ECLI:NL:RBOVE:2013:2199
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vorderingen in kort geding betreffende executiegeschil
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 3 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding. De eisers, bestaande uit een natuurlijke persoon en een besloten vennootschap, hebben vorderingen ingediend tegen de besloten vennootschap Groza B.V. De eisers vorderden primair de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerder vonnis van de rechtbank Den Haag, en subsidiair dat Groza zou worden veroordeeld om zekerheid te stellen ten behoeve van de eisers. De eisers stelden dat het vonnis van 7 augustus 2013, waartegen zij in hoger beroep gingen, feitelijke en juridische misslagen bevatte.
Tijdens de zitting op 27 augustus 2013 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van evidente misslagen in het eerdere vonnis en dat de door de eisers aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de executie te schorsen. De voorzieningenrechter benadrukte dat rechterlijke uitspraken nagekomen dienen te worden en dat inhoudelijke bezwaren tegen een uitspraak in het stadium van de tenuitvoerlegging niet kunnen worden aangevoerd, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een noodtoestand voor de eisers zouden opleveren. De primaire vordering tot schorsing van de executie is afgewezen, evenals de subsidiaire vordering tot zekerheidstelling. De eisers zijn als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar, waarbij de voorzieningenrechter de beslissing uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.