In deze zaak vordert eiser, [eiser], een verklaring voor recht dat M.E. Beheer c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van hun handelen op basis van een door de Hoge Raad vernietigd hofarrest. De procedure heeft zijn oorsprong in een geschil tussen [eiser] en M.E. Beheer B.V. en aanverwante partijen, die betrokken waren bij vastgoedprojecten. Na het overlijden van zakenpartner [X] ontstonden er conflicten over de eigendomsrechten van aandelen in verschillende vennootschappen, waaronder M.E. Beheer en Embo. Eiser stelt dat M.E. Beheer c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door het hofarrest uit te voeren, wat leidde tot frustratie van zijn aandeelhoudersrechten en aanzienlijke schade. De rechtbank heeft eerder een vonnis gewezen waarin de vorderingen van M.E. Beheer c.s. in conventie werden afgewezen, maar in reconventie werden eiser en zijn vennootschap veroordeeld tot schadevergoeding.
De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst van een verwijzingsprocedure bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de geldigheid van de overeenkomsten van 9 augustus 2005 zal worden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het nog niet duidelijk is of M.E. Beheer en Embo onrechtmatig hebben gehandeld door het hofarrest ten uitvoer te leggen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat de andere gedaagden, waaronder [eiseres sub 4] en [eiseres sub 5], ook aansprakelijk zijn. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat het verwijzingshof zijn oordeel heeft geveld. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door beide partijen.