In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over een ontheffing ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor de exploitatie van een ijzer- en metaalhandel. De eisers, wonende te Enschede, hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede als verweerder aangesproken. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat er nader onderzoek moest worden verricht naar de piekgeluiden die boven de 70 dB(A) werden gemeten bij de schuur van eisers. Verweerder kreeg de kans om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Na het indienen van een nadere motivering door verweerder, heeft de rechtbank deskundigen benoemd om de situatie te onderzoeken. De deskundige heeft geconcludeerd dat de geluidsbelasting binnen de geldende normen blijft, zelfs bij een hogere geluidsproductie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing in redelijkheid kon worden verleend, ondanks de zorgen van eisers over de geluidsnormen en de impact op het woon- en leefklimaat. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Verweerder is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers en het griffierecht.