ECLI:NL:RBOVE:2013:1833

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
C/08/140247 / KG RK 13-519
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen leden van de wrakingskamer

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door H. van den Noort, op 22 juni 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.H. Keuzenkamp, lid van de wrakingskamer die het eerste wrakingsverzoek behandelt. Dit eerste wrakingsverzoek was eerder ingediend tegen de rechters die betrokken waren bij zaken geregistreerd onder ZWO 13 / 211 tot en met ZWO 13 / 235. De wrakingskamer heeft op 27 juni 2013 in het openbaar het wrakingsverzoek behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekers aanwezig was.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de enkele omstandigheid dat mr. Keuzenkamp eerder deel uitmaakte van een kamer die nadelige beslissingen heeft genomen voor verzoeker, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. Er zijn geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die de vrees voor partijdigheid objectief kunnen rechtvaardigen. Bovendien heeft verzoeker in andere procedures al meerdere wrakingsverzoeken ingediend zonder voldoende onderbouwing, wat de rechtbank doet concluderen dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikt.

De rechtbank heeft daarom bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer leden van de wrakingskamer in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 27 juni 2013 door de rechters J.A.O.M. van Aerde, A.L. Smit en G.A. Versteeg, in aanwezigheid van griffier mr. G.W.G. Wijnands. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/140247 / KG RK 13-519
Beslissing van 27 juni 2013
in de zaak van

1.[verzoeker 1],wonende te [woonplaats],

2.
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[verzoeker 3],wonende te [woonplaats],
4.
[verzoeker 4],
wonende te [woonplaats]
5.
[verzoeker 5],
wonende te [woonplaats],
6.
[verzoeker 6],
wonende te [woonplaats],
7.
[verzoeker 7],
wonende te [woonplaats],
8.
[verzoeker 8],
wonende te [woonplaats],
9.
[verzoeker 9],
wonende te [woonplaats],
10.
[verzoeker 10],
wonende te [woonplaats],
11.
[verzoeker 11],
wonende te [woonplaats],
12.
[verzoeker 12],
wonende te [woonplaats],
13.
[verzoeker 13],
wonende te [woonplaats],
14.
[verzoeker 14],
wonende te [woonplaats],
15.
[verzoeker 15],
wonende te [woonplaats],
16.
[verzoeker 16],
wonende te [woonplaats],
17.
[verzoeker 17],
wonende te [woonplaats],
18.
[verzoeker 18],
wonende te [woonplaats],
19.
[verzoeker 19],
wonende te [woonplaats],
20.
[verzoeker 20],
wonende te [woonplaats],
21.
[verzoeker 21],
wonende te [woonplaats],
22.
[verzoeker 22],
wonende te [woonplaats],
23.
[verzoeker 23],
wonende te [woonplaats],
24.
[verzoeker 24],
wonende te [woonplaats],
25.
[verzoeker 25],
wonende te [woonplaats],
verzoekers tot wraking,
gemachtigde H. van den Noort te Amersfoort,

1.De procedure

1.1.
Op 22 juni 2013 heeft Van den Noort het verzoek tot wraking gedaan van mr. J.H. Keuzenkamp in zijn hoedanigheid van lid van de wrakingskamer inzake het wrakingsverzoek dat Van den Noort heeft ingediend tegen de rechters die de zaken behandelen welke zijn geregistreerd onder ZWO 13 / 211 tot en met ZWO 13 / 235.
1.2.
mr. Keuzenkamp heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en heeft niet in de wraking berust.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 27 juni 2013 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is de gemachtigde van verzoekers verschenen.

2.De feiten

2.1.
Van den Noort heeft namens verzoekers herzieningsverzoeken op grond van artikel 8:119 Algemene wet bestuursrecht (Abw) ingediend. Tegen “de behandelend rechters” heeft Van den Noort in deze zaken een wrakingsverzoek (verder: het eerste wrakingsverzoek) ingediend.
2.2.
Bij brief van 21 juni 2013 heeft de griffier van de rechtbank aan Van den Noort bericht dat de mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 27 juni 2013 en dat de wrakingskamer zal bestaan uit, onder andere, mr. Keuzenkamp.
2.3.
Van den Noort heeft eerder wrakingsverzoeken ingediend die zijn behandeld door een meervoudige kamer van de rechtbank Almelo waarvan mr. Keuzenkamp ook lid was. Deze wrakingsverzoeken zijn afgewezen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Van den Noort voert aan dat mr. Keuzenkamp “het wrakingsinstituut minacht” hetgeen zou blijken uit de omstandigheid dat de kamer waar mr. Keuzenkamp onderdeel van uit maakte eerder door hem ingediende wrakingsverzoeken heeft afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
Uit de enkele omstandigheid dat mr. Keuzenkamp eerder deel heeft uitgemaakt van een meervoudige kamer die voor Van den Noort nadelige beslissingen heeft genomen, kan niet worden afgeleid dat bij mr. Keuzenkamp sprake is van (een gewekte schijn van) vooringenomenheid.
Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat mr. Keuzenkamp bij het geven van deze beslissingen vooringenomen was tegen Van den Noort of op grond waarvan een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft Van den Noort verder niet aangevoerd en zijn ook niet gebleken. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
4.3.
Van den Noort heeft in andere procedures reeds meerdere wrakingsverzoeken ingediend zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Ook de onderhavige zaak betreft een tweede wrakingsverzoek zonder dat enige goede grond voor wraking is gesteld of gebleken. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat Van den Noort geneigd is een wrakingsverzoek in te dienen tegen eenieder die heeft bijgedragen aan een hem onwelgevallige beslissing .
Dat leidt tot de conclusie dat Van den Noort het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 8:18 lid 4 Awb bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer leden van de wrakingskamer in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2.
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van een of meer leden van de wrakingskamer in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.A.O.M.van Aerde, A.L. Smit en G.A. Versteeg in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.W.G. Wijnands en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2013.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.