelijk zien op (een) verplichte overlijdensrisicoverzekering/en voor de hypotheek.
3.8.
De rechtbank begrijpt uit de overgelegde bescheiden dat partijen voor de aflossing van hun hypotheek participeren in een kapitaalverzekering eigen woning bij Ohra Levensverzekering N.V. onder polisnummer 00419000-00820-002, waarvan conform het convenant beëindiging partnerschap de waarde te zijner tijd in mindering strekt op de hypothecaire schuld van partijen. Als vanzelfsprekend geldt dat eventuele achterstanden die tot een vermeerdering van de oorspronkelijke hypotheekschuld leiden, slechts voor rekening van [gedaagde] komen, indien en voor zover deze achterstanden door toedoen van [gedaagde] (zijn) ontstaan.
3.9.
Partijen hebben voorts een beleggingsrekening onder nummer [xxxx] bij het Noordnederlands Effektenkantoor, over het saldo en het verloop waarvan (althans voor de rechtbank) gedurende de procedure onduidelijkheden zijn blijven bestaan. Vast staat dat partijen conform het convenant beëindiging partnerschap de waarde hiervan (te zijner tijd) bij helfte zullen delen. De rechtbank zal beslissen dat partijen die over en weer als tenaamgestelden van de rekening contact kunnen leggen met het Noordnederlands Effektenkantoor, gehouden zijn elkaar alle informatie te verstrekken waarmee over en weer inzicht in het saldo(verloop) kan worden verkregen.
3.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijzigt c.q. ontbindt het convenant beëindiging partnerschap d.d. 5 juni 2009 in zoverre dat
- [gedaagde] wordt veroordeeld om als enige van partijen met ingang van 1 januari 2013 alle (openstaande) lasten verbonden aan de woning aan de [adres] te [plaats] voor zijn rekening te nemen en deze rechtstreeks aan de betreffende crediteuren te betalen onder vrijwaring van [eiser],
- [gedaagde] wordt veroordeeld door [eiser] sedert 1 januari 2013 (al dan niet rechtstreeks aan Obvion als hypotheekverstrekker) over het jaar 2013 gedane betalingen ten behoeve van de woning aan [eiser] te vergoeden binnen 14 dagen na datum dagtekening van dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over deze betalingen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van betaling, doch met dien verstande dat [eiser] (wel) gehouden is en blijft bij helfte bij te dragen aan die (gemaakte en nog te maken) kosten van de hypotheek voor zover die kosten betrekking hebben op verplichte vermogensopbouw ten behoeve van de aflossing van de hypotheek van partijen op genoemde woning respectievelijk zien op (een) aan de hypotheek verbonden verplichte overlijdensrisicoverzekering/en,
4.2.
verstaat dat partijen over en weer elkaar alle informatie verstrekken waarmee inzicht kan worden verkregen in het saldo(verloop) van de tussen partijen bij helfte te delen beleggingsrekening onder nummer [xxxx] bij het Noordnederlands Effektenkantoor,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2013.