ECLI:NL:RBOVE:2013:2115

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
07.653256-12 en 07.653256-12 (vordering ex artikel 36e Sr)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wietteler voor hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 2 september 2013 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in Deventer, was niet in persoon verschenen tijdens de zittingen op 6 juni en 19 augustus 2013, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.S. Staijen. De officier van justitie, mr. A.M. Tromp, was aanwezig om de aanklacht te ondersteunen. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van ongeveer 652 hennepplanten, diefstal van elektriciteit van Enexis B.V., en vernieling van een elektriciteitswerk in de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, maar dat er een kortere periode bewezen kon worden verklaard dan door het openbaar ministerie was ten laste gelegd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het telen van hennep en het stelen van elektriciteit, maar sprak hem vrij van het medeplegen van deze feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de hennepkwekerij en dat hij door het manipuleren van het elektriciteitsnetwerk een gevaarlijke situatie had gecreëerd.

De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, Enexis B.V., van € 2.978,62, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad door enkele vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, en dat de vordering van de benadeelde partij voor een deel toewijsbaar was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653256-12 en 07.653256-12 (vordering ex artikel 36e Sr) (P)
Uitspraak: 2 september 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2013 en 19 augustus 2013.
De verdachte is niet in persoon verschenen. De verdachte is ter terechtzitting verdedigd door mr. J.S. Staijen, advocaat te Deventer, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.M. Tromp.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden die van (in totaal) ongeveer 652 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012 in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde meterkast en/of elektriciteitsinstallatie voor de stroomvoorziening in een woning/pand/perceel aan de [adres] heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of een stoornis in de gang en/of in de werking van die meterkast en/of elektriciteitsinstallatie voor die stroomvoorziening heeft/hebben veroorzaakt en/of een ten opzichte van die meterkast en/of elektriciteitsinstallatie voor die stroomvoorziening, genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft/hebben verijdeld, immers heeft hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) in een elektriciteitsnetwerk/elektriciteitsinstallatie/elektriciteitsaansluiting, welk onderdeel uitmaakt van voornoemd€ woning/pand/perceel,
- een illegale aftakking gemaakt voor de hoofdbeveiliging/hoofdzekeringen in de aansluitkast en/of
- de deksel van de aansluitkast (ongeoorloofd) open gemaakt en/of open laten staan en/of weggemaakt (was niet meer aanwezig) en/of
- een manipulatie en/of verzwaring van de smeltveiligheid in de eindgroep aangebracht,

Zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor brand en/of kortsluiting en/of elektrocutie in die/dat woning/pand/perceel en/of in één of meer belendende woning(en)/pand(en)/perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
VOORVRAGEN [1]
De raadsman heeft de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verbalisanten op 2 januari 2012 onrechtmatig het pand aan de [adres] te Deventer zijn binnengetreden.
De raadsman heeft daartoe gesteld dat de machtiging tot binnentreden was afgegeven voor zondag 2 december 2012 en niet voor maandag 2 januari 2012. Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat blijkens het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, verbalisant met meerdere personen het pand heeft betreden nu in het proces-verbaal staat vermeld dat “wij constateerden” en niet “ik constateerde”. Volgens de raadsman is dit slechts geoorloofd als de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt, conform artikel 8, tweede lid, Algemene wet op het binnentreden. De raadsman is derhalve van mening dat deze onrechtmatigheden een onherstelbaar vormverzuim opleveren in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafrecht welke verzuimen primair dienen te leiden tot de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en subsidiair tot bewijsuitsluiting van het aantreffen van de hennepplantage alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
De rechtbank overweegt het volgende.
Met betrekking tot de datum van binnentreden blijkt uit het dossier dat in de machtiging [2] staat vermeld dat deze is afgegeven te Deventer, op 2 januari 2012 waarbij hoofdagent van de Regiopolitie IJsselland tevens opsporingsambtenaar, [verbalisant], is gemachtigd om op zondag 2 december 2012 de woning aan de [adres] te Deventer binnen te treden.
Uit het proces-verbaal van binnentreden [3] d.d. 3 januari 2012 maakt de rechtbank op dat verbalisant op 2 januari 2012 voornoemde woning is binnengetreden.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat, gelet op de datum van afgifte van de machtiging, zondag 2 december 2012 moet worden gelezen als 2 januari 2012. De rechtbank is van oordeel dat de vermelde datum zondag 2 december 2012 een kennelijke misslag betreft waardoor verdachte niet in zijn verdediging is geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Met betrekking tot vermeende andere perso(o)nen die de woning zouden zijn binnentreden op basis van voornoemde machtiging overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betreffende machtiging slechts is afgegeven voor verbalisant [verbalisant] [4] .
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van de hennepkwekerij [5] bevat herhaaldelijk het woord “wij”, wat impliceert dat meerdere personen de woning zijn binnengetreden op 2 januari 2012.
Verbalisant [verbalisant] heeft als getuige ter terechtzitting d.d. 6 juni 2013 verklaard dat hij met één collega de woning is binnengetreden.
De rechtbank overweegt voorts dat in artikel 8, eerste lid van de Algemene wet op het binnentreden staat vermeld dat slechts degene die de machtiging heeft verleend de gemachtigde kan vergezellen zonder dat dit in de machtiging dient te worden vermeld. Indien de gemachtigde zich door anderen dan de degene die de machtiging heeft verleend laat vergezellen, dient dit in de machtiging uitdrukkelijk te zijn bepaald.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat uit de getuigenverklaring van [verbalisant] noch uit het dossier blijkt in welke hoedanigheid die collega, verbalisant Linthorst heeft vergezeld.
Nu echter de mogelijkheid niet kan worden uitgesloten dat de collega van [verbalisant] onrechtmatig de woning is binnengetreden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Immers, indien meerdere personen de woning zijn binnengetreden zonder dat de machtiging daarin voorziet, is naar het oordeel van de rechtbank, niet voldaan aan het bepaalde in artikel 8, tweede lid van de Algemene wet op het binnentreden.
Nu bedoeld vormverzuim naar het oordeel van de rechtbank onherstelbaar is, dient hieraan één van de in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering genoemde rechtsgevolgen te worden verbonden.
De rechtbank is echter van oordeel dat het voornoemde niet kan leiden tot de zwaarste sanctie die conform artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering kan worden opgelegd, te weten de niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan het openbaar ministerie slechts bij zeer hoge uitzondering niet ontvankelijk worden verklaard. Van zo een uitzondering is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval geen sprake.
De rechtbank is tevens van oordeel dat ook bewijsuitsluiting niet aan de orde is nu verbalisant [verbalisant] wel volgens wettelijk voorschrift gemachtigd was de woning binnen te treden.
Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte doordat zijn woning mede door een andere persoon, naast [verbalisant], is betreden niet in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank zal derhalve volstaan met de enkele constatering dat in het vooronderzoek sprake is geweest van een vormverzuim.
De rechtbank verwerpt het verweer en stelt dan ook vast dat er sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, maar zal daaraan geen rechtsgevolgen verbinden nu verdachte niet in zijn belang is getroffen.
BEWIJSOVERWEGINGEN [6]

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd. Met betrekking tot de ten laste gelegde periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012 heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte vanaf 1 juli 2011 huurpenningen heeft betaald en dat verdachte derhalve vanaf die datum gestart is met de hennepkwekerij. Gezien de periode is er volgens de officier van justitie een eerdere oogst geweest. Ter nadere onderbouwing daarvan heeft de officier van justitie gesteld dat uit het dossier valt op te maken dat er verdroogde hennepresten op de stofzuigerzakken zijn gevonden; dat er een stoflaag op de deurpost was waar te nemen en dat er hennepresten op de scharen zijn gevonden. Ook de kalkafzetting op de potten en de afzetting van kalk op het zeil, welke afzetting volgens de officier van justitie overeenkwam met de kalkafzetting op de potten, duiden er volgens de officier van justitie op dat over een langere periode hennep is gekweekt en dat er een eerdere oogst moet zijn geweest.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich voor wat betreft het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank behoudens de ten laste gelegde periode.
De raadsman van verdachte heeft een kortere periode bepleit dan ten laste is gelegd, te weten vanaf half november 2011 tot en met 2 januari 2012. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de ten laste gelegde periode van 1 juli 2011 tot half november 2011. De raadsman acht de door de officier van justitie aangevoerde argumenten niet zodanig doorslaggevend dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van een eerdere oogst.

Het oordeel van de rechtbank

Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de kalk-en algenafzetting in de hennepkwekerij, niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat er een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. Ook bezien in samenhang met de aangetroffen hennepresten op de stofzuigerzakken, de hoeveelheid stof op de deurpost en de hennepresten op de scharen komt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Daarbij heeft de rechtbank nog in aanmerking genomen dat de raadsman ter terechtzitting op 19 augustus 2013 heeft aangevoerd dat verdachte de knipscharen tweedehands heeft aangeschaft. De omstandigheid dat verdachte mogelijk vanaf 1 juli 2011 reeds huurpenningen heeft betaald voor de woning doet niets aan het voorgaande af.
De rechtbank volgt de raadsman dan ook in zijn stelling, dat slechts bewezen kan worden verklaard dat verdachte over de periode van half november 2011 tot en met 2 januari 2012 hennep heeft geteeld en zich in die periode tevens schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit alsmede opzettelijke vernieling van een elektriciteitswerk.
Het verweer slaagt in zoverre.
De bewezenverklaarde periode valt binnen de ten laste gelegde periode zodat de periode zoals ten laste gelegd geen aanpassing behoeft. De rechtbank zal evenwel met de kortere bewezenverklaarde periode rekening houden bij de op te leggen straf.
Met betrekking tot het medeplegen is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring te komen van dit onderdeel van de tenlastelegging. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij in de woning waar hij verbleef, een hennepkwekerij heeft opgezet. Verdachte heeft teneinde de planten van voldoende warmte te kunnen voorzien de elektriciteitsmeter eigenhandig aangepast zodat elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen. Door de aanpassingen aan het elektriciteitswerk is het voornoemde werk vernield en was er gevaar voor brand en/of kortsluiting en/of elektrocutie in die woning en één of meer belendende woningen.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van feit 1, 2 en 3 voor het overige sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
- Bekennende verklaring van verdachte [7] ;
- proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij [8] ;
- expertiseverslag van de Politie IJsselland [9] en
- proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] [10] .

Met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde.

- Bekennende verklaring van verdachte [11] ;
- proces-verbaal van aangifte door ENEXIS met bijlagen [12] en
- proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij [13] .

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
Hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012 in de gemeente Deventer, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (een) hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 652 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (stroom), geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
Hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 januari 2012 in de gemeente Deventer, opzettelijk een elektriciteitswerk, te weten een zogenaamde meterkast en/of elektriciteitsinstallatie voor de stroomvoorziening in een woning/pand/perceel aan de [adres] heeft vernield en beschadigd en onbruikbaar gemaakt en een stoornis in de gang en in de werking van die meterkast en elektriciteitsinstallatie voor die stroomvoorziening heeft veroorzaakt en een ten opzichte van die meterkast en elektriciteitsinstallatie voor die stroomvoorziening, genomen veiligheidsmaatregel(en) heeft verijdeld, immers heeft hij, verdachte, in een elektriciteitsnetwerk/elektriciteitsinstallatie/elektriciteitsaansluiting, welk onderdeel uitmaakt van voornoemd€ woning/pand/perceel,
- een illegale aftakking gemaakt voor de hoofdbeveiliging/hoofdzekeringen in de aansluitkast en/of
- de deksel van de aansluitkast (ongeoorloofd) open gemaakt en/of open laten staan en/of weggemaakt (was niet meer aanwezig) en/of
- een manipulatie en/of verzwaring van de smeltveiligheid in de eindgroep aangebracht,

Zodanig dat daardoor gemeen gevaar voor brand en/of kortsluiting en/of elektrocutie in die woning en/of in één of meer belendende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

1.
Het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 3, onder C van de Opiumwet.
2.
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking,
strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Het opzettelijk een elektriciteitswerk vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken en een stoornis in de gang en in de werking van een elektriciteitswerk veroorzaken en ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
strafbaar gesteld bij artikel 161bis van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis alsmede 2 weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, gezien de geringe wettig en overtuigend bewezenverklaarde periode, kan worden volstaan met een beperkte eventueel geheel voorwaardelijke taakstraf.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij een actieve rol heeft gespeeld bij het vervaardigen van softdrugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Het meewerken aan de handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij middels het knoeien met het elektriciteitsnetwerk, eigenhandig een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd.
De rechtbank heeft in strafverlagende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de rechtbank een kortere pleegperiode wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard dan is ten laste gelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Gezien het voornoemde zal de rechtbank een taakstraf, te weten een werkstraf, opleggen van substantiële duur alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf, teneinde het recidiverisico te verminderen, met een proeftijd van 2 jaren.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 10 en 13 van de Opiumwet.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij ENEXIS B.V. heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 5.980,66 gevoegd in het strafproces.
Met betrekking tot de vordering benadeelde partij overweegt de rechtbank het volgende.
De vordering van de benadeelde partij is voor wat betreft de posten 1 tot en met 9 toewijsbaar. Ten aanzien van de onder punt 10 gevorderde vergoeding voor verbruikte elektriciteit kan, gelet op de bewezen verklaarde periode, enkel de hoeveel elektriciteit voor de aangetroffen teelt worden toegewezen. Overeenkomstig de door de benadeelde partij in bijlage 2 vermelde hoeveelheden verbruikte elektriciteit zal de rechtbank de vordering, voor wat punt 10 betreft, toewijzen tot een bedrag van € 975,57. De benadeelde partij zal met betrekking tot het overige onder punt 10 gevorderde niet ontvankelijk worden verklaard.
De onder 12 vermelde buitengerechtelijke kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en komen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
Als vergoeding voor proceskosten zal de rechtbank echter een bedrag van € 540,- toewijzen voor indiening van het verzoekschrift.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij ENEXIS B.V. als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van
€ 2.978,62, vermeerderd met de wettelijk rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 2 bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij ENEXIS B.V. levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het
strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij ENEXIS B.V. voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij ENEXIS B.V. kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling van de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

Beslissing

Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
120 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2
weken.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Schadevergoeding

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij ENEXIS B.V. te Zwolle, tot een bedrag van € 2.978,62 (zegge: tweeduizendennegenhonderdenzevenentachtig euro en 62 eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 november 2011 (de dag waarop het onder 2 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.978,62 ten behoeve van het slachtoffer ENEXIS B.V. bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij ENEXIS B.V. voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan zijn vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en R.P. van Eerde, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Team Deventer-Noord/Diepenveen onder dossiernummer PL04DD/2011110165, opgemaakt op 20 juli 2012.
2.Machtiging tot binnentreden in een woning d.d. 2 januari 2012, pagina 66.
3.Proces-verbaal binnentreden woning d.d. 3 januari 2012, pagina 67.
4.Machtiging tot binnentreden in een woning d.d. 2 januari 2012, pagina 66.
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 juli 2012, pagina’s 1 tot en met 10.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Team Deventer-Noord/Diepenveen onder dossiernummer PL04DD/2011110165, opgemaakt op 20 juli 2012.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 23 maart 2012, pagina’s 94 tot en met 99.
8.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 juli 2012, pagina’s 1 tot en met 10.
9.Proces-verbaal expertiseverslag Politie IJsselland d.d. 5 januari 2012, pagina’s 64 en 65.
10.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 18 januari 2012, pagina’s 84 tot en met 90.
11.Zie het onder voetnoot 7 genoemde proces-verbaal.
12.Proces-verbaal van aangifte door ENEXIS met bijlagen d.d. 30 januari 2012, pagina’s 38 tot en met 65.
13.Zie het onder voetnoot 8 genoemde proces-verbaal.