ECLI:NL:RBOVE:2013:2082

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
C/08/141564 / KG ZA 13-260
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot staking van executie in kort geding tussen ex-echtgenoten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-echtgenoten. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. van Leussen, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.F. Sabaroedin, alle executiehandelingen ten nadele van hem zou staken. De eiser stelde dat de gedaagde misbruik maakte van recht door executoriaal beslag te leggen op zijn AOW-pensioen en onroerende zaken, en vorderde tevens een voorschot op schadevergoeding. De gedaagde voerde verweer en betwistte de spoedeisendheid van de vordering.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde bevoegd was tot executie op basis van een eerder arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van een juridische of feitelijke misslag in het arrest van het Hof, en dat er geen nieuwe feiten waren die een noodtoestand voor de eiser zouden opleveren. De vordering van de eiser werd dan ook afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt de beperkte toetsingsruimte van de voorzieningenrechter in executie kort gedingen en de noodzaak voor de eiser om overtuigend bewijs te leveren voor zijn claims.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/141564 / KG ZA 13-260
datum vonnis: 28 augustus 2013 (s)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
verder te noemen [eiser],
advocaat: mr. M. van Leussen te Oldenzaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. J.F. Sabaroedin te Enschede.

1.Het procesverloop

1.1
[eiser] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. [gedaagde] heeft op
13 augustus 2013 een drietal producties in het geding gebracht.
1.2
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 14 augustus 2013. Ter zitting zijn verschenen: [eiser] vergezeld door mr. M. van Leussen en [gedaagde] vergezeld door
mr. J.F. Sabaroedin. De standpunten zijn toegelicht. Mr. J.F. Sabaroedin heeft dat aan de hand van een pleitnota gedaan.
1.3
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

De feiten
In deze zaak staat het navolgende vast.
2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. De rechtbank te Almelo heeft bij beschikking van 14 april 2010 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2
Bij vonnis van 23 juni 2010 heeft de rechtbank de waarde van de onroerende zaken in Thailand vastgesteld op een bedrag van € 67.500,--. De rechtbank heeft deze onroerende zaken aan [gedaagde] toegescheiden.
2.3
De rechtbank is tot een verdeling van de huwelijksgemeenschap gekomen waarbij [eiser] in het kader van overbedeling een bedrag van € 30.073,41 aan [gedaagde] diende te betalen. Dit bedrag is door [eiser] aan [gedaagde] betaald.
2.4
[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
2.5
Het Gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) heeft bij arrest van 7 juni 2012 het volgende overwogen met betrekking tot de waarde van de onroerende zaken in Thailand:
‘Het hof zal voorts de waarde van de opstal met perceel nummer 2573 buiten beschouwing laten, nu de vrouw onweersproken heeft gesteld dat die opstal is beschadigd als gevolg van een aardbeving.’
2.6
Het Hof is vervolgens tot een verdeling gekomen waarbij [eiser] € 47.119,91 aan [gedaagde] dient te betalen.
2.7
Om [eiser] tot betaling van het resterende bedrag van € 17.046,50
(€ 47.119,91 - € 30.073,41) te bewegen, heeft [gedaagde] executoriaal beslag gelegd op het AOW-pensioen van [eiser]. Voorts is beslag gelegd op de onroerende zaken van [eiser].

3.Standpunten van partijen

3.1
Kort gezegd vordert [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te bevelen alle executiehandelingen ten nadele van [eiser] te staken. Daarbij vordert
hij de ten laste van hem gelegde beslagen, waaronder het derdenbeslag op het AOW-pensioen en het beslag op de onroerende zaken gelegen aan de [adres] te [plaats] op te heffen en in de openbare registers te doen doorhalen. Dit alles op straffe van een dwangsom. Tevens vordert [eiser] dat [gedaagde] bij wege van voorschot op de uiteindelijke vast te stellen schade wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 7000,-- . Tot slot vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
[eiser] stelt daartoe - kort samengevat – dat [gedaagde] met de executiehandelingen misbruik maakt van recht. Bij het Hof heeft zij in strijd met de waarheid verklaard over de waarde van de opstal met perceelnummer 2573. Hierdoor hebben het Hof en [eiser] gedwaald omtrent de waarde van deze opstal. [eiser] is voornemens een bodemprocedure te starten waarin de vernietiging van de verdeling zal worden gevorderd. Voorts stelt [eiser] dat zijn spoedeisend belang blijkt uit zijn financiële situatie. Per saldo resteert telkens aan het eind van de maand een negatief bedrag.
3.3
[gedaagde] voert verweer en stelt dat de beschikking die door het hof is gegeven, slechts in een zeer beperkt aantal situaties kan worden herroepen. Herroeping kan plaatsvinden, indien er sprake is van bedrog. Van bedrog is geen sprake geweest en uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt ook op geen enkele wijze dat er sprake zou zijn geweest van bedrog. Ook wordt de spoedeisendheid door [gedaagde] betwist. Daartoe voert zij aan dat er onvoldoende bewijsstukken door [eiser] naar voren zijn gebracht om de hoogte van zijn maandelijkse inkomen en zijn maandelijkse lasten aan te nemen.

4.De beoordeling

4.1
Voor de beantwoording van de vraag of de vordering tot staking van alle executiehandelingen bij wijze van voorlopige voorziening kan worden toegewezen, dient de voorzieningenrechter te beoordelen of [gedaagde] de bevoegdheid tot executie toekomt, en zo ja, of zij misbruik maakt van deze executiebevoegdheid. Van zulk misbruik is sprake indien het te executeren arrest klaarblijkelijk berust op een evidente juridische of feitelijke misslag van de rechter die het arrest wees of indien er sprake is van na dit arrest voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is [gedaagde] bevoegd om op grond van het arrest van het Hof van 7 juni 2012 over te gaan tot de executie.
4.3
Gesteld noch gebleken is dat er sprake zou zijn van een juridische misslag van het Hof.
4.4
Ten aanzien van de beoordeling of de te executeren titel van [gedaagde] klaarblijkelijk berust op een feitelijke misslag overweegt de voorzieningenrechter als volgt. [eiser] heeft gesteld dat het Hof bij de verdeling van de gemeenschap er onterecht van is uitgegaan dat de waarde van de opstal met perceel nummer 2573 nihil is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat er sprake is van een evidente feitelijke misslag. De verklaring van [gedaagde] ter zitting van 14 augustus 2013 dat de reparatie die zij heeft moeten verrichten na de aardbeving € 5.000,-- heeft gekost, roept weliswaar vraagtekens op, maar nu allerminst duidelijk is geworden wat de waarde van de betreffende opstal voor de vermeende aardbeving was, kan niet gezegd worden dat ’s Hofs arrest ten aanzien van de waarde van de opstal klaarblijkelijk berust op een feitelijke misslag.
4.7
Van nieuwe feiten op grond waarvan executie van het arrest zou leiden tot een noodtoestand aan de zijde van [eiser] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin gebleken.
4.8
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat binnen het beperkte toetsingsbereik van een executie kort geding als het onderhavige, noch van een feitelijke of juridische misslag, noch van nieuwe feiten die zouden leiden tot een noodtoestand, is gebleken. Van misbruik van bevoegdheid is niet gebleken. De vordering van [eiser] hieromtrent dient dan ook te worden afgewezen.
4.9
In de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. wijst de vorderingen van [eiser] af;
II. compenseert de kosten van deze procedure aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.