Deze verklaring wordt opgenomen in de zogenoemde vraag en antwoordstijl:
V= Vraag van verbalisanten aan getuige.
A= Antwoord van de getuige op gestelde vragen
M= Mededeling van verbalisanten.
0= Ongevraagde opmerkingen van getuige.
V: Zou je ons kunnen vertellen waarover de Duitse politie jou gehoord heeft?
A: De Duitse politie heeft mij gehoord omdat ik in het bezit zou zijn van een telefoon die afstamt van een gewapende overval.
V: Hoe kwam je in het bezit van de telefoon?
A: Ik rijd taxi in Duitsland.
Ik vervoerde een klant van Duitsland naar Nederland toe en die klant zag dat ik een "verouderd" telefoontoestel had. Hij bood mij deze telefoon te koop aan?
0: Ik heb deze klant opgehaald aan het adres [adres 1] in [plaats], Duitsland.
V: Kun je ons vertellen wanneer je die man in de auto hebt gehad en wanneer je de telefoon hebt gekocht?
A: Ik weet dat niet precies,…ik denk de tweede week van april.
V: Wanneer was dat op een avond of ochtend?
A: Ik heb de telefoon op een avond rond een uur of 9 gekocht.
V: Oké, wanneer heb je dan die telefoon gekocht?
A: Dat moet zijn tussen 5 en 10 april 2013.
V: Wat voor telefoon heb je toen gekocht tussen 5 en 10 april 2013?
A: Samsung Galaxy Note 2, kleur titanium grijs.
V: Wat is de prijs die je er voor betaald hebt?
A: Er werd 400 euro voor gevraagd. Maar ik heb er 350 euro voor betaald. Dit is een reële prijs want op internet worden tweedehandse telefoons van dit type aangeboden voor tussen de 250 euro en 400 euro. Nieuw kosten ze 780 euro ongeveer.
V: Hoe is dat in zijn werk gegaan?
A: Ik was aan het taxi rijden en ik kreeg telefoon op mijn "arme" eenvoudig toestel. De man waar ik de telefoon van kocht zag dat ik een oud model telefoon had en hij vroeg of ik een nieuwer model wilde hebben.
V: Kwamen jullie snel overeen over het bedrag?
A: Ja, dat kwamen we snel overeen.
Ik heb niet het hele bedrag betaald ik gaf hem eerst 150 euro omdat ik niet gelijk het geld bij elkaar kon krijgen. Ik moest daarvoor eerst naar huis. Ik heb hem van [plaats] naar Enschede gebracht. Hij zou daar een bekende treffen. Een paar minuten later heb ik hem weer terug gebracht naar de [adres 1] in [plaats].
V: Heb je hem vaker dan die twee keer in de auto gehad.
A: Ja, nog 1 keer. Ik heb totaal 3 keer met hem gereden. De eerste keer dus van [adres 1] naar Enschede Zuid,…..naar mijn mening.
De tweede keer was van de [adres 1] naar het treinstation in Enschede. En de derde keer was dus toen hij vroeg naar het geld en toen hij naar de coffeeshop in Glanerbrug, Gronaustraat in Glanerbrug naast de zonnestudio, wilde
V: Als wij een foto laten zien zou je hem dan terug kennen?
A: Ja. Ik denk dat hij wel eens een jointje rookt. Ik zag dat aan zijn ogen.
NOOT VERBALISANTEN:
Wij verbalisanten tonen getuige een afbeelding voorzien van fotonummer: PL0500:13:00353. Deze afbeelding wordt als bijlage toegevoegd bij dit proces verbaal.
M: We tonen jou nu een foto.
V: Wat zie je?
M: Je schudt met je hoofd.
V: Waarom?
A: Dat is hem.
NOOT VERBALISANTEN:
Wij verbalisanten zien dat de getuige voor gezien tekent.
NOOT VERBALISANTEN:
Wij verbalisanten tonen getuige een afbeelding voorzien van
fotonummer: PL0500:13:1100. Deze afbeelding wordt als bijlage toegevoegd bij dit proces verbaal.
M: We tonen je nog een foto.
V: Wat zie je?
A: Hij lijkt op de eerste foto die ik zag... ik twijfel.
De gezichtsuitdrukking is wel gelijk, maar het haar is korter.
NOOT VERBALISANTEN:
Wij verbalisanten zien dat de getuige voor gezien tekent.
M: Bij de eerste foto die wij lieten zien herken je deze persoon als [alias 1] en bij de tweede foto twijfel je maar geef je aan dat de gelaatsuitdrukkingen wel overeen komen met [alias 1].
V: Wat voor woning is de [adres 1] in [plaats].
A: Het ziet er uit als een woonhuis. Ik bedoel hiermee een beneden- en een boven woning. Het stelt voor de rest niet veel voor. De voortuin is met zand. Het is eigenlijk een vrijstaande woning.
V: Ben je aan de deur geweest.
A: Ja.
0: [naam 3]..
V: Wat bedoel je daar mee.
A: Dat stond op een naamplaatje bij de bel. Bij de voordeur. Ik herkende [alias 1] en hij kwam naar buiten.
V: Met wie woonde hij daar?
A: Met, zover ik weet, zijn moeder. Wij hebben die moeder wel vaker weggebracht met een taxiritje.
V: Hoe wist je het adres van [alias 1] zo exact?
A: Ik ben er ook met de Duitse politie geweest. Ik heb het huist toen aangewezen. Ik woon in de buurt.