In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 augustus 2013, hebben de ouders van een 17-jarige dochter een kort geding aangespannen tegen een 32-jarige man, met als doel hem te verbieden contact te onderhouden met hun dochter. De ouders vorderden dat het gedaagde werd verboden om zowel actief als passief contact te hebben met hun dochter, op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor iedere overtreding. De ouders stelden dat hun dochter kwetsbaar is en gemakkelijk te beïnvloeden, en dat de gedaagde, die een relatie met haar heeft, niet bereid is voldoende afstand te nemen.
Tijdens de zitting op 8 augustus 2013 was de gedaagde niet verschenen, waardoor er geen inhoudelijke behandeling van zijn kant plaatsvond. De ouders hebben hun vordering onderbouwd met de stelling dat de gedaagde hun dochter een telefoonkaart had gegeven, wat hen deed vrezen voor haar welzijn. De voorzieningenrechter overwoog dat een contactverbod een ernstige inbreuk maakt op de vrijheid van de betrokkenen en dat er substantiële feiten en omstandigheden moeten zijn om een dergelijke maatregel te rechtvaardigen.
De rechter concludeerde dat de ouders niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat de dochter kwetsbaar was en dat de gedaagde een negatieve invloed op haar had. Bovendien werd opgemerkt dat er geen algemene regel bestaat die verbiedt dat een 32-jarige man contact heeft met een 17-jarig meisje. De ouders hadden bovendien niet aangetoond dat zij hun dochter in het proces hadden betrokken, wat ook een belangrijke factor was in de overwegingen van de rechter. Uiteindelijk werd de vordering van de ouders afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat het aan de ouders is om met hun dochter te communiceren over haar contacten, in plaats van dit aan de rechter voor te leggen.