8.2Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de bewezenverklaarde moord, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zijn huisgenote, die volgens familieleden van het slachtoffer als een moeder voor hem was, om het leven gebracht. Verdachte heeft het slachtoffer daarmee haar meest fundamentele recht - het recht op leven - ontnomen. Haar gewelddadige dood heeft groot verdriet en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden, waarmee zij de rest van hun leven geconfronteerd zullen blijven.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die door de nabestaanden is opgesteld, blijkt dat de dood van het slachtoffer hun hele leven heeft ontregeld en zij iedere dag verdriet hebben.
Door het feit is bovendien de samenleving ernstig geschokt. Ten slotte is ook het lot van verdachte zelf tragisch, nu hij moet voortleven met het gegeven dat hij de vrouw die voor hem zorgde en als een moeder voor hem was, om het leven heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 26 juli 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het feit is begaan vanuit een psychose, zoals de gedragsdeskundigen in voornoemde rapporten hebben geconcludeerd. Uit deze rapporten blijkt dat verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en al jaren onder behandeling is bij GGZ Dimence te Almelo. Verdachte is in 2009 en 2010 twee maal opgenomen geweest met een psychotische decompensatie. Verdachte beschikt over intellectuele capaciteiten op naar schatting tenminste beneden gemiddeld niveau. Er is bij verdachte sprake van een realiteitsverstoring in de vorm van visuele hallucinaties, van verhoogde achterdocht, van verwardheid en van het beleven van verschillende gebeurtenissen uit verschillende tijdsintervallen uit zijn leven op hetzelfde moment. De verstoorde realiteitsbeleving vormt voor verdachte de realiteit. Verder is hij passief, initiatiefloos en emotioneel afgevlakt.
Bij de bij verdachte geconstateerde stoornissen kan er in een stressvolle situatie een psychotische decompensatie optreden, die vaak kort van duur is en met behulp van medicatie en structuur snel herstelt.
Door psychiater De Jong wordt de kans op recidive als reëel aanwezig ingeschat. De psychose was ten tijde van het onderzoek door psychiater De Jong nog niet volledig in remissie en verdachte heeft laten zien gewelddadig, onvoorspelbaar en onberekenbaar te kunnen reageren. Protectieve factoren kunnen volgens genoemde psychiater zijn: het gebruik van de juiste en voldoende hoog gedoseerde antipsychotische medicatie en daarbij regelmatige controles op de uitwerking van de antipsychotische medicatie door de behandelend psychiater.
Door psycholoog Sterk wordt een verband geconstateerd tussen de gediagnosticeerde psychische problematiek en het tenlastegelegde, tezamen met het feit dat verdachte niet zelfstandig in staat is om verandering te brengen in de geconstateerde psychische problematiek, waardoor de kans op herhaling als hoog wordt ingeschat.
Beide gedragsdeskundigen adviseren een intensieve klinische behandeling en opname binnen het kader van de TBS.
Psychiater de Jong merkt daartoe het volgende op.
Gezien de ernst van het tenlastegelegde, de ernst van de vastgestelde psychiatrische stoornis, bij verdachte en het gevaar op een ernstig recidief delict als gevolg van zijn psychische stoornis, indien deze stoornis onvoldoende behandeld zou worden, is een TBS kader voor de klinische behandeling in een gesloten forensische psychiatrische setting van verdachte noodzakelijk.
Psycholoog Sterk merkt over een behandeling het volgende op.
Voor de geconstateerde psychotische stoornis is behandeling geïndiceerd. Verdachte moet goed ingesteld worden op medicatie en psycho-educatie is aangewezen zodat betrokkene leert te leven met de beperkingen die de psychotische stoornis met zich mee brengt. Verder dient betrokkene in een begeleide woonvorm te verblijven omdat hij over onvoldoende innerlijke structuur beschikt om zichzelf te kunnen handhaven. Deze structuur dient hem van buitenaf aangereikt worden. Behandeling zal plaats moeten vinden, gezien de als hoog ingeschatte kans op herhaling, binnen een gesloten forensische setting, waarbij voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om agressief gedrag te beheersen. De maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de maximale duur van een jaar wordt niet voldoende geacht. Betrokkene heeft meer tijd nodig om goed behandeld en begeleid te worden om een kans op herhaling te minimaliseren. Binnen de maatregel van TBS kan betrokkene een behandeling geboden worden waaraan hij zich niet kan onttrekken en welke voldoende lang duurt om de problematiek te behandelen en de kans op herhaling te minimaliseren.
Op de terechtzitting van 26 maart 2013 heeft de rechtbank de zaak aangehouden opdat door de reclassering een maatregelrapport zou worden opgesteld in het kader van een TBS met voorwaarden en ter beantwoording van de vraag of er wachttijden zijn voor een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Op de terechtzitting van 12 juni 2013 is gebleken dat de reclassering nog niet in staat was om een maatregelenrapport op te stellen. De officier van justitie heeft op die zitting verklaard contact te hebben gehad met de plaatsingscoördinator in de FPK te Assen. Die coördinator heeft laten weten dat plaatsing binnen de FPK Assen niet kan op basis van een TBS met voorwaarden en dat dit ook bij een andere kliniek niet mogelijk is.
Met ingang van 11 juli 2013 is de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden geschorst in verband met zijn opname in de FPK te Assen.
Op de terechtzitting van 4 september 2013 is het rapport van de reclassering van 23 augustus 2013 aan de orde gesteld. In die rapportage wordt vermeld dat volgens de heer [naam], opname coördinator bij de FPK te Assen, verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden niet opgenomen kan worden. Dit heeft te maken met het feit dat een TBS met voorwaarden impliceert dat het verblijf binnen de FPK op vrijwillige basis plaatsvindt. Dit valt niet te verenigen met de eventuele noodzakelijke vrijheidsbeperkende maatregelen en met het toedienen van noodmedicatie bij escalatie. In het kader van een TBS met dwangverpleging zijn er wel mogelijkheden om de behandeling van verdachte in de FPK te Assen voort te zetten.
Gelet op het bovenstaande en alles overziend acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk. Op grond van voormelde rapportages en de daarin opgenomen aanbevelingen is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van een TBS met verpleging van overheidswege is voldaan en dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel met verpleging van overheidswege eist.
De door de verdediging verzochte maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis acht de rechtbank niet aan de orde, gelet op de ernst van het sub 1 gepleegde feit en de bij verdachte aanwezig psychiatrische problematiek. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende zeker is dat een opname in een psychiatrisch ziekenhuis met aansluitend eventueel een BOPZ-maatregel, voldoende bescherming biedt voor de veiligheid van personen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft een dergelijke opname een te korte behandelingsduur, waarbij, anders dan bij een TBS met verpleging, met name de fase van resocialisatie niet op een veilige en gefaseerde wijze kan worden uitgevoerd.
Daarbij weegt de rechtbank mee dat de geraadpleegde deskundigen hebben gewezen op de noodzaak van een behandeling in een tbs-setting in samenhang met het recidiverisico van een ernstig misdrijf. De mogelijkheid die de voorkeur van de gedragsdeskundigen had, te weten TBS met voorwaarden, is geen reële optie gebleken, nu de noodzakelijk geachte opname en behandeling in dat kader niet kunnen worden gerealiseerd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling onder meer zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid Sv, te weten moord. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.