Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[belanghebbende 1],
2.[belanghebbende 2],
[verzoekster], geboren op [1996] in de gemeente [geboorteplaats];
[betrokkene], geboren op [2000] in de gemeente [geboorteplaats], thans gemeente [geboorteplaats].
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 juni 2013 een beschikking gegeven inzake het gezag over een minderjarige, aangeduid als [verzoekster]. De rechtbank heeft de informele rechtsingang voor minderjarigen, zoals vastgelegd in artikel 1:251a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, toegepast. [verzoekster] heeft verzocht om het gezag over haar toe te kennen aan haar vader, omdat zij zich niet goed behandeld voelde door haar moeder en sinds december 2011 bij haar vader woont. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken en de situatie van [verzoekster], die onder toezicht is gesteld door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de wens van [verzoekster] om het gezag aan haar vader toe te kennen, overwogen, maar concludeert dat er nog mogelijkheden zijn voor verbetering van de situatie tussen [verzoekster] en haar moeder. De rechtbank heeft besloten om het gezamenlijk gezag te handhaven, omdat er geen dringende redenen zijn om dit te wijzigen. De rechtbank heeft daarbij de rol van de gezinsvoogd en de noodzaak van communicatie tussen de ouders benadrukt. De beslissing is genomen in het belang van [verzoekster], waarbij de rechtbank de mogelijkheid van een gezagswijziging niet opportuun achtte op dat moment.