ECLI:NL:RBOVE:2013:1835

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
08-760001-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermoeden van gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van geestvermogens van verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 19 augustus 2013 een beslissing genomen in het kader van artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte, geboren in 1971 en momenteel verblijvend in de PPC te Amsterdam, heeft een strafzaak lopen waarbij hij wordt verdacht van een poging tot moord. Tijdens de openbare terechtzitting op 5 juli 2013 is de zaak aangehouden om de rechter-commissaris de gelegenheid te geven te onderzoeken of er omstandigheden gecreëerd kunnen worden waarin de verdachte zich wil laten bijstaan door een advocaat. De verdachte heeft echter drie advocaten weggestuurd en heeft aangegeven alleen een advocaat te willen die precies doet wat hij zegt.

De rechtbank heeft op basis van rapportages van deskundigen van het NIFP, die hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een paranoïde psychotisch toestandsbeeld en symptomen vertoont die passen bij schizofrenie, geoordeeld dat er een vermoeden bestaat dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn. Dit vermoeden is versterkt door het feit dat de verdachte niet in staat is gebleken om samen te werken met zijn advocaten, ondanks het besef dat hij rechtskundige bijstand nodig heeft.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, gezien zijn psychische toestand, niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de advocaat van de verdachte, mr. Van der Lem. De rechtbank heeft de beslissing ondertekend door de voorzitter en de griffier, en deze is openbaar gemaakt op 19 augustus 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760001-13
Ambtshalve beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken op grond van artikel 509a Wetboek van Strafvordering (Sv):
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PPC te Amsterdam,
verder te noemen: verdachte.

1.Het verloop van de procedure

Ter openbare terechtzitting van 5 juli 2013 is de strafzaak tegen verdachte aangehouden, teneinde de rechter-commissaris in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of er omstandigheden gecreëerd kunnen worden waarin verdachte, die reeds drie advocaten heeft weggestuurd, zich wil laten bijstaan door een (andere) advocaat.
De rechter-commissaris heeft zijn werkzaamheden vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen en verrichtingen van 24 juli 2013.
De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve besloten te willen beoordelen of het vermoeden bestaat dat verdachte door een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet in staat is zijn belangen te behartigen.
Voor de raadkamer van 14 augustus 2013 is verdachte niet verschenen en bleek hij ook niet te zijn opgeroepen. In raadkamer van 19 augustus 2013 zijn verdachte en de officier van justitie gehoord. Tevens is in raadkamer aanwezig mr. Van der Lem, advocaat te Deventer.

2.De standpunten van de verdachte, de raadsvrouw en de officier van justitie

Het standpunt van verdachte luidt dat hij geen enkele stoornis heeft en dat, indien aan zijn verzoeken wordt voldaan, waaronder het horen van getuigen, zijn belangen voldoende zijn gewaarborgd.
Het standpunt van de officier van justitie luidt dat het vermoeden bestaat dat verdachte door een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet in staat is zijn belangen te behartigen.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is in de onderhavige zaak bevoegd een beslissing ex artikel 509a Sv te nemen.

4.De beoordeling

Over verdachte is op 14 juni 2013 gerapporteerd door twee deskundigen van het NIFP (locatie Pieter Baan-centrum), te weten psycholoog R. Haveman en psychiater A.E. Grochowska. Zij stellen dat bij betrokkene tijdens de opname in het PBC sprake was van een actueel paranoïd psychotisch toestandsbeeld met uitgebreide wanen die zich concentreren rondom politie, justitie en hulpverlening, alsmede auditieve en haptische hallucinaties. De waanvorming is actief: betrokkene neemt mensen uit zijn directe omgeving op in zijn waansysteem. Verdachte vertoont klachten en symptomen die passend zijn bij schizofrenie van het paranoïde type. Hij wordt door zijn klachten en symptomen duidelijk belemmerd in zijn functioneren.
Aan verdachte is een zwaar feit, een poging moord, tenlastegelegd. Het advies van het NIFP is om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen met verpleging van overheidswege. Rechtskundige bijstand van verdachte is daarom naar het oordeel van de rechtbank aangewezen. Verdachte zegt ook een advocaat te willen.
Niettemin heeft verdachte tot drie keer toe zijn raadsvrouw of -man niet kunnen behouden. Alle advocaten hebben de rechtbank medegedeeld zich terug te moeten trekken. Verdachte heeft op de zitting van 5 juli jl. gezegd dat hij alle advocaten heeft laten weten dat zij hem niet langer hoeven bij te staan omdat zij niet bereid waren de getuigen op te roepen en de onderzoeken te laten doen hij aan hen had aangegeven. Verdachte heeft gesteld alleen dan een advocaat te willen als die precies doet wat hij zegt. De rechter-commissaris tijdens een ingelast verhoor op 28 juni 2013, noch de rechtbank op 5 juli 2013 hebben bij verdachte een ingang kunnen vinden voor een betere samenwerking tussen verdachte en een advocaat.
De rechter-commissaris heeft de deskundigen van het PBC gevraagd of zij kunnen adviseren over de vraag of verdachte in staat is zijn belangen te behartigen. De deskundigen hebben medegedeeld geen antwoord te kunnen geven op deze vraag vanwege het tijdsverloop sinds het PBC-onderzoek. Een nader onderzoek zou bovendien naar hun oordeel schadelijk kunnen zijn voor verdachte.
De rechter-commissaris heeft vervolgens afgezien van nader onderzoek. De rechtbank kan zich hierin vinden, gelet op enerzijds het mogelijke risico voor verdachte dat nader onderzoek met zich meebrengt en anderzijds de al beschikbare gegevens.
De rechtbank dient te beoordelen of het vermoeden bestaat dat verdachte door een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet in staat is zijn belangen te behartigen. Zij spreekt dus geen definitief oordeel uit of bij verdachte al dan niet sprake is van een psychische stoornis.
Het advies van het NIFP van 14 juni 2013 rechtvaardigt echter het vermoeden dat verdachte lijdt aan psychotische symptomen en dat bij verdachte sprake is van schizofrenie van het paranoïde type. Ook biedt dit advies een basis voor het vermoeden dat verdachte in zijn algemeenheid door deze stoornis in zijn functioneren wordt belemmerd. Het verloop van deze rechtszaak tot nu toe, doet verder het vermoeden rijzen dat de stoornis verdachte ook hindert in een goede behartiging van zijn belangen in rechte. Verdachte stelt zich immers zodanig op dat samenwerking met drie verschillende advocaten niet mogelijk is gebleken, ondanks het besef van verdachte dat hij wel degelijk rechtskundige bijstand nodig heeft.
Op grond van de stukken en gelet op de behandeling van de strafzaak van verdachte op de terechtzitting van 5 juli 2013 en (de behandeling in raadkamer van) heden, 19 augustus 2013, is de rechtbank daarom van oordeel dat van verdachte, die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, vermoed wordt dat hij wegens een psychische stoornis, als bedoeld in artikel 509a, eerste lid, Sv, niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart dat vermoed wordt dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn en dat hij tengevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen.
Deze beslissing is gegeven op 19 augustus 2013 door mr. M.E. van Wees, voorzitter, mr. M.C. Bosch en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.