ECLI:NL:RBOVE:2013:2237

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 september 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
05/720011-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op huisgenote door psychotische verdachte met TBS als maatregel

Op 18 september 2013 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen een 48-jarige man uit Hellendoorn, die schuldig werd bevonden aan de moord op een 70-jarige vrouw, met wie hij lange tijd samenleefde. De verdachte, die lijdt aan een geestelijke stoornis, heeft de moord gepleegd vanuit een psychose. De rechtbank oordeelde dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar was en legde hem de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op, in plaats van een gevangenisstraf.

De zaak kwam voor de rechtbank na een reeks van openbare terechtzittingen, waarbij de verdachte op 26 maart, 12 juni en 4 september 2013 werd gehoord. De officier van justitie, mr. Y. Oosterhof, had gevorderd dat de verdachte wegens moord en andere feiten zou worden ontslagen van alle rechtsvervolging, maar dat er wel een TBS-maatregel opgelegd moest worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke toestand, de gelegenheid had om na te denken over zijn daden. Hij heeft het slachtoffer meermalen met een mes gestoken, wat leidde tot haar dood. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van kalm beraad en rustig overleg, wat de kwalificatie van moord rechtvaardigde. De verdachte had de kans om zijn gewelddadige handelingen te staken, maar deed dit niet. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet in staat was om te beraden door de chaos in zijn hoofd.

De rechtbank heeft de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd, omdat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en behandeling noodzakelijk is. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit, de psychische problematiek van de verdachte en de impact op de nabestaanden in overweging genomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een langdurige en intensieve behandeling in een gesloten forensische setting, gezien het risico op herhaling van gewelddadig gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 05/720011-13
Datum vonnis: 18 september 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (België),
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de FPK te Assen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 maart 2013, 12 juni 2013 en 4 september 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.H.M. Kanen, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:met voorbedachte rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag van [slachtoffer 1];
feit 1 subsidiairmet voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan
[slachtoffer 1], terwijl dit haar dood tengevolge heeft gehad;
feit 2:na braak goederen uit een winkel heeft weggenomen;
feit 3:een auto heeft beschadigd
.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 7 januari 2013, althans in of omstreeks de nacht van 6 op
7 januari 2013 te Hellendoorn
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer 1]
, van het leven heeft beroofd,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en
rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of
lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- de hals/keel van die [slachtoffer 1] heeft vast gepakt/gegrepen en/of (vervolgens)
die hals/keel (langdurig) heeft dicht gedrukt/geknepen gehouden, en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in de
borst(streek) en/of in de hals en/althans in het lichaam heeft gestoken,
tengevolge waarvan voornoemde vrouw is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 7 januari 2013, althans in of omstreeks de nacht van 6 op
7 januari 2013, te Hellendoorn
aan een vrouw genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en al dan niet na kalm beraad
en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, zwaar
lichamelijk letsel (te weten bewusteloosheid en/of verbloedingen en
orgaanschade door een of meer steekverwondingen in de borststreek en/of een
breuk van het strottenhoofd), heeft toegebracht,
door opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans na
een (kort) tevoren genomen besluit:
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of
lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- de hals/keel van die [slachtoffer 1] vast te pakken/grijpen en/of (vervolgens)
die hals/keel (langdurig) dicht gedrukt/geknepen te houden, en/of
- die [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in de
borst(streek) en/of in de hals en/althans in het lichaam te steken,
terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 7 januari 2013, althans in of omstreeks de nacht van 6 op
7 januari 2013, te Hellendoorn
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de etalage van een
winkel aan de [straat] heeft weggenomen een of meer horloge(s) en/of
siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(parketnummer 08/720011-13)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 7 januari 2013, althans in of omstreeks de nacht van 6 op
7 januari 2013 te Hellendoorn
opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [straat] geparkeerd staande auto,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt,
door toen daar (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk:
- met een steen, althans met een hard voorwerp, tegen/door een ruit van die
auto te slaan en/of die steen, althans dat harde voorwerp tegen/door die
ruit van die auto te gooien/smijten, en/of
- de carrosserie van die auto (met een steen, althans met een hard/scherp
voorwerp) te bekrassen, en/of
- ( meermalen) tegen de carrosserie van die auto te schoppen en/of te trappen
en/of (met een steen, althans een hard voorwerp) meermalen, althans eenmaal
tegen die carrosserie te slaan en/of (meermalen) een steen, althans een
hard voorwerp tegen die carrosserie te gooien/smijten, en/of
- ( meermalen) tegen een spiegel van die auto te schoppen en/of te trappen
en/of te slaan

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wegens feit 1 primair (moord), feit 2 en feit 3 wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan hem wegens de feiten 1 primair (moord) en 2 de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en die daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit de bladzijden uit het dossier van de politie Twente met registratienummer PL05KL 2013022824.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar de bladzijden van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal en/of rapporten.
ten aanzien van feit 1
5.1.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht de onder 1 primair tenlastegelegde moord bewezen en stelt dat er sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg en dat verdachte de tijd heeft gehad om na te denken over zijn handelen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van moord omdat het een grote chaos was in het brein van verdachte. Verdachte heeft het slachtoffer aangezien voor zijn zus en heeft zelf verklaard dat hij zijn moeder heeft vermoord. Onder die omstandigheden kan volgens de raadsman geen sprake zijn geweest van kalm beraad en rustig overleg.
De raadsman acht de onder 1 primair tenlastegelegde doodslag wel bewezen.
5.1.2
de bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 maart 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het wetboek van Strafvordering;
2. het proces-verbaal van bevindingen van 8 januari 2013, pagina’s 105 t/m 107;
3. het door de arts en patholoog P.M.I. van Driesche opgemaakt rapport d.d. 19 maart 2013.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met deze (korte) opgave van de bewijsmiddelen, nu verdachte het primair tenlastegelegde heeft bekend, namelijk dat hij het slachtoffer meermaals heeft gestoken met een mes, wat tot de dood van het slachtoffer heeft geleid.
Met betrekking tot de vraag hoe die gedragingen gekwalificeerd moeten worden, overweegt de rechtbank als volgt.
moord of doodslag
Voor een bewezenverklaring van moord moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. In dat kader zijn de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan. Verdachte is in de nacht van 6 op 7 januari 2013 de kamer van [slachtoffer 1] binnengegaan. Hij heeft haar, nadat hij haar enkele klappen had gegeven, de keel dichtgedrukt. Nadat hij haar keel, volgens eigen zeggen, gedurende zo’n 20 minuten had dichtgedrukt, vroeg hij zich af of zij nu dood was of niet. Vervolgens is hij naar de keuken gelopen en heeft daar een mes gepakt. Hierop is hij weer naar de slaapkamer van
[slachtoffer 1] gelopen, waar hij haar met een mes meermalen in de borst heeft gestoken. Uit het pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer 1] blijkt dat aan haar hals, in de mondbodem en rondom de halsorganen bloeduitstortingen waren en een breuk van het strottenhoofd. Deze letsels heeft zij opgelopen door inwerking bij leven van uitwendig mechanisch samendrukkend geweld, zoals bijvoorbeeld door wurghandelingen. Aan de borstkas zijn dertien letsels aangetroffen, opgelopen bij leven, door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig klievend en perforerend geweld, zoals bijvoorbeeld door steken met een mes. De steekletsels hebben geleid tot orgaanschade en het overlijden van het slachtoffer wordt zondermeer verklaard door verbloeding en orgaanschade door steekletsels aan de borst.
Op grond van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op een aantal momenten de gelegenheid heeft gehad om de verdere uitvoering van de door hem gepleegde gewelddadige handelingen te staken. Verdachte heeft dit echter nagelaten. Nadat hij het slachtoffer had geslagen en gedurende enige tijd haar hals had dichtgedrukt is hij naar de keuken gelopen om een mes te pakken. Dit alles kennelijk met geen ander doel dan het slachtoffer om het leven te brengen. De omschreven handelingen van verdachte vormen als het ware een aaneenschakeling van keuzemomenten. Dat deze momenten elkaar relatief snel hebben opgevolgd doet aan de bewustheid van die keuzes niet af.
Verdachte heeft meermalen de gelegenheid gehad zich te beraden op het nemen en/of door hem genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis van de eventuele gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is daarom met de officier van justitie van oordeel dat er sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg, hetgeen ertoe leidt dat de rechtbank het misdrijf moord bewezen acht. Daaraan doet niet af dat verdachte handelde onder invloed van een psychose. De rechtbank verwerpt hiermee het verweer dat de verdachte zich door chaos in zijn hoofd niet heeft kunnen beraden, zodat geen sprake is van voorbedachte raad. Daarbij tekent de rechtbank aan dat de enkele omstandigheid dat de keuzevrijheid van de verdachte ten tijde van het feit zodanig is aangetast dat het bewezenverklaarde hem niet kan worden toegerekend, blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer LJN BB4959 en LJN BK8507), niet uitsluit dat er sprake is van voorbedachte raad.
Verder is ook niet van belang dat verdachte, zoals door de raadsman naar voren is gebracht, het slachtoffer heeft aangezien voor zijn zus dan wel zijn moeder. Ter zitting van 26 maart 2013 heeft verdachte overigens verklaard dat hij boos was op [slachtoffer 1] en dat hij in de kamer van [slachtoffer 1] zijn zus zag en even later [slachtoffer 1].
ten aanzien van de feiten 2 en 3
5.2.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feiten sub 2 en 3 heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 maart 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. een tweetal processen-verbaal van aangifte van 7 en 8 januari 2013 van [slachtoffer 2], pagina’s 198 en 199 en pagina’s 201 en 202 (feit 2);
3. een tweetal processen-verbaal van aangifte van 7 en 8 januari 2013 van [slachtoffer 3], pagina’s 213 en 214 en pagina’s 218 en 219 (feit 3).
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het sub 1 primair (moord), sub 2 en sub 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de nacht van 6 op 7 januari 2013 te Hellendoorn opzettelijk en met voorbedachten rade een vrouw genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer 1] meermalen met kracht tegen het hoofd en lichaam heeft gestompt en geslagen en
- de hals/keel van die [slachtoffer 1] heeft vast gepakt en vervolgens die hals/keel heeft dicht gedrukt gehouden, en
- die [slachtoffer 1] meermalen met een mes in de borststreek heeft gestoken, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij in de nacht van 6 op 7 januari 2013 te Hellendoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de etalage van een winkel aan de [straat] heeft weggenomen, horloges, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij in de nacht van 6 op 7 januari 2013 te Hellendoorn opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [straat] geparkeerd staande auto, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft vernield door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk:
- een steen tegen/door de ruit van die auto te gooien en
- de carrosserie van die auto te bekrassen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair (moord), 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 289, 311 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: moord;
feit 2
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan en ander toebehoort, beschadigen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

7.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport van mw. drs. A.M. de Jong, psychiater in opleiding, onder supervisie van gedragsdeskundige dhr. drs. P.W.H. Frödl, psychiater, opgemaakt
op 15 maart 2013, en op het Pro Justitia rapport van mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, opgemaakt op 20 maart 2013.
Beide gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een psychotische stoornis NAO (niet anderszins omschreven). Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van voornoemde ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Er was sprake van psychotische achterdocht, verwardheid en oplopende kwaadheid gericht naar meerdere personen. Betrokkene is daardoor in een toestand van psychotische razernij beland. De deskundigen concluderen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank volgt de conclusie van de gedragsdeskundigen en maakt deze tot de hare.

8.De op te leggen maatregel

8.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van mening dat een TBS met dwangverpleging moet worden opgelegd. De maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis heeft een te korte behandelingsduur en een TBS met voorwaarden is niet aan de orde nu, blijkens rapportage van de reclassering, verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden, gelet op het vrijwillige karakter daarvan, niet opgenomen kan worden in de FPK Assen.
De raadsman heeft plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte buiten het strafrechtelijk circuit dient te vallen. Bij verdachte is de diagnose schizofrenie gesteld. Behandeling heeft geen zin. Alleen medicatie helpt. Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is met voldoende waarborgen omkleed en kan, indien nodig, nog worden gevolgd door opname in het kader van de BOPZ.
Vanuit de kliniek kan worden gewerkt naar een behandeling binnen de reguliere GGZ.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde moord, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zijn huisgenote, die volgens familieleden van het slachtoffer als een moeder voor hem was, om het leven gebracht. Verdachte heeft het slachtoffer daarmee haar meest fundamentele recht - het recht op leven - ontnomen. Haar gewelddadige dood heeft groot verdriet en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden, waarmee zij de rest van hun leven geconfronteerd zullen blijven.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die door de nabestaanden is opgesteld, blijkt dat de dood van het slachtoffer hun hele leven heeft ontregeld en zij iedere dag verdriet hebben.
Door het feit is bovendien de samenleving ernstig geschokt. Ten slotte is ook het lot van verdachte zelf tragisch, nu hij moet voortleven met het gegeven dat hij de vrouw die voor hem zorgde en als een moeder voor hem was, om het leven heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 26 juli 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het feit is begaan vanuit een psychose, zoals de gedragsdeskundigen in voornoemde rapporten hebben geconcludeerd. Uit deze rapporten blijkt dat verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en al jaren onder behandeling is bij GGZ Dimence te Almelo. Verdachte is in 2009 en 2010 twee maal opgenomen geweest met een psychotische decompensatie. Verdachte beschikt over intellectuele capaciteiten op naar schatting tenminste beneden gemiddeld niveau. Er is bij verdachte sprake van een realiteitsverstoring in de vorm van visuele hallucinaties, van verhoogde achterdocht, van verwardheid en van het beleven van verschillende gebeurtenissen uit verschillende tijdsintervallen uit zijn leven op hetzelfde moment. De verstoorde realiteitsbeleving vormt voor verdachte de realiteit. Verder is hij passief, initiatiefloos en emotioneel afgevlakt.
Bij de bij verdachte geconstateerde stoornissen kan er in een stressvolle situatie een psychotische decompensatie optreden, die vaak kort van duur is en met behulp van medicatie en structuur snel herstelt.
Door psychiater De Jong wordt de kans op recidive als reëel aanwezig ingeschat. De psychose was ten tijde van het onderzoek door psychiater De Jong nog niet volledig in remissie en verdachte heeft laten zien gewelddadig, onvoorspelbaar en onberekenbaar te kunnen reageren. Protectieve factoren kunnen volgens genoemde psychiater zijn: het gebruik van de juiste en voldoende hoog gedoseerde antipsychotische medicatie en daarbij regelmatige controles op de uitwerking van de antipsychotische medicatie door de behandelend psychiater.
Door psycholoog Sterk wordt een verband geconstateerd tussen de gediagnosticeerde psychische problematiek en het tenlastegelegde, tezamen met het feit dat verdachte niet zelfstandig in staat is om verandering te brengen in de geconstateerde psychische problematiek, waardoor de kans op herhaling als hoog wordt ingeschat.
Beide gedragsdeskundigen adviseren een intensieve klinische behandeling en opname binnen het kader van de TBS.
Psychiater de Jong merkt daartoe het volgende op.
Gezien de ernst van het tenlastegelegde, de ernst van de vastgestelde psychiatrische stoornis, bij verdachte en het gevaar op een ernstig recidief delict als gevolg van zijn psychische stoornis, indien deze stoornis onvoldoende behandeld zou worden, is een TBS kader voor de klinische behandeling in een gesloten forensische psychiatrische setting van verdachte noodzakelijk.
Psycholoog Sterk merkt over een behandeling het volgende op.
Voor de geconstateerde psychotische stoornis is behandeling geïndiceerd. Verdachte moet goed ingesteld worden op medicatie en psycho-educatie is aangewezen zodat betrokkene leert te leven met de beperkingen die de psychotische stoornis met zich mee brengt. Verder dient betrokkene in een begeleide woonvorm te verblijven omdat hij over onvoldoende innerlijke structuur beschikt om zichzelf te kunnen handhaven. Deze structuur dient hem van buitenaf aangereikt worden. Behandeling zal plaats moeten vinden, gezien de als hoog ingeschatte kans op herhaling, binnen een gesloten forensische setting, waarbij voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om agressief gedrag te beheersen. De maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de maximale duur van een jaar wordt niet voldoende geacht. Betrokkene heeft meer tijd nodig om goed behandeld en begeleid te worden om een kans op herhaling te minimaliseren. Binnen de maatregel van TBS kan betrokkene een behandeling geboden worden waaraan hij zich niet kan onttrekken en welke voldoende lang duurt om de problematiek te behandelen en de kans op herhaling te minimaliseren.
Op de terechtzitting van 26 maart 2013 heeft de rechtbank de zaak aangehouden opdat door de reclassering een maatregelrapport zou worden opgesteld in het kader van een TBS met voorwaarden en ter beantwoording van de vraag of er wachttijden zijn voor een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Op de terechtzitting van 12 juni 2013 is gebleken dat de reclassering nog niet in staat was om een maatregelenrapport op te stellen. De officier van justitie heeft op die zitting verklaard contact te hebben gehad met de plaatsingscoördinator in de FPK te Assen. Die coördinator heeft laten weten dat plaatsing binnen de FPK Assen niet kan op basis van een TBS met voorwaarden en dat dit ook bij een andere kliniek niet mogelijk is.
Met ingang van 11 juli 2013 is de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden geschorst in verband met zijn opname in de FPK te Assen.
Op de terechtzitting van 4 september 2013 is het rapport van de reclassering van 23 augustus 2013 aan de orde gesteld. In die rapportage wordt vermeld dat volgens de heer [naam], opname coördinator bij de FPK te Assen, verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden niet opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met het feit dat een TBS met voorwaarden impliceert dat het verblijf binnen de FPK op vrijwillige basis plaatsvindt. Dit valt niet te verenigen met de eventuele noodzakelijke vrijheidsbeperkende maatregelen en met het toedienen van noodmedicatie bij escalatie. In het kader van een TBS met dwangverpleging zijn er wel mogelijkheden om de behandeling van verdachte in de FPK te Assen voort te zetten.
Gelet op het bovenstaande en alles overziend acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk. Op grond van voormelde rapportages en de daarin opgenomen aanbevelingen is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een TBS met verpleging van overheidswege is voldaan en dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel met verpleging van overheidswege eist.
De door de verdediging verzochte maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis acht de rechtbank niet aan de orde, gelet op de ernst van het sub 1 gepleegde feit en de bij verdachte aanwezig psychiatrische problematiek. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende zeker is dat een opname in een psychiatrisch ziekenhuis met aansluitend eventueel een BOPZ-maatregel, voldoende bescherming biedt voor de veiligheid van personen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft een dergelijke opname een te korte behandelingsduur, waarbij, anders dan bij een TBS met verpleging, met name de fase van resocialisatie niet op een veilige en gefaseerde wijze kan worden uitgevoerd.
Daarbij weegt de rechtbank mee dat de geraadpleegde deskundigen hebben gewezen op de noodzaak van een behandeling in een tbs-setting in samenhang met het recidiverisico van een ernstig misdrijf. De mogelijkheid die de voorkeur van de gedragsdeskundigen had, te weten TBS met voorwaarden, is geen reële optie gebleken, nu de noodzakelijk geachte opname en behandeling in dat kader niet kunnen worden gerealiseerd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling onder meer zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid Sv, te weten moord. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte de 1 primair tenlastegelegde moord en de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan en ander toebehoort, beschadigen.
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat hem terzake van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte ter zake van het onder 1 primair (moord) en het onder 2 bewezenverklaarde en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
-
-verstaat dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van onder andere een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. D. Hardonk-Prins, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2013.
Mr. Berg en mr. Hardonk-Prins zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.