ECLI:NL:RBOVE:2013:2079

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
AWB 11/963
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing voor exploitatie van een ijzer- en metaalhandel in Enschede

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over een ontheffing ex artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor de exploitatie van een ijzer- en metaalhandel. De eisers, wonende te Enschede, hebben het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede als verweerder aangesproken. De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat er nader onderzoek moest worden verricht naar de piekgeluiden die boven de 70 dB(A) werden gemeten bij de schuur van eisers. Verweerder kreeg de kans om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Na het indienen van een nadere motivering door verweerder, heeft de rechtbank deskundigen benoemd om de situatie te onderzoeken. De deskundige heeft geconcludeerd dat de geluidsbelasting binnen de geldende normen blijft, zelfs bij een hogere geluidsproductie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontheffing in redelijkheid kon worden verleend, ondanks de zorgen van eisers over de geluidsnormen en de impact op het woon- en leefklimaat. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Verweerder is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: ALM 11/963 WRO

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers],

wonende te Enschede, eisers,
gemachtigde: mr. G.H. Teiken, werkzaam bij Teiken Rechtsbijstand te Enschede,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede,

verweerder.
derde belanghebbende:
[derde belanghebbende]
wonende te Enschede, vergunninghouder,
gemachtigde: ing. E.G.M. Bonekamp, werkzaam bij Bonekamp Advies Twello te Twello.
1.
Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 25 juli 2011, aangevuld op 24 juli 2012.

Procesverloop

Op 13 juni 2012 heeft de rechtbank Almelo tussenuitspraak gedaan en verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van die uitspraak het daarin genoemde gebrek in het bestreden besluit te herstellen en daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de rechtbank, zulks met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
De uitspraak is op 15 juni 2012 aan partijen gezonden. Voor het procesverloop wordt naar deze uitspraak verwezen.
Bij brief van 24 juli 2012 - met bijlagen - heeft verweerder gebruik gemaakt van die mogelijkheid om het gebrek te herstellen.
Bij schrijven van 20 augustus 2012 heeft de gemachtigde van eisers de rechtbank een reactie -met bijlagen- doen toekomen.
Mede gelet op die reactie heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) als deskundige benoemd.
Op 7 februari 2013 heeft de StAB verslag uitgebracht van haar onderzoek.
Bij brieven van 15 maart 2013 - beide met bijlagen - hebben zowel verweerder als eisers een reactie ingediend.
Partijen, verweerder bij schrijven van 12 april 2013, eisers bij schrijven van 16 april 2013 en derde belanghebbende bij schrijven van 16 april 2013, hebben de rechtbank toestemming gegeven het beroep af te doen met achterwege laten van een hernieuwd onderzoek ter zitting.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Het onderhavige beroep is ingediend bij de rechtbank Almelo, welke rechtbank in verband met de inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart met ingang van
1 januari 2013 is opgegaan in de rechtbank Oost-Nederland. Met ingang van 1 april 2013 is de zogeheten Splitswet (Staatsblad 2012, 666) in werking getreden. Hierdoor is het per
1 januari 2013 ingevolge de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) gevormde arrondissement Oost-Nederland gesplitst in de arrondissementen Gelderland en Overijssel. Als gevolg hiervan wordt deze uitspraak gedaan door de rechtbank Overijssel.
2.
In de tussenuitspraak van 13 juni 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder, nu op de schuur behorende bij de woning van eisers piekgeluiden zijn gemeten boven de 70 dB(A), nader onderzoek had dienen te verrichten naar de oorzaak ervan. Verweerder is in de gelegenheid gesteld dat gebrek in het bestreden besluit te herstellen. In dat verband diende verweerder in ieder geval de volgende vragen te beantwoorden:
a. wat is, uitgaande van een piekwaarde van 73 dB(A) op de schuur, de te berekenen piekwaarde op de woning van eisers?
b. indien deze waarde hoger ligt dan 62 dB(A): wat is de reden van het feit dat de gemeten piekwaarde hoger ligt dan op grond van de berekeningen van Tideman valt te verwachten?
c. heeft het frequente piekgeluid invloed op de cumulatieve bijdrage van de inrichting van Zwarts op het equivalente geluidsniveau op de zone? Daarbij dient tevens te worden betrokken of wel sprake is van een “beperkte bedrijfsvoering” als waarvan Tideman is uitgegaan, of het materieel voldoet aan de stand der techniek, of sprake is van een akoestisch gunstige indeling van het terrein en of sprake is van afdoende afschermende maatregelen. Verder dient daarbij te worden betrokken wat de rol is van geluidsreflectie op opgeslagen materiaal op het terrein.
3.
Ter uitvoering van die uitspraak heeft verweerder op 24 juli 2012 het bestreden besluit van een nadere motivering voorzien. Daarin is aangegeven dat de alsnog berekende piekwaarde op de woning van eisers na meteocorrectie 66 dB(A) bedraagt, waarmee wordt voldaan aan de ten hoogste toegestane waarde van 70 dB(A) uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (hierna: Handreiking). Dat de berekende piekwaarde hoger ligt dan op grond van de berekeningen van Tideman valt te verwachten is waarschijnlijk veroorzaakt doordat anders wordt gewerkt dan is aangegeven in het rapport of doordat er specifieke plaatselijke omstandigheden (bijvoorbeeld oneffenheden) aan de Najaarsweg 62 zijn waarmee in het rapport geen rekening is gehouden.
Voorts is aangegeven dat door [derde belanghebbende]maatregelen zijn getroffen om het geluid te reduceren en dat uit recente metingen, welke als bijlage zijn bijgevoegd, blijkt dat het maximaal vergunde geluidsniveau niet langer wordt overschreden.
Ten aanzien van de invloed van het frequente piekgeluid op de cumulatieve bijdrage van de inrichting van Zwarts op het equivalente geluidsniveau op de zone wordt opgemerkt dat een verdubbeling van de tijd dat metaal wordt opgepakt en neergelegd slechts leidt tot een beperkte toename van het equivalent geluidsniveau van de inrichting op
zonebewakingspunt 1 van 43 dB(A) naar 44 dB (A). Verder geeft verweerder aan dat met de omschrijving “beperkte bedrijfsvoering” is bedoeld de inrichting van [derde belanghebbende] te onderscheiden van de grote metaalverwerkers en niet een beschrijving van de bedrijfsvoering als zodanig betreft, dat het materieel voldoet aan de stand der techniek, dat sprake is van een akoestisch gunstige indeling van het terrein en dat de reflectie tegen het op het terrein opgeslagen metaal juist bijdraagt aan een lager geluidsniveau dan in het geval van een leeg terrein, welke situatie door Tideman als uitgangspunt is genomen. Verweerder handhaaft dan ook de ongegrondverklaring van het bezwaar en de instandlating van het besluit tot ontheffing.
4
In zijn reactie van 25 september 2012 heeft de gemachtigde van eisers verweerders onderbouwing gemotiveerd bestreden.
5
Mede naar aanleiding van die reactie heeft de rechtbank de StAB als deskundige benoemd en de StAB verzocht de nadere onderbouwing van verweerder te onderzoeken. Daarbij is verzocht in ieder geval de navolgende vragen te beantwoorden.
1.
Zijn de door verweerder gehanteerde uitgangspunten en de gehanteerde meetmethode juist en kunt u zich verenigen met de daaruit door verweerder getrokken conclusie dat de geluidsbelasting binnen de voor categorie 3-activiteiten geldende norm blijft? Zo nee, waarom niet? De rechtbank verzoekt u in het bijzonder aandacht te besteden aan de gehanteerde meteocorrectie. Uit het advies van de Afdeling Technisch Advies en Gegevensbeheer gemeente Enschede van 5 april 2011 (gedingstuk B17), blijkt dat de meteocorrectie met behulp van het door Tideman opgestelde rekenmodel is bepaald op +2,5 dB(A); blijkens het nadere besluit van verweerder van 24 juli 2012 bedraagt de op basis van het Tideman opgestelde rekenmodel vastgesteld meteocorrectie – 4,3 dB(A). Zijn de meteocorrecties op juiste wijze vastgesteld?
2.
Heeft het frequente piekgeluid invloed op de cumulatieve bijdrage van de inrichting van [derde belanghebbende] op het equivalente geluidsniveau op de zone? Daarbij dient tevens betrokken te worden of wel sprake is van een “beperkte bedrijfsvoering” als waarvan Tideman is uitgegaan, of het materieel voldoet aan de stand der techniek, of er sprake is van een akoestisch gunstige indeling van het terrein en of er sprake is van afdoende afschermende maatregelen. Verder dient daarbij te worden betrokken wat de rol is van geluidsreflectie op opgeslagen materieel op het terrein, of sprake is van één dan wel twee kranen op het terrein, of ten aanzien van de kraan een juiste bronpositie is gehanteerd, en of het realistisch is dat –zoals door Tideman wordt aangenomen- de kraan 0,5 uur per etmaal handelingen verricht.”.
6
In haar rapportage van 7 februari 2013 heeft de deskundige ten aanzien van de eerste vraag geconcludeerd dat de door verweerder getrokken conclusie dat de geluidsbelasting binnen de voor categorie 3-activiteiten geldende norm blijft, correct lijkt. Zelfs met een geluidsproductie die driemaal hoger ligt dan de vergunde geluidsruimte, kan het bedrijf volgens de deskundige aan het ruimtelijk uitgangspunt van verweerder (45dB(A) op 50 meter afstand) voldoen. Daarbij is aangegeven dat de (positieve) meteocorrectie die moest worden toegepast bij de specifieke meting overdag van het maximale geluidsniveau nabij de woning van eisers op 1,5 meter hoogte 4,3 dB(A) bedraagt.
7
Ten aanzien van de tweede vraag geeft de deskundige aan dat de in het akoestisch rapport van Tideman uit 2008 beschreven bedrijfsvoering overeenkomt met de aard van het bedrijf en de daarin voorkomende geluidsbronnen en geluidhoogten. Ook acht de deskundige het niet onrealistisch om als totaal van het aantal kortstondige verhogingen van het geluidniveau uit te gaan van een half uur overdag. Deze verhogingen hebben een marginale invloed op het equivalente geluidsniveau en leiden niet tot overschrijding van de geluidzone. Evenwel wordt opgemerkt dat in het akoestisch rapport van Tideman geen rekening is gehouden met het feit dat in de inrichting ook piekniveaus op grotere hoogte kunnen optreden. Indien wordt uitgegaan van activiteiten met metaalafval op een hoogte van zes meter, zou bij de woning van eisers een piekniveau resteren van 73,3 dB(A). Daarbij is het scherm buiten beschouwing gelaten. Indien de piekbronnen niet boven de muur uitkomen, zal door de afschermende werking van de muur wellicht nog aan de aanvaardbare grenswaarde van maximaal 70 dB(A) kunnen worden voldaan.
8
In reactie op het deskundigenrapport van de StAB heeft verweerder aangegeven dat van de zijde van [derde belanghebbende] in verband met de verandering van diens inrichting een melding in het kader van het Activiteitenbesluit is ingediend, met als bijlage een akoestisch rapport van Tideman van 18 januari 2013. Verweerder is voornemens om maatwerkvoorschriften te stellen ten aanzien van de maximale hoogte van bergen metaal, waarmee volgens verweerder wordt voldaan aan hetgeen in het deskundigenrapport is opgenomen. Tevens worden, in het kader van de inpassing van de inrichting in de zone, maatwerkvoorschriften opgenomen ten aanzien van het aspect geluid die afwijken van de standaarden in het Activiteitenbesluit. Daarbij geldt dat de voorschriften uit de milieuvergunning, die op basis van het overgangsrecht thans nog als maatwerkvoorschriften hebben te gelden, op korte termijn hun gelding verliezen.
9
In reactie op het deskundige rapport stelt de gemachtigde van eisers, kort samengevat, dat het geluidsmodel van Tideman niet de bedrijfsrepresentatieve situatie weergeeft, laat staan de situatie zoals die kan zijn indien wordt uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Hierbij wordt er op gewezen dat de maximale grenswaarde voor piekgeluiden van 70 dB(A) (overdag) uit het Activiteitenbesluit komt. De VNG milieuzonering gaat voor een rustig buitengebied uit van een piekgrenswaarde van 65 dB(A). Aldus bezien staat niet vast dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Voorts stellen eisers dat zowel Tideman als de StAB teveel uitgaan van een milieutoets, terwijl de grenswaarden voor een binnenplanse ontheffing strenger zijn. Ook wordt ingegaan op de uit de melding blijkende extra activiteiten die Zwarts, het rapport van Tideman uit 2013 en de reactie daarop van het StAB.
10.
De rechtbank overweegt als volgt.
11.
De rechtbank stelt voorop dat in de tussenuitspraak is overwogen dat in de inrichting geen materiaal wordt bewerkt en de inrichting aldus kan worden beschouwd als een
categorie 4-bedrijf. Voor zover eisers hebben gesteld dat uit de melding kan worden afgeleid dat thans wel (incidenteel) metaal wordt verkleind, geeft dit geen aanleiding om op de tussenuitspraak terug te komen. Daargelaten de vraag of het incidenteel verkleinen van metaal er toe leidt dat de inrichting moet worden gekwalificeerd als een categorie 5-bedrijf, heeft als uitgangspunt te gelden dat de inrichting dient te worden beoordeeld waarop het bestreden besluit betrekking heeft. Dit betekent dat de verleende ontheffing niet ziet op een inrichting waarin metalen worden bewerkt of verkleind. Hetzelfde geldt voor zover eisers er op hebben gewezen dat blijkens de melding ter plaatse autowrakken worden opgeslagen. Verwezen wordt in dit verband naar het aanvullende besluit van 24 juli 2012, waarin is opgenomen dat de ontheffing slechts geldt voor hetgeen is aangevraagd. Een verzwaring of wijziging van de activiteiten is, zo heeft verweerder gesteld, onder de werking van de verleende ontheffing niet toegestaan.
12.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank voorts overwogen dat het op zichzelf niet onredelijk is te achten dat verweerder voor het maximaal toegestane geluidsniveau op de woning niet aansluit bij hetgeen ingevolge de milieuvergunning is toegestaan maar bij hetgeen ingevolge de Handreiking aanvaardbaar wordt geacht, namelijk 70 dB(A) in de dagperiode. Voor zover eisers hebben gesteld dat dit ten onrechte is, nu moet worden aangesloten bij een piekgrenswaarde van 65 dB(A) die hoort bij het omgevingstype “rustig buitengebied”, kunnen eisers dit in de procedure bij de rechtbank niet meer aan de orde te stellen. Dit kan worden aangevoerd in een eventueel hoger beroep.
13.
Niet in geschil is dat de inrichting van [derde belanghebbende] valt onder werking van het Activiteitenbesluit. Aan de orde is dan ook de vraag of aanleiding bestaat voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen ontheffing heeft kunnen verlenen omdat ernstig moet worden betwijfeld dat door het uitoefenen van de activiteit kan worden voldaan aan de in het Activiteitenbesluit neergelegde normen. Voorts dient te worden beoordeeld of het verlenen van de ontheffing er toe kan leiden dat de geluidsbelasting, veroorzaakt door alle bedrijven op het gezoneerde industrieterrein, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaat en of wordt voldaan aan de voor categorie 3-bedrijven geldende geluidsnorm van 45 dB(A) op een richtafstand van 50 meter. Voor het standpunt van eisers dat niet de aangevraagde maar de maximaal mogelijke situatie uitgangspunt moet zijn, bestaat geen aanleiding. Zoals hiervoor reeds is opgemerkt is enkel ontheffing verleend voor de bedrijfssituatie zoals die is aangevraagd.
14.
Onder verwijzing naar het rapport van de StAB kan worden gesteld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geluidsbelasting van de inrichting waarop de aanvraag ziet binnen de voor categorie 3-activiteiten geldende norm blijft van 45 dB(A) voor het equivalente geluidsniveau op een richtafstand van 50 meter. Voorts blijkt hieruit dat, ook indien het frequentie piekgeluid bij de berekening wordt betrokken, de zonegrens niet wordt overschreden. Wat betreft de vraag of ernstig moet worden betwijfeld dat kan worden voldaan aan de in het Activiteitenbesluit neergelegde normen, is relevant dat feitelijk metaal wordt opgeslagen tot een hoogte die uitstijgt boven de keerwanden, waardoor niet kan worden gegarandeerd dat het piekgeluid op de woning van eisers blijft onder hetgeen ingevolge de Activiteitenbesluit aanvaardbaar is geacht. Daarmee zou geen sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Dit is in dit geval echter niet doorslaggevend. Door maatwerkvoorschriften te stellen die er toe strekken dat metaal niet hoger wordt opgeslagen dat de hoogte van de keerwand, kan alsnog aan het bepaalde in het Activiteitenbesluit worden voldaan. Verweerder heeft aangegeven zulke maatwerkvoorschriften ook te zullen stellen en niet kan op voorhand worden gezegd dat die maatwerkvoorschriften uiteindelijk niet kunnen worden opgelegd. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat in voldoende mate worden gegarandeerd. In dit licht bezien heeft verweerder de gevraagde ontheffing in redelijkheid kunnen verlenen.
15 .
Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen is het beroep gegrond. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen echter in stand worden gelaten, nu de nadere motivering van verweerder van 24 juli 2012, bezien in samenhang met de reactie van verweerder op het StAB-rapport van 15 maart 2013, het bestreden besluit kan dragen.
16.
De rechtbank acht het billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eisers redelijkerwijs hebben moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep. Deze kosten worden bepaald op € 944,- aan kosten van rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting). Voor het toekennen van een punt voor het indienen van de nadere reactie bestaat geen aanleiding, nu deze reactie niet aan de vernietiging van het bestreden besluit heeft bijgedragen. Voorts dient verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht te vergoeden.
17.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank,
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van verweerder van 25 juli 2011;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 944,-, door verweerder te betalen aan eisers;
  • verstaat dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht ad € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, en door hem en M.W. Hulsman als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep