Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
Oproep: wat zijn uw ervaringen met Pretium?”.
3.Het geschil
“Werving telefoonabonnees valt verkeerd”te publiceren of de inhoud anderszins openbaar te maken, althans ten minste tot na de uitspraak van het reeds aanhangige kort geding, en voorts II. om Wegener te gebieden om aan Pretium op maandag 2 september 2013 vóór 17.00 uur alle vermeende signalen en klachten te overhandigen, voorzien van NAWT-gegevens (naam, adres, woonplaats en telefoonnummer), met daarbij een korte omschrijving van elke klacht, en III. beide veroordelingen op straffe van een dwangsom, voor het geval Wegener niet aan de veroordelingen voldoet.
“Werving telefoonabonnees valt verkeerd”is onrechtmatig. Wegener handelt naar maatschappelijke maatstaven onbetamelijk, door eerst onder valse voorwendselen een oproep te plaatsen, vervolgens Pretium de (vermeende) signalen en 100 klachten te onthouden en daarna Pretium onder druk te zetten om in iets meer dan 24 uur te reageren op de concept-publicatie. Pretium kan zich niet inhoudelijk verweren, zij krijgt immers geen inzage in de (vermeende) signalen en klachten. De kern van de zaak is dat een klacht gecontroleerd moet kunnen worden. Wegener tracht zich op voorhand te onttrekken aan eventuele consequenties van het kort geding van 11 september 2013. Door de publicatie dreigt Pretium nog grotere schade te lijden dan zij al heeft geleden op grond van de valselijke oproep. Wegener heeft bovendien geen spoedeisend belang bij plaatsing van het artikel, daarmee kan gewacht worden tot na het al geplande kort geding op 11 september 2013.
4.De beoordeling
Oproep: wat zijn uw ervaringen met Pretium?” of de gestelde onjuiste wijze waarop Wegener/de journalist daarbij te werk is gegaan. Daarover gaat het kort geding tussen partijen op 11 september a.s.
“Werving telefoonabonnees valt verkeerd”moet worden verboden.
127. Protection of journalistic sources is one of the basic conditions for press freedom, as is recognised and reflected in various international instruments including the Committee of Ministers Recommendation quoted in paragraph 61 above. Without such protection, sources may be deterred from assisting the press in informing the public on matters of public interest. As a result the vital public-watchdog role of the press may be undermined and the ability of the press to provide accurate and reliable information may be adversely affected. Having regard to the importance of the protection of journalistic sources for press freedom in a democratic society and the potentially chilling effect an order of source disclosure has on the exercise of that freedom, such a measure cannot be compatible with Article 10 of the Convention unless it is justified by an overriding requirement in the public interest (see Goodwin, cited above, § 39; Voskuil, cited above, § 65; Financial Times Ltd. and Others, cited above, § 59; and Sanoma, cited above, § 51).
“Werving telefoonabonnees valt verkeerd”te verbieden. Een dergelijk verbod houdt een beperking in van de vrijheid van meningsuiting, in dit geval van de pers (art. 7 Grondwet), waarbij gelet op het belang van de voorlichtende taak van de pers een grote terughoudendheid is geboden. Een dergelijke beperking is alleen gerechtvaardigd als deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving.
“Werving van telefoonabonnees valt verkeerd”; het gaat om het onbetamelijk handelen van Wegener, waardoor Pretium zich niet inhoudelijk kàn verweren. Wegener handelt naar maatschappelijke maatstaven onbetamelijk, door eerst onder valse voorwendselen een oproep te plaatsen, vervolgens Pretium de (vermeende) signalen en 100 klachten te onthouden en daarna Pretium onder druk te zetten om in iets meer dan 24 uur te reageren op de concept-publicatie.