ECLI:NL:RBOVE:2013:2088

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
C/07/204301 / HZ ZA 12-276
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en schadevergoeding wegens gebreken aan vrachtwagen

In deze zaak vordert eiser, een ondernemer die een grondverzetbedrijf in Duitsland exploiteert, dat Holland Trading B.V., een bedrijf dat handelt in trucks en zware machines, wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van een vrachtwagen die hij heeft aangeschaft. Eiser heeft de vrachtwagen, een MAN TGA 26.460 FPLS, gekocht voor € 18.500,00, maar heeft na de aankoop ernstige gebreken geconstateerd, waaronder waterverlies. Eiser heeft de verkoper in een brief op de hoogte gesteld van deze gebreken en heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Holland Trading heeft echter betwist dat er sprake was van verzuim aan haar zijde en heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Holland Trading in verzuim was, en dat de brief van eiser niet kan worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling. Hierdoor kon eiser geen aanspraak maken op ontbinding van de koopovereenkomst of schadevergoeding. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van eiser niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat er geen sprake was van een niet-betwiste schuldvordering. Eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Holland Trading, die zijn begroot op € 3.577,00. Het vonnis is uitgesproken op 3 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/07/204301 / HZ ZA 12-276
Vonnis van 3 juli 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ([land]),
eiser,
advocaat mr. M.N. van Geenen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLAND TRADING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Steenwijk,
gedaagde,
advocaat mr. M. van Asperen-van Dijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en Holland Trading genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 februari 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een grondverzetbedrijf in Duitsland.
2.2.
Holland Trading handelt in – onder meer – trucks en (zware) machines.
2.3.
Via het internet heeft Holland Trading een trekker van het merk MAN, type TGA 26.460 FPLS (verder: de trekker), voor een bedrag van € 18.500,00 aangeboden. In de advertentie is – voor zover thans van belang – het volgende opgenomen:
MAN TGA 26.460 FPLS
EUR 18.5000
Sattelzugmachine (SZM), Schwerlast
Gebrauchtfahrzeug
Preis:
EUR 18.500
Kilometerstand: 560.000
(…)
Fahrzeugbeschreibung:
Sehr schones Sattelzug 6X2 MAN chass.WMAH23ZZZZ2M342545
Motor Achsen und Automatic zint 100% der Reifen 70-80% algemeine Zustand so gut wie neu, der Sattelzug ist voll fahrberreit und direct einsatsberreid, herkomst Holland. (…)
2.4.
In januari 2012 heeft [eiser] de trekker tweemaal bij Holland Trading bezichtigd en heeft hij eenmaal een proefrit met de trekker gemaakt.
2.5.
Partijen hebben daarna overeenstemming bereikt over de koopprijs en [eiser] heeft een aanbetaling van € 500,00 gedaan. Op 17 februari 2012 heeft [eiser] het restant van de koopprijs betaald en heeft Holland Trading de trekker aan [eiser] geleverd.
2.6.
Op 28 maart 2012 is namens [eiser] een brief aan Holland Trading gezonden. In deze brief is – voor zover thans van belang – het volgende opgenomen:
Vrijwel direct nadat mijn cliënt de vrachtwagen bij u heeft gekocht, heeft opgehaald en naar Duitsland is gereden, heeft hij geconstateerd dat er sprake was van ernstig waterverlies. Omdat cliënt een en ander niet vertrouwde heeft hij de trekker laten nakijken bij een erkend M.A.N. garagebedrijf.
Bijgaand treft u aan de offerte die dit garagebedrijf aan mijn cliënt heeft doen toekomen en waaruit blijkt, na grondige inspectie, dat de vrachtauto op zeer veel punten ernstige gebreken en mankementen vertoont die dienen te worden gerepareerd.
Het totaalbedrag voor de reparatie wordt geschat op € 11.241,37 (zie bijlage).
Blijkbaar heeft u mijn cliënt een vrachtauto verkocht die technisch/motorisch in slechte staat blijkt te zijn en waaraan diverse grote reparaties moeten worden uitgevoerd om de vrachtauto weer gebruiksklaar te maken.
Gezien het bovenstaande is mijn cliënt dan ook gerechtigd om over te gaan tot ontbinding van de koopovereenkomst op basis van wanprestatie uwerzijds.
Namens cliënt laat ik u dan ook middels deze uitdrukkelijk weten dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt en dat hiermee de destijds gesloten koopovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden.
Het gevolg hiervan is dat u gehouden bent om aan mijn cliënt terug te betalen de koopsom van de vrachtwagen ad € 15.500,00, welk bedrag thans eveneens dient te worden verhoogd met de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 952,00. Cliënt maakt derhalve aanspraak op betaling uwerzijds van een totaalbedrag van € 16.425,00.
Middels deze verzoek ik u – welk verzoek u dient op te vatten als een sommatie in de zin van de Wet – om binnen zeven dagen na dagtekening van deze brief op mijn derdengeldrekening bij de ING Bank met nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Lina Advocaten Beheer B.V. onder vermelding van dossiernummer [xxxx], het bovenstaande bedrag te betalen. Na ontvangst van dit bedrag staat het u uiteraard vrij om de vrachtauto, na daartoe gemaakte afspraak, bij cliënt op te halen. Daarmee is, wat cliënt betreft, deze zaak dan afgehandeld.
Voldoet u evenwel niet aan deze sommatie en weigert u aan mijn cliënt terug te betalen, dan stel ik u namens cliënt reeds thans in gebreke en houd ik u namens cliënt uitdrukkelijk aansprakelijk voor de vervolgschade die mijn cliënt door uw toedoen heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden. In dat geval heb ik tevens opdracht om een gerechtelijke procedure tegen u op te starten. (…)
2.7.
Holland Trading heeft bij brief van 29 maart 2012 gereageerd op de brief van [eiser].
2.8.
Op 6 juni 2012 heeft [eiser] Holland Trading in kort geding gedagvaard bij de voorzieningenrechter van de rechtbank. Bij vonnis van 28 juni 2012 is de vordering van [eiser] afgewezen.
2.9.
[eiser] heeft de trekker verkocht voor een bedrag van € 2.380,00 (inclusief btw).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat Holland Trading bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te voldoen:
1. een bedrag van € 15.770,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 4 april 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. een bedrag van € 50.693,29 voor de door [eiser] geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW te rekenen vanaf 4 april 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. een bedrag van € 1.493,82 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. de kosten van dit geding.
3.2.
Holland Trading voert gemotiveerd verweer:
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met partijen gaat de rechtbank er vanuit dat Nederlands recht in dezen van toepassing is.
4.2.
Ter onderbouwing van de vorderingen heeft [eiser] het volgende aangevoerd.
Er was sprake van gebreken aan de trekker, waardoor de trekker (reeds ten tijde van de verkoop) niet beantwoordde aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. [eiser] heeft de trekker inmiddels moeten verkopen zodat hij op grond van artikel 6:270 BW de overeenkomst slechts gedeeltelijk kan ontbinden, in die zin dat [eiser] terugvordert de door hem aan Holland Trading betaalde koopsom minus het bedrag dat hij bij de verkoop van de trekker nog heeft ontvangen. Voor zover [eiser] geen beroep op ontbinding toekomt, vordert hij terugbetaling van de koopsom (minus de opbrengst) uit hoofde van artikel 6:74 BW omdat Holland Trading in de nakoming van de koopovereenkomst toerekenbaar tekortgeschoten is. Naast terugbetaling van de koopsom (minus de opbrengst) vordert [eiser] vergoeding van de schade die hij door de aankoop van de trekker heeft geleden, bestaande uit transportschade, omzetverlies, renteschade en buitengerechtelijke kosten.
4.3.
Holland Trading heeft als verweer, onder meer, aangevoerd dat haar geen ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW is verzonden en dat haar niet de gelegenheid is geboden de vermeende tekortkomingen weg te nemen, zodat zij niet in verzuim is geraakt. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank dit verweer eerst beoordelen.
4.4.
De (ter zitting ingenomen) stelling van [eiser] dat de brief van 28 maart 2012 “gelet op alle feiten en overgelegde stukken in deze zaak” kan worden gezien als een ingebrekestelling volgt de rechtbank niet. Zoals ook de voorzieningenrechter in de kort geding procedure heeft overwogen bevat bedoelde brief geen redelijke termijn voor nakoming van de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verbintenissen.
4.5.
Daarmee komt de vraag aan de orde of Holland Trading zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. In dit verband stelt de rechtbank voorop dat het vraagstuk van verzuim reeds in de kort geding procedure aan de orde is geweest en dat de voorzieningenrechter daaraan in het vonnis duidelijke overwegingen heeft gewijd. In de onderhavige procedure heeft Holland Trading zich ter afwering van de vordering opnieuw beroepen op het ontbreken van verzuim aan haar zijde. De rechtbank is van oordeel dat [eiser], gelet op het verweer van Holland Trading in de onderhavige procedure en het (herhaald) verzoek van de rechter ter zitting om een nadere toelichting op dit punt, geen dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om te kunnen concluderen dat Holland Trading zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt.
Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat de door [eiser] naar voren gebrachte argumenten het standpunt dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83, aanhef en onder a en c BW niet kunnen dragen. [eiser] heeft namelijk aangevoerd dat Holland Trading “van het begin af aan” weigerachtig is geweest om de gebreken aan de trekker te repareren dan wel de koop ongedaan te maken en dat Holland Trading ook niet aan de sommatie in de brief van 28 maart 2012 heeft voldaan. Uit deze stellingen volgt echter niet dat tussen [eiser] en Holland Trading een fatale termijn is overeengekomen voor nakoming van uit de koopovereenkomst voortvloeiende verbintenissen. Voorts blijkt hieruit niet dat Holland Trading [eiser] daadwerkelijk heeft aangesproken op de tekortkoming en heeft verzocht om alsnog (deugdelijk) na te komen, waarna Holland Trading een mededeling heeft gedaan waaruit (of zich zodanig heeft gedragen dat) [eiser] heeft mogen afleiden dat Holland Trading in de nakoming van de op haar rustende verbintenis zal tekortschieten. Terwijl Holland Trading uitdrukkelijk betwist dat [eiser] haar op de hiervoor bedoelde wijze heeft aangesproken.
Ook overigens heeft [eiser] onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die, gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid, meebrengen dat een ingebrekestelling in de gegeven omstandigheden niet van [eiser] kon worden gevergd.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] bij gebreke van verzuim aan de zijde van Holland Trading geen beroep toekomt op (buitengerechtelijke) ontbinding en uit dien hoofde derhalve geen aanspraak kan maken op terugbetaling van de koopsom van de trekker. Nu voor het recht op schadevergoeding eveneens sprake moet zijn van verzuim, komen de daarop toegesneden vorderingen van [eiser] ook niet voor toewijzing in aanmerking.
4.7.
Holland Trading vordert het in deze zaak te wijzen vonnis te waarmerken als een Europese Executoriale Titel als bedoeld in de Verordening (EG) 805/2004 van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (hierna: EET-Verordening).
De EET-Verordening heeft blijkens het bepaalde in artikel 1 ten doel een Europese executoriale titel in het leven te roepen voor niet-betwiste schuldvorderingen. Een schuldvordering wordt conform artikel 3 van de EET-Verordening niet betwist als de schuldenaar uitdrukkelijk met de vordering heeft ingestemd door deze te erkennen in een schikking die door het gerecht is goedgekeurd of de schuldenaar zich niet in de procedure overeenkomstig de toepasselijke vormvoorschriften heeft verweerd.
In de onderhavige zaak zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Holland Trading worden veroordeeld. Gesteld dat [eiser] tegen een veroordeling in de proceskosten geen verweer heeft gevoerd en tegen het onderhavige vonnis geen hoger beroep zal instellen, dan brengt dat niet mee dat dit vonnis als een beslissing inzake een niet-betwiste schuldvordering moet worden gekwalificeerd. Tegen de hoofdvordering is immers verweer gevoerd. De kostenveroordeling die de rechtbank ten gunste van Holland Trading zal uitspreken, is gebaseerd op artikel 237 Rv en kan niet afzonderlijk als een niet- betwiste vordering in de zin van artikel 3 EET-Verordening worden beschouwd. Artikel 7 EET-Verordening biedt evenmin een afzonderlijke grondslag voor toewijzing van een vordering als de onderhavige. Dit artikel regelt dat ingeval aan de voorwaarden voor het waarmerken van een beslissing als Europese executoriale titel is voldaan, deze titel in beginsel tevens ziet op de proceskosten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dit vonnis niet waarmerken als een Europese executoriale titel.
4.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Holland Trading worden begroot op:
- griffierecht €  1.789,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal €  3.577,00
De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de totale kostenveroordeling zal worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Holland Trading tot op heden begroot op € 3.577,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2013.