ECLI:NL:RBOVE:2013:2140

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
10 september 2013
Zaaknummer
08/710513-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met een stuk glas onder invloed van alcohol

Op 10 september 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 augustus 2012, onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol, het slachtoffer met een stuk glas in de nek, arm en rug heeft gesneden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een woordenwisseling in een café, naar buiten is gegaan en een vechtpartij is ontstaan. Tijdens deze vechtpartij heeft de verdachte het slachtoffer met een stuk glas verwond. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van acht maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen, maar dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur of 100 dagen vervangende hechtenis en een schadevergoeding van €520,- aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710513-12
Datum vonnis: 10 september 2013
Vonnis op tegenspraak (promis) van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank op 27 augustus 2013 en het onderzoek op de openbare terechtzitting van de politierechter op 17 april 2013 waar de zaak door de politierechter naar de meervoudige kamer van de rechtbank is verwezen. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. Kaya, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
25 augustus 2012 gepoogd heeft om [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel op die datum die [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld dan wel openlijk geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer] dan wel die [slachtoffer] toen heeft mishandeld terwijl het feit (zwaar) lichamelijk letsel voor die |[slachtoffer] tot gevolg heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, met (een stuk) glas, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in de nek en/of de (boven)arm en/of de rug en/althans het
lichaam heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(diverse steek en/of snijwonden en/of blijvende littekens), heeft toegebracht,
door deze [slachtoffer] opzettelijk met een stuk glas, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in de nek en/of de (boven)arm en/of de rug en/althans het
lichaam heeft gestoken en/of gesneden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de "Watermolen", in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon genaamd [slachtoffer],
welk geweld bestond uit het opzettelijk gewelddadig
- slaan en/of stompen in/op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer] en/of
- steken en/of snijden met/van een stuk glas, althans een scherp en/of puntig
voorwerp in de nek en/of de (boven) arm en/of de rug van voornoemde [slachtoffer];
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, NOG MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 augustus 2012,
te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een stuk
glas, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/op/tegen de nek/hals en/of
de arm en/of de rug heeft gestoken en/of gesneden en/of voornoemde [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of
gestompt, tengevolge waarvan deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (diverse
snijwonden en/of blijvende littekens), althans enig lichamelijk letsel, heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf zijnde onbetaalde arbeid voor de duur van 240 uur, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van acht maanden waarvan 237 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Standpunten van de officier van justitie en van de verdediging
De rechtbank constateert dat zowel de verdediging als de officier van justitie van oordeel zijn dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft geslagen,terwijl verdachte een stuk glas in zijn hand had.
De officier van justitie heeft daarbij gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging doodslag maar dat er naar zijn opvatting wel sprake is van zware mishandeling nu er sprake is van blijvend letsel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van zowel de primair tenlastegelegde poging tot doodslag als van de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling, omdat verdachte geen opzet, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, heeft gehad op de dood van noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [slachtoffer]. Wel is volgens de verdediging bewezen dat er openlijk geweld is gepleegd omdat er op de openbare weg gevochten is tussen verdachte en een mededader enerzijds en het slachtoffer anderzijds. De raadsman heeft vervolgens een beroep gedaan op noodweer. Verdachte heeft namelijk geprobeerd de situatie uit de weg te gaan maar voelde zich op een gegeven moment dusdanig in het nauw gedreven dat hij geen andere uitweg zag dan [slachtoffer] fysiek aan te vallen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1
Vaststaande feiten
Verdachte is op 25 augustus 2012 gaan stappen in Rijssen. Bij dit stappen kreeg verdachte in een café woorden met het slachtoffer [slachtoffer]. Verdachte wilde geen problemen en is hierop naar buiten gelopen. Toen het slachtoffer naar buiten kwam met een stel vrienden heeft verdachte een stuk glas van de grond gepakt omdat hij bang was dat ze hem iets gingen aandoen. Toen het slachtoffer [slachtoffer] achter hem aan kwam lopen, is verdachte kwaad geworden en is er een vechtpartij ontstaan. Verdachte en het slachtoffer zijn op elkaar afgelopen en er is over en weer geslagen. Verdachte heeft aangegeven dat hij daarbij het stuk glas in één van zijn handen vasthad. Het slachtoffer is voor het bij de vechtpartij opgelopen letsel behandeld in ziekenhuis.
Het slachtoffer heeft een snijwond van 15 à 20 cm links bij de hals en een snijwond in de linkerbovenarm opgelopen. Uit de foto’s van het opgelopen letsel blijkt ook van een snijwond op de rug. Volgens de arts is er sprake van gering uitwendig bloedverlies en is er geen vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel of van inwendig bloedverlies.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijsmateriaal aanwezig is voor bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Zowel verdachte als aangever hebben verklaard dat er over en weer geslagen is. Het feit dat verdachte bij het slaan een stuk glas in zijn hand had, is onvoldoende om te komen tot bewezenverklaring van opzet van verdachte op het doden het slachtoffer [slachtoffer], ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft net als bij de politie ook ter terechtzitting verklaard dat hij problemen wilde voorkomen en juist daarom het café heeft verlaten en naar buiten is gegaan. Hij heeft verklaard absoluut niet de opzet te hebben gehad om het slachtoffer aan te vallen of hem te steken. Verdachte was zich ten tijde van het slaan niet bewust van het feit dat hij een - kort tevoren opgepakt - stuk glas in zijn hand had en de rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen uit het dossier kunnen putten om de verklaring van verdachte op dit punt niet aannemelijk te achten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Met betrekking tot de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling is de rechtbank van oordeel dat dit feit evenmin bewezen kan worden nu op basis van de voorhanden zijnde stukken in het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat de aangebrachte verwondingen blijvend van aard zijn. Uit de medische verklaring en de foto’s in het dossier blijkt dat het slachtoffer oppervlakkige snijwonden heeft en niet veel bloed heeft verloren. Voorts blijkt niet – voor zover de verwondingen al permanente littekens tot gevolg zouden hebben - dat deze verwondingen op in het oog springende zichtbare plekken zijn opgelopen. De rechtbank zal verdachte dan ook eveneens vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte door met een stuk glas in de hand rond te zwaaien en/of te slaan in de richting van het slachtoffer willens en wetens de niet geringe kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen. Poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is evenwel niet tenlastegelegd.
Naar het oordeel is er ook geen sprake van een openlijke geweldpleging nu uit het dossier niet, in elk geval onvoldoende, blijkt dat het geweld in vereniging is gepleegd.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het nog meer subsidiaire tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 augustus 2012, te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer], met een stuk
glas in de nek/hals en de arm en de rug heeft gesneden, tengevolge waarvan deze [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat er sprake is van noodweer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een noodweersituatie en mitsdien het beroep op noodweer moet worden verworpen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de irritaties al eerder waren ontstaan en dat de situatie een tijd gesluimerd heeft. Hij is van mening dat verdachte zich aan de situatie had moeten onttrekken. Verdachte heeft dit niet gedaan, integendeel, hij heeft zelf de confrontatie opgezocht door op het slachtoffer af te lopen. Nu er geen sprake is van een noodweersituatie dient het beroep op noodweer te worden verworpen.
Oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat de wederrechtelijkheid in het bestanddeel mishandeling is verdisconteerd (Hoge Raad 5 juli 2011, LJN: BQ6690) met zich meebrengt dat een geslaagd beroep op noodweer tot gevolg heeft dat er een rechtvaardigingsgrond zou zijn voor het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De tenlastegelegde mishandeling zou in dat geval wegens het ontbreken van de daarin impliciet besloten wederrechtelijkheid niet bewezen kunnen worden waardoor vrijspraak zou moeten volgen in plaats van ontslag van alle rechtsvervolging.
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient het begane feit te zijn geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding - waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Bij de beoordeling van dit verweer gaat de rechtbank op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de navolgende feiten en omstandigheden, die de rechtbank aannemelijk voorkomen.
Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] in een café verdachte al had uitgedaagd waarna verdachte het pand heeft verlaten. [slachtoffer] is hierop met een groep vrienden verdachte naar buiten gevolgd.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedraging van [slachtoffer] door verdachte als bedreigend kon worden opgevat. Echter, het door de verdachte vervolgens getoonde gedrag zijnde het pakken van een stuk glas en vervolgens de confrontatie zoeken, in elk geval de confrontatie niet uit de weg gaan, kan onder de gegeven omstandigheden niet worden geduid als te zijn geboden geweest voor de noodzakelijke verdediging voor zijn eigen of een anders lijf of goed. Er was dan ook geen sprake van een noodweersituatie zodat het beroep op noodweer om die reden moet worden verworpen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 lid 1 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Mishandeling

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich – onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol- schuldig gemaakt aan een eenvoudige mishandeling. Hij heeft het slachtoffer met een stuk glas in de nek, de arm en de rug gesneden. Dat de gevolgen van zijn handelen beperkt zijn gebleven tot een oppervlakkige snee op de arm, de nek en de rug van het slachtoffer is niet de verdienste van verdachte geweest. Het incident heeft ernstige gevolgen gehad voor het slachtoffer hetgeen blijkt uit zijn slachtofferverklaring.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen de voor deze feiten vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken. Deze oriëntatiepunten geven voor eenvoudige mishandeling als uitgangspunt een geldboete aan. Ten aanzien middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen geven de oriëntatiepunten als uitgangspunt een gevangenisstraf van zes weken aan.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met het feit dat - ondanks de vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde - vast is komen te staan dat verdachte aangever, met in de hand een stuk glas, heeft geslagen en aldus zijn woede op zeer onverantwoorde wijze heeft geuit. Slaan met een stuk glas in de hand is aanzienlijk gevaarlijker dan het slaan zonder glas en (daarom) ernstiger. Bovendien vond de mishandeling plaats tijdens het uitgaan. Met beide omstandigheden zal bij het bepalen van de straf ten nadele van verdachte rekening worden gehouden.
Daarentegen houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met het feit dat hij als first-offender is aan te merken. De rechtbank heeft acht geslagen op hetgeen over verdachte is gerapporteerd door de reclassering op 3 april 2013 en op de persoon van verdachte zoals hij naar voren is gekomen op de terechtzitting. De reclassering schat het recidiverisico als laag in en adviseert een werkstraf op te leggen.
Met al deze omstandigheden rekening houdend, is de rechtbank van oordeel, dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.020,= (duizendentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade € 20,=;
  • immateriële schade van € 1.000,=.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel is toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De opgevoerde immateriële schadepost is betwist door de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk is. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
De rechtbank zal het gevorderde deels toewijzen tot een totaalbedrag van € 520,=, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het nog meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte nog meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het nog meer subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2012085782. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De bekennende verklaring, als bedoeld in artikel 359 lid 3 Sv, die de verdachte ter terechtzitting van 27 augustus 2013 heeft afgelegd;
2.
Een proces-verbaal van verhoor van 26 augustus 2012 (pag. 66 t/m 69 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer];
3.
Een geschrift te weten een aanvraagformulier medische informatie d.d. 21 oktober 2012.