ECLI:NL:RBOVE:2013:1939

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
07.650360-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag van buschauffeur

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een buschauffeur die betrokken was bij een verkeersongeval op 12 december 2011 in Zwolle, waarbij een fietsster om het leven kwam. De verdachte, die als bestuurder van een lijnbus van openbaar vervoersgroep Syntus reed, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag. Tijdens de terechtzitting op 15 augustus 2013 werd vastgesteld dat de verdachte met een snelheid die hoger was dan de maximum toegestane snelheid over de fietsstrook reed, terwijl het zicht slecht was door de weersomstandigheden en tegenliggend verkeer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot het fatale ongeval.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn ervaring als beroepschauffeur, zijn snelheid niet had aangepast aan de omstandigheden. Getuigenverklaringen bevestigden dat de fietsster zichtbaar was voor de buschauffeur, maar dat hij haar niet had opgemerkt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, omdat hij niet voldoende had geanticipeerd op de verkeerssituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 150 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de psychische gevolgen van het ongeval voor de verdachte en zijn blanco strafblad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - meervoudige kamer
Locatie Zwolle
Parketnummer: 07.650360-12 (P)
Uitspraak: 29 augustus 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat te Nijmegen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. G.C. Pol.

TENLASTELEGGING

De verdachte is – na een wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 15 augustus 2013 en na verbetering van een kennelijke schrijffout – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2011 in de gemeente Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig (bedrijfsauto, te weten een lijnbus van openbaar vervoersgroep Syntus), daarmede rijdende over de weg, de Hermelenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, met dat door hem bestuurde voertuig, met een snelheid die harder was dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse, gedeeltelijk op/over de fietsstrook (aangeduid middels onderbroken strepen en fietstekens op het wegdek) aan de rechterzijde van de rijbaan te rijden op een moment dat een bestuurster van een fiets in dezelfde richting op/over die fietsstrook reed en/of niet zijn snelheid zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorvoertuig tegen de achterzijde van de op die rijbaan en/of fietsstrook rijdende fietsster aangereden en/of gebotst, waardoor een ander/ die fietsster (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2011 in de gemeente Zwolle als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, te weten een lijnbus van openbaar vervoersgroep Syntus), daarmee rijdende op de weg, de Hermelenweg, met een snelheid die harder was dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse gedeeltelijk op/over de fietsstrook (aangeduid middels onderbroken strepen en fietstekens op het wegdek) aan de rechterzijde van de rijbaan heeft gereden op een moment dat een bestuurster van een fiets in dezelfde richting op/over die fietsstrook reed en/of niet zijn snelheid zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorvoertuig tegen de achterzijde van de op die rijbaan en/of fietsstrook rijdende fietsster aangereden en/of gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2011 in de gemeente Zwolle als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, te weten een lijnbus van openbaar vervoersgroep Syntus) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hermelenweg, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig tegen de achterzijde van een op die rijbaan rijdende fietsster aangereden en/of gebotst.
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging bij het primair ten laste gelegde in de zesde regel en bij het subsidiair ten laste gelegde in de derde regel "harder" in plaats van "hoger". De rechtbank herstelt deze vergissingen door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt de verdachte daardoor in de verdediging niet geschaad.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen primair ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde en subsidiair te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van alle schuld.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
In het proces-verbaal aanrijding staat onder meer het volgende [2] :
Verdachte[verdachte] bestuurde de lijnbus en reed over de Hermelenweg komende uit de richting van Nieuwleusen. Voor hem in dezelfde richting fietste slachtoffer aan de rechterzijde van de rijbaan. Verdachte reed ook aan de rechterzijde van de rijbaan en heeft slachtoffer niet gezien met als gevolg een kop staart aanrijding.
Locatie ongeval.
Datum: 12 december 2011
Omstreeks 08:10 uur
Adres: Hermelenweg 0
Plaats: Zwolle (…)
Ten gevolge van het ongeval is onderstaand persoon overleden.
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen:[slachtoffer]
Geboren:[geboortedag]1997.
[getuige] heeft op 12 december 2011 onder meer het volgende verklaard [3] :
Op maandag 12 december 2011 tussen 08.00 uur en 08.15 uur bevond ik mij in de bus van Steenwijk naar Zwolle, buslijn 40. Ik zat helemaal vooraan in de bus, rechtsachter de buschauffeur. (…) Ik zag dat het buiten behoorlijk donker was. (…) Ik zag dat het buiten motregende en het waaide ook nog wat. (…) Ik zag op een gegeven moment dat wij een fietser naderden. (…) Ik zag dat het achterlicht van de fiets brandde. Ik vond dat het achterlicht niet heel fel brandde. Ik zag dat het achterlicht rood van kleur was. Ik vond dat de bus de gehele rit opvallend veel aan de rechterkant van de weg reed. Nu wij die fietser naderden, reed de bus wederom uiterst recht[s]
op de weg. Ik zag dat de voornoemde fietser ook helemaal rechts op de weg reed, op de bedoelde fietsstrook. Ik zag de aanrijding aankomen. (…) Ik denk dat de buschauffeur de fietser totaal niet gezien heeft. Ik zag en hoorde dat het glas van de voorruit van de bus brak. Ik zag direct erna vuurvonken rechts onder de bus vandaan komen. (…)
[getuige 2] heeft op 12 december 2011 onder meer het volgende verklaard [4] :
Op maandag 12-12-2011 omstreeks 08:00 uur stapte ik de bus in bij de bushalte aan de Schansweg te Rouveen. (…) Ik stond helemaal voorin net iets achter de buschauffeur. (…) Toen ik op een gegeven moment op keek, zag ik rechts voor de bus een klein rood lampje. Dit kan een reflector of een achterlamp van een fiets geweest zijn, op het moment dat ik dat lampje zag was deze al dichtbij. Ik zag dit lichtje op de fietsstrook aan de rechterkant van de weg. Vlak nadat ik dat rode lampje zag was er een klap en zag ik een ster aan de rechterkant in de voorruit van de bus, ik keek naar rechts en zag door de ruit in de deur van de bus een fiets langs komen. Ik denk dat de aanrijding om ongeveer 08:10 uur was. (…) Op het moment van de aanrijding was het wel donker, maar het werd al wel een beetje licht. (…) De buschauffeur reed normaal, misschien iets harder dan 60 maar niet veel.
[getuige 3] heeft op 12 december 2011 onder meer het volgende verklaard [5] :
Op maandag 12 december 2011 omstreeks 08:12 uur bevond ik mij in de bus van Meppel naar Zwolle. (…) Ik zat helemaal vooraan in de bus, rechtsachter de buschauffeur. (…) Ik zag dat het buiten nog donker was en ik dacht dat het nog wat regende. Wij reden op Hermelenweg tussen Staphorst en Zwolle. Ik zag dat de bus gewoon aan de rechterkant van de weg reed. Ik dacht dat de bus ongeveer 60 a70 kilometer per uur reed. (…) Ik zag op een gegeven moment een persoon op een fiets. (…) Ik zag dat het achterlampje van de fiets brandde, deze was gewoon rood van kleur. Ik zag dat het achterlicht op het spatbord van de fiets zat, vrij laag. Ik zag dat de bus met dezelfde snelheid bleef doorrijden en op dezelfde plek op de weg bleef rijden. (…) ik wist dat er een aanrijding moest komen, de fietser kwam veel te snel te dichtbij. (…) Ik hoorde direct daarna een klap aan de voorkant van de bus en ik wist dat wij de fietser hadden geraakt. Ik hoorde nog wat gerammel. (…)
Verdachte heeft op 12 december 2011 te 08.30 uur onder meer het volgende verklaard [6] :
Op 12 december 2011 te 08:10 uur, reed ik als bestuurder van de autobus, [kenteken] over de rechterzijde van de (…) Hermelenweg in de gemeente Zwolle. (…) Ik reed deels op de fietsstrook. (…)
Verdachte heeft op 12 december 2011 te 12.00 uur onder meer het volgende verklaard [7] :
Het was donker het regende en ik kreeg het licht van de auto’s die op de snelweg reden in mijn zicht, hierdoor was het zicht op de weg erg slecht.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 15 augustus 2013 onder meer het volgende verklaard [8] :
Er fietsen vaker scholieren op dat tijdstip op deze weg.(…) Er kwam geen tegenliggend verkeer aan. Het was dus niet nodig dat ik uiterst rechts moest rijden.
In het Proces-Verbaal Verkeers Ongevallen Analyse staat onder meer het volgende [9] :
Het verkeersongeval had plaats gevonden op de weg: Hermelenweg, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Zwolle in de gemeente Zwolle. (…)
Lichtgesteldheid:
duisternis
tijdstip 08.11 uur melding Meldkamer Oost Nederland
tijdstip zonsopkomst 08.39 uur.
Wegverlichting:
geen straatverlichting. (…)
Weersgesteldheid:
Regen
Bewolkt. (…)
Wegdek:
(…) Nat (…)
Tevens bleek uit dit onderzoek, dat het uitzicht door de voor- en zijruiten van dit voertuig op generlei wijze werd belemmerd. (…)
Het voertuig verkeerde, voor zover wij dat vast konden stellen, in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel verloop van het ongeval. (…)
Hieruit bleek dat de fietsster gezien haar rijrichting, en gemeten op de lengteas (framebuis) van de fiets 50 cm links van de doorgetrokken witte kantlijn gefietst moest hebben. Hieruit bleek vervolgens dat de lijnbus ongeveer 92 cm op de fietsstrook gereden had. (…)
Het voertuig was voorzien van een digitale tachograaf van het merk VDO, type 1381. De in de digitale tachograaf opgeslagen gegevens zijn door mij, door middel van een Siemens-VDO downloadkey II gekopieerd en veiliggesteld. (…) Ten zien is dat in de minuut voorafgaand aan de remming (….) de lijnbus met een gemiddelde van 74,5 km/h had gereden. (…)
In het Aanvullend Proces-Verbaal Verkeers Ongevallen Analyse d.d. 12 april 2013 staat onder meer het volgende [10] :
Snelheidsmeter/tachograaf lijnbus:
(…)
In ons opgemaakte VOA-pv is op pagina 60 onder afbeelding 76 de volgende tekst opgenomen:
“Ten zien is dat in de minuut voorafgaand aan de remming (dalende lijn in de grafiek) de lijnbus met een gemiddelde van ~74,5 km/h had gereden. De afstand die de lijnbus hierbij afgelegd zou hebben bedroeg: 74,5:3,6=20,6 meter per seconde; 20,6x60 seconden~1241,6 meter.”
Abusievelijk wordt hier gesproken over 1 minuut voorafgaande aan de remming; die moet echter 10 seconden zijn, waardoor de tekst wordt:
Te zien is dat in de 10 seconden voorafgaand aan de remming (dalende lijn in de grafiek) de lijnbus met een gemiddelde van ~74,8 km/h had gereden. De afstand die de lijnbus hierbij afgelegd zou hebben bedroeg: 74,8:3,6=20,7 meter per seconde; 20,8 x 10 seconden ~ 207 meter.
Op maandag 25 februari 2013 zijn door ons de in de bedrijfsauto (lijnbus, merk VDL Berkhof, voorzien van het kenteken [kenteken]) opgenomen camerabeelden nader bekeken. Op de beelden die gemaakt zijn door de camera die linksboven de chauffeur hing zagen wij dat de camera de botsing tussen de voorzijde van de lijnbus en de fietser registreerde om 11:34 uur en 53 seconden. Voorafgaand aan dit moment zagen wij op diezelfde camera dat op het tijdstip 11:34 uur en 06 seconden een brede witte band rechts naast de lijnbus zichtbaar was. Het betrof hier een witte verhoogde geleider die bij een wegversmalling op het wegdek aangebracht was. De tijd tussen het moment dat de voorzijde van de lijnbus deze geleider passeerde en het moment van de botsing bedroeg derhalve 47 seconden.
Op maandag 25 februari 2013 is door ons, met gebruikmaking van een geijkte Laser-gun, (…) de afstand tussen het midden van deze geleider en de botsplaats opgenomen. Bij meting bleek deze afstand 887,3 meter te bedragen. Uitgaande van de op de camerabeelden gemeten tijd had de bestuurder van de lijnbus over deze 887,3 meter een tijd nodig gehad van 47 seconden.
887,3 : 47 seconden = 18,88 meter per seconde x 3,6 = 68 kilometer per uur.
Vervolgens zijn door ons de, volgens de tachograaf, 46 laatste seconden geregistreerde snelheden voor de botsing en de eerste geregistreerde snelheid tijdens de botsing bij elkaar opgeteld. Het gemiddelde van deze 47 snelheiden bedroeg: 3304 : 47 = 70,3 km/h. (…)
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW dient te worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip “schuld” in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in, dat voor strafbaarheid minimaal sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Handelen dat als “onvoorzichtig” kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van “schuld” te kunnen komen.
In de voorliggende zaak dient derhalve te worden beoordeeld of – tenminste – kan worden bewezen dat de verdachte “aanmerkelijk onvoorzichtig” heeft gehandeld. Het komt daarbij aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeersweg 1994.
De rechtbank constateert dat:
  • de verdachte op het moment van de aanrijding de ter plaatse toegestane maximumsnelheid heeft overschreden;
  • de verdachte op de hoogte was van het feit dat op de Hermelenweg regelmatig scholieren fietsen op het tijdstip van het ongeval;
  • getuigen het slachtoffer hebben zien fietsen voordat de aanrijding plaatsvond;
  • het ten tijde van het ongeval duister was, er op de Hermelenweg geen straatverlichting was, het regende en het wegdek nat was;
  • verdachte heeft verklaard slecht zicht op de weg te hebben gehad, omdat hij het licht van de auto’s die op de snelweg reden, in zijn zicht kreeg.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door te hard rijden een langere remweg ontstaat en de bestuurder minder goed kan anticiperen op een onverwachte verkeersituatie.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden – te weten de weersomstandigheden, de mate van verlichting en het slechte zicht door de hem tegemoet schijnende verlichting van de auto’s op de snelweg – zijn snelheid had moeten matigen, teneinde bedacht te kunnen zijn op onverwachte en onvoorziene verkeerssituaties en zeker niet harder had moeten rijden dan de maximum snelheid. Bovendien bestond er voor verdachte geen noodzaak om uiterst rechts – over de fietsstrook - te rijden nu er geen tegenliggers aan kwamen (zoals verdachte heeft gezegd ter zitting), hetgeen te meer geldt nu verdachte bekend was met de omstandigheid dat er op het tijdstip waarop het ongeval is gebeurd regelmatig scholieren fietsen op de Hermelenweg. Daarbij komt verder dat het een algemeen ervaringsfeit is dat fietsers onder de gegeven weersomstandigheden voor snelverkeer slecht zichtbaar zijn.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat het slachtoffer niet zichtbaar was, daar haar achterlicht niet functioneerde. De rechtbank overweegt dienaangaande dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat het achterlicht niet heeft gefunctioneerd. Verder is van belang dat de achterlichtarmatuur ook nog was voorzien van een reflecterend gedeelte en dat drie passagiers in de bus het slachtoffer wel hebben zien rijden, zodat de rechtbank het verweer dat het slachtoffer voor verdachte niet zichtbaar was, verwerpt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van de voor een bewezenverklaring van het primaire feit vereiste schuld in dit geval daarin bestaande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat hij op 12 december 2011 in de gemeente Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig (bedrijfsauto, te weten een lijnbus van openbaar vervoersgroep Syntus), daarmede rijdende over de weg, de Hermelenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig, met dat door hem bestuurde voertuig, met een snelheid die harder was dan de maximum toegestane snelheid ter plaatse, gedeeltelijk op/over de fietsstrook (aangeduid middels onderbroken strepen en fietstekens op het wegdek) aan de rechterzijde van de rijbaan te rijden op een moment dat een bestuurster van een fiets in dezelfde richting op/over die fietsstrook reed en niet zijn snelheid zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorvoertuig tegen de achterzijde van de op die fietsstrook rijdende fietsster aangereden, waardoor die fietsster (genaamd [slachtoffer]) werd gedood.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:

Primair:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde en subsidiair te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens het ontbreken van alle schuld.
In geval van een veroordeling heeft de verdediging verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen en daarbij nog het volgende overwogen.
Bij het bepalen van de straf staat buiten twijfel dat het verlies van het jonge leven van [slachtoffer] nooit en te nimmer goed gemaakt zal kunnen worden door de op te leggen straf. Waar een straf, in de beleving van de meeste mensen, in de eerste plaats zou moeten dienen als vergelding voor wat een ander is aangedaan, komt die functie van het strafrecht juist in verkeerszaken als de onderhavige niet op de eerste plaats. In dit soort verkeerszaken wordt de straf in overwegende mate bepaald door de mate van schuld die aan de dader moet worden verweten en slechts in mindere mate door de ernst van de gevolgen.
Dienaangaande geldt in dit geval dat het verkeersongeval, als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden, weliswaar aan de strafbare schuld van verdachte is te wijten, maar dat het daarbij gaat om de lichtste gradatie van de in dit verband in aanmerking te nemen strafbare schuld. Verdachte heeft [slachtoffer] niet zien rijden, waar hij haar wel had moeten opmerken en ontwijken. Dit is gebeurd onder lastige weeromstandigheden, waarin fietsers voor het snelverkeer veelal moeilijk zichtbaar zijn, en met tegenlicht van tegemoetkomend verkeer op de A28.
Voor fietsers geldt in het algemeen dat zij hun zichtbaarheid in dit soort weersomstandigheden zouden kunnen doen vergroten door, naast het voeren van (soms haperende) fietsverlichting, het dragen van fluorescerende kleding maar zolang het dragen daarvan niet verplicht en zeker geen gemeengoed is, dient het snelverkeer zich daarvan rekenschap te geven en het rijgedrag onder deze omstandigheden aan te passen. Hoewel dit bij verdachte eens te meer bekend mocht worden verondersteld, omdat hij beroepschauffeur is en bekend is op het desbetreffende traject, heeft hij zijn rijgedrag niet aangepast en het slachtoffer niet opgemerkt. Dat is hem aan te rekenen.
Met betrekking tot verdachte geldt anderzijds dat hij een blanco strafblad heeft. Ook geldt dat het dragen van verwijtbare schuld aan de dood van [slachtoffer] verdachte in psychisch opzicht heeft getroffen, dat hij daar ook leed van ondervindt en daarvoor psychologische begeleiding heeft gehad.
Hoewel voor delicten als de onderhavige – naast een gevangenisstraf of werkstraf – het opleggen van een onvoorwaardelijke rijontzegging veelal op zijn plaats is, zou dat voor verdachte betekenen dat hij zijn beroep niet zou kunnen uitoefenen en daardoor werkloos zou worden. De rechtbank acht dat, gelet op de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden en ondanks de dodelijke afloop van het ongeval, een te ver gaande sanctie. De rechtbank zal daarom bepalen dat de rijontzegging voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing

Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
150 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
12 maanden.
De ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal
nietworden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. G.A. Versteeg en H.J. Buijsman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04ZO/2011109260-1, opgemaakt en gesloten op 19 juli 2012.
2.Pagina 3.e.v.
3.Pagina 8 e.v.
4.Pagina 12 e.v.
5.Pagina 14 e.v.
6.Pagina 23
7.Pagina 25
8.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 15 augustus 2013
9.Het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 13 juni 2012 gesloten Proces-Verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, PV-nummer 2011-389;
10.Het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 april 2013 gesloten Aanvullend Proces-Verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, PV-nummer 2011-389A;