ECLI:NL:RBOVE:2013:1779

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
08/710372-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De feiten vonden plaats op 4 mei 2011, toen de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de minderjarige [slachtoffer] in Enschede heeft vastgepakt en in een auto geduwd. De verdachte en zijn medeverdachten hebben [slachtoffer] gedwongen om hen te vertellen waar [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zich bevonden. Tijdens deze vrijheidsberoving is [slachtoffer] mishandeld, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid hebben beroofd en hem hebben mishandeld. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 173 dagen, waarvan 157 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 157 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.000,00 aan [slachtoffer]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710372-11
Datum vonnis: 13 augustus 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats 1],
wonende in [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juli 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.H.J.M. Damen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd om hem te dwingen de verblijfplaats van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] te vertellen;
feit 2:samen met anderen [slachtoffer] heeft bedreigd;
feit 3:samen met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Enschede en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [slachtoffer], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, die [slachtoffer] in een auto geduwd, althans die [slachtoffer] gedwongen in een auto plaats te nemen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] vervoerd naar een (afgelegen) plaats en/of die [slachtoffer] een of meer malen (aan de haren) getrokken en/of een
pistool, althans een op een vuistvuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of (de loop van dat wapen/voorwerp) in de mond van die [slachtoffer] gestopt en/of die [slachtoffer] gedreigd te schieten als de volgende trein zou passeren en/of die [slachtoffer] (met het pistool in de hand) tegen het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer] naar een woning gebracht en die woning heeft doen binnengaan en/of die [slachtoffer] een of meer malen geslagen en/of gestompt op/tegen het hoofd en/of die [slachtoffer] met het hoofd tegen een muur geslagen en/of die [slachtoffer] gedreigd de vingers te zullen afsnijden en/of die [slachtoffer] met een vleesvork, althans met een voorwerp op/tegen het hoofd geslagen en/of die [slachtoffer] gedwongen in een auto te stappen en hem vervoerd en/althans heeft laten vervoeren naarEnschede, zulks (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen de verblijfplaats van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] bekend te maken;
2.
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Enschede en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd
= met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen en/of goederen;
= met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen
in gevaar werd gebracht;
= met enig misdrijf tegen het leven gericht;
= met zware mishandeling;
immers heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
dreigend een pistool, althans een op een vuistvuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of (de loop van) dat wapen in de mond van die [slachtoffer] gestopt en/of die [slachtoffer] gedreigd te zullen schieten als de volgende trein zou passeren en/of die [slachtoffer] gedreigd de vingers te zullen afsnijden;
3.
hij op of omstreeks 04 mei 2011 te Enschede en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) een of meer malen (aan de haren) heeft getrokken en/of die [slachtoffer] (met het pistool in de hand) tegen het hoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer] een of meer malen heeft geslagen en/of gestompt op/tegen het hoofd en/of die [slachtoffer] met het hoofd tegen een muur heeft geslagen en/of die [slachtoffer] met een vleesvork, althans met een voorwerp op/tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde vrij te spreken, het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde bewezen te verklaren en verdachte voor de bewezen verklaarde feiten te veroordelen tot een
gevangenisstrafvan
honderddrieënzeventig dagenmet aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsmede tot een
voorwaardelijke gevangenisstrafvan
vier maandenmet een proeftijd van twee jaren, met opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een
werkstrafvan
tweehonderdveertig uren. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, in die zin dat verdachte en de medeverdachten hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.000,00 en de benadeelde partij in het resterende deel niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde als medepleger heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
5.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van bewijs, dat het onder feit 1 ten laste gelegde, behoudens voor wat betreft de bestanddelen die zien op het wapen, het uiten van bedreigende bewoordingen, het trekken aan de haren, het slagen tegen het hoofd en het gebruik van de vleesvork, bewezen kan worden, alsmede dat het onder feit 3 ten laste gelegde bewezen kan worden. Ten aanzien van de bewezen te verklaren feiten 1 en 3 stelt de officier van justitie dat sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en dat deze feiten op basis van de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, te weten artikel 282a Sr, gekwalificeerd dienen te worden.
5.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Primair heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] vanwege het niet genoegzaam kunnen uitoefenen van het op grond van artikel 6 EVRM toekomende ondervragingsrecht, van het bewijs dient te worden uitgesloten. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat vrijspraak dient te volgen omdat de verklaringen van [slachtoffer] geen steun vinden in de overige bewijsmiddelen en meer subsidiair dient vrijspraak te volgend omdat de verklaringen van [slachtoffer], vanwege de onbetrouwbaarheid ervan, niet voor het bewijs bruikbaar zijn.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1
Ten aanzien van feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu op basis van de bewijsmiddelen niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte, al dan niet samen met anderen, dat feit heeft gepleegd.
5.2.2
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
Vanwege de samenhang tussen beide feiten zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en dat hij [slachtoffer] samen met anderen heeft mishandeld.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] is gevraagd om met hem naar Enschede te gaan. Ook medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn meegegaan. [medeverdachte 3] was de bestuurder van de auto. In Enschede hebben medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer] op het schoolplein vastgepakt en hebben zij [slachtoffer] in de auto gedwongen. Zij hebben [slachtoffer] naar een afgelegen plaats gebracht en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] mishandeld door [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan. Voorts hebben zij [slachtoffer] naar de woning van [betrokkene 3] in Hengelo gebracht.
De rechtbank heeft zich daarbij onder meer gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer].
Het verweer van de verdediging dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM omdat het ondervragingsrecht van de verdediging niet genoegzaam is uitgeoefend nu de verklaring van [slachtoffer] is blijven steken na de aanhouding op verdenking van meineed, wordt door de rechtbank verworpen.
De verdediging heeft een beroep gedaan op het arrest van 10 juli 2012, nr. 29353/06 van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Vidgen tegen Nederland. Het EHRM heeft in het arrest bepaald dat als er geen andersoortig direct bewijsmateriaal aanwezig is, en de belastende verklaringen het enige (“sole”) bewijs voor het tenlastegelegde en aldus beslissend (“decisive”) voor de veroordeling van verdachte, er sprake is van schending van artikel 6 EVRM en dienen de belastende verklaringen niet tot het bewijs te worden gebezigd.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM, nu de bewezenverklaring niet enkel steunt op de verklaring van aangever maar ook én in voldoende mate wordt ondersteund door zowel verklaringen van getuigen als door de ten overstaan van de politie door zowel verdachte als de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] afgelegde verklaringen, alsmede door de medische verklaring en foto’s van de verwondingen bij de aangever.
Het verweer van de verdediging dat de verklaring van aangever niet kan bijdragen tot het bewijs omdat deze, ondanks de vrijspraak van de verdenking van meineed, niet betrouwbaar is, wordt door de rechtbank op dezelfde gronden verworpen. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] op essentiële onderdelen wordt ondersteund door verklaringen van getuigen, die hebben gezien dat [slachtoffer] op het schoolplein is benaderd door twee mannen en dat [slachtoffer] door die mannen is vastgepakt, gedwongen is in een auto te stappen en vervolgens in die auto is meegenomen. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de essentie van die verklaringen, namelijk dat [slachtoffer] onvrijwillig werd meegenomen, hetgeen ook zonder meer past in de reeks van gebeurtenissen die zich daarna heeft afgespeeld. Een der getuigen heeft onmiddellijk de familie van [slachtoffer] ingelicht over de ontvoering en de moeder van [slachtoffer] is direct daarop naar het politiebureau gegaan om daarvan melding te maken. Daarnaast wordt de verklaring van de aangever, daar waar het gaat om het op hem uitgeoefend geweld, ondersteund door de medische verklaringen en de foto’s.
Ook wordt de verklaring van de aangever op essentiële onderdelen ondersteund door verklaringen van verdachte en/of een of meer van de medeverdachten.
Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachten [slachtoffer] hebben opgehaald en dat zij hem in de auto hebben meegenomen. Zij waren door medeverdachte [medeverdachte 1] benaderd om mee te gaan. Zij hebben [slachtoffer] in de auto meegenomenen in de auto hebben zij [slachtoffer] bang gemaakt. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] in de auto tegen het hoofd geslagen. Ergens op een afgelegen plaats zijn zij gestopt, hebben zowel aangever als enkele verdachten verklaard.
De rechtbank wordt in de overtuiging, dat een wederrechtelijke vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden, zoals aangever verklaart, nog gesterkt door het op grond van verklaringen vast te stellen tijdsverloop tussen het moment dat aangever in de auto is meegenomen en het moment waarop hij de woning van [betrokkene 3] bereikte. Die tijd is veel langer dan de reisduur zou zijn op grond van de afstand tussen beide plaatsen. Dat in combinatie met de verwondingen duiden op een stop onderweg, waarbij [slachtoffer], zoals hij heeft verklaard, ook is mishandeld. Een plausibele verklaring voor dit tijdsverloop is door geen van de verdachten gegeven.
Het medeplegen
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van de feitelijke handelingen het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden verklaard. Van medeplegen is immers sprake bij een nauwe en bewuste samenwerking. Uitdrukkelijke en vooraf gemaakte afspraken zijn hiervoor niet vereist nu ook stilzwijgende samenwerking medeplegen kan opleveren. In dit geval is daarvan sprake. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is sprake geweest van een samenwerkingsverband tussen verdachte en de medeverdachten dat er overduidelijk op gericht was om [slachtoffer] goedschiks of kwaadschiks mee te nemen om hem te dwingen de verblijfplaats van [betrokkene 1] en [betrokkene 1] te noemen, waarvan hij werd verondersteld wetenschap te hebben. Verdachte is in [naam café] door medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd mee te gaan naar Enschede en in de auto werd door [medeverdachte 1] verteld dat het om zijn nichtje ging.
Het opzet
De rechtbank acht het ten laste gelegde opzet eveneens bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] het voornemen had om [slachtoffer] te dwingen de, bij [slachtoffer] bekend veronderstelde,verblijfplaats van [betrokkene 1] en [betrokkene 1] prijs te geven. Op 4 mei 2011 voert medeverdachte [medeverdachte 1] daarover een telefoongesprek met [betrokkene 3], de vader van [betrokkene 1]. Als [betrokkene 3] in dat gesprek zegt dat hij al met [slachtoffer] heeft gesproken, dat hij het gevoel had dat [slachtoffer] iets verzweeg, maar dat [slachtoffer] hem heeft gezegd niets te weten, zegt medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij daarvoor wel een andere manier weet. In [naam café] benadert hij vervolgens verdachte om met hem mee te gaan. Ook de andere medeverdachten worden door medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd mee te gaan. Onderweg naar Enschede heeft medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto verteld over zijn, hiervoor reeds weergegeven, bedoeling.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat verdachte ook het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven. De getalsmatige overmacht duidt er eveneens op dat er rekening mee werd gehouden dat [slachtoffer] de verblijfplaats niet zomaar zou prijsgeven en daartoe gedwongen moest worden.
De overige onderdelen
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het aan de haren trekken van [slachtoffer], een pistool op [slachtoffer] gericht houden, de loop van het pistool in de mond van [slachtoffer] stoppen en dreigen hem dood te schieten als de volgende trein zou passeren en [slachtoffer] met dat pistool te slaan, dient te worden vrijgesproken nu er onvoldoende steunbewijs voorhanden is dat verdachte dan wel een of meer medeverdachten deze feitelijke onderdelen van de tenlastelegging heeft gepleegd.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich samen met anderen opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] door hem te dwingen in een auto te stappen, hem naar een afgelegen plaats en naar een woning te brengen en die woning te doen binnengaan en aan de mishandeling van [slachtoffer], terwijl deze van zijn vrijheid beroofd werd gehouden.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 mei 2011 te Enschede en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met anderen die [slachtoffer] gedwongen in een auto plaats te nemen en vervolgens die [slachtoffer] vervoerd naar een afgelegen plaats en die [slachtoffer] tegen het hoofd geslagen en die [slachtoffer] naar een woning gebracht en die woning heeft doen binnengaan en die [slachtoffer] gedwongen in een auto te stappen en hem vervoerd naar Enschede, zulks met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen de verblijfplaats van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bekend te maken;
3.
hij op 4 mei 2011 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) meer malen heeft geslagen en gestompt tegen het hoofd waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 47, 282 en 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van mishandeling.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop, nu de bewezen verklaarde feiten kunnen worden beschouwd als op zichzelf staande handelingen. De bewezen verklaarde feiten zijn qua tijd en plaats niet “één op één” hetzelfde en de strafbepalingen beogen ieder voor zich evenmin exact hetzelfde doel. Het onder feit 1 bewezen verklaarde betreft vrijheidsberoving en het onder feit 3 bewezen verklaarde betreft geweldshandelingen

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Met als doel om te weten te komen waar [betrokkene 1], familie van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], en haar vriend [betrokkene 2] waren, hebben verdachte en de medeverdachten de minderjarige [slachtoffer] opgehaald en hem meegenomen waarbij zij hem hebben “gevraagd” te vertellen waar [betrokkene 1] en [betrokkene 1] waren. [slachtoffer] was daarvan niet op de hoogte en vertelde dat hij niet wist waar zij verbleven. [slachtoffer] is daarop in een auto geduwd waarna verdachte en zijn medeverdachten met hem zijn weggereden. Verdachte heeft er op geen enkel moment voor gekozen om een einde te maken aan de situatie waarin [slachtoffer] zich bevond.
Door [slachtoffer] in de auto mee te nemen, werd voor hem een situatie gecreëerd waarop hij geen enkele invloed had en was hij niet meer vrij om eigen keuzes te maken, omdat hij fysiek niet meer uit die situatie weg kon. Gedurende de vrijheidsberoving hebben de medeverdachten [slachtoffer] mishandeld door hem tegen zijn hoofd te slaan en te stompen. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan letsel bekomen.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De wetgever heeft op feiten als deze een hoog strafmaximum gesteld. Voor de bewezen verklaarde vrijheidsberoving zijn geen landelijke oriëntatiepunten vastgesteld, zodat wat betreft de straftoemeting de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij uitspraken van diverse rechterlijke colleges in zaken als hier bewezenverklaard. Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank in beginsel een vrijheidsbenemende straf van langere duur op zijn plaats. De rechtbank hanteert als uitgangspunt in de onderhavige zaak een gevangenisstraf van twaalf maanden. In het voordeel van verdachte mag strekken dat verdachte nagenoeg geen documentatie heeft. De rechtbank weegt ook mee dat verdachte lange tijd heeft moeten wachten op de afdoening van zijn strafzaak. Het gaat hier om een oude zaak. Verdachte is op 11 mei 2011 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 16 augustus 2011 is de zaak van verdachte op zitting aangebracht, alwaar de rechtbank onderzoekswensen van de verdediging heeft toegestaan en is de zaak verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen en is het dossier in handen van de officier van justitie is gesteld ter completering van de dossiers overeenkomstig de toegewezen onderzoekswensen. Tijdens de getuigenverhoren door de rechter-commissaris is tegen twee getuigen, waaronder aangever [slachtoffer], een proces-verbaal van verdenking van meineed opgemaakt, waarna deze personen zijn vervolgd. Tijdens de zitting van 31 oktober 2011 bevonden de meineedverdachten zich in preventieve hechtenis. In afwachting van de afdoening van de strafzaken tegen de twee meineedverdachten zijn de zaken tegen verdachte en de medeverdachten aangehouden. Op
7 mei 2013 heeft de rechtbank vonnis gewezen in de twee strafzaken ter zake meineed. Beide verdachten zijn vrijgesproken. De afdoening van de meineedzaken heeft lang geduurd vanwege betekeningsperikelen in de zaak van [slachtoffer]. Op 31 juli 2013 zijn zowel de zaak tegen verdachte als de zaken tegen de medeverdachten inhoudelijk behandeld. Op
13 augustus 2013 wijst de rechtbank vonnis.
Als uitgangpunt geldt dat het geding, behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen, met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de gevolgde gang van zaken wel de langere duur van het geding in de onderhavige zaak tegen verdachte verklaart, maar dat deze vertraging niet aan verdachte is te wijten en dat daarmee sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal met deze omstandigheid rekening houden bij de op te leggen straf, in die zin dat de rechtbank een korting van één maand gevangenisstraf zal toepassen op de aan de verdachte op te leggen straf.
Gelet op de rol van verdachte acht de rechtbank het niet wenselijk dat aan verdachte een langere vrijheidsbenemende straf wordt opgelegd dan de tijd die verdachte in al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte voor deze zaak honderddrieënzeventig dagen in voorarrest heeft gezeten en hij sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 31 oktober 2011 op vrije voeten is. De rechtbank zal op grond van het hiervoor overwogene verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen bedrag ter zake de vergoeding van de door hem geleden immateriële schade.
Ter zitting heeft [vader slachtoffer], vader en gemachtigde van [slachtoffer], de vordering toegelicht en aangepast in die zien dat hij een bedrag van € 5.000,00 ter zake vergoeding van de geleden immateriële schade van verdachte vordert. De gemachtigde heeft tevens toegelicht dat hij in de zaken van de medeverdachten van ieder van hen eveneens een bedrag van € 5.000,00 wenst te vorderen, waaruit de rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij een totaalbedrag van € 20.000,00 vordert wegens geleden immateriële schade.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk dient te worden toegewezen. De officier van justitie vordert de hoofdelijke veroordeling van verdachte tot betaling van een totaalbedrag van € 5.000,00 alsmede te bepalen dat de benadeelde partij voor het resterende deel in de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard. Ook vordert de officier van justitie om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verweer gevoerd tegen de vordering. De verdediging heeft primair gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de vordering niet is onderbouwd.
9.1.3
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk is en dat de vordering deels gegrond is. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezen verklaarde feiten immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft als gevolg van het handelen van verdachte en de medeverdachten leed ondervonden en is nog steeds angstig. Dat gebeurtenissen als hier bewezen verklaard voor slachtoffers een traumatische ervaring opleveren en psychisch leed en ongemak veroorzaken, is inmiddels een feit van algemene bekendheid. Uit overgelegde stukken blijkt bovendien dat de benadeelde partij daarvoor medische hulp heeft ingeroepen. Omdat nadere (medische) gegevens over de aard en ernst van het opgelopen trauma ontbreken, zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade schatten. De rechtbank schat de immateriële schadevergoeding op € 2.000,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor deze schade zijn verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre desgewenst nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 3 bewezen verklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], van een bedrag van
  • bepaalt dat de benadeelde partij voornoemd voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2013.
Mr. Bouma is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen, waarbij elk bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2011041736. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 5 mei 2011, blz. 198, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik doe aangifte van wederrechtelijke vrijheidsbeneming en mishandeling.
Op woensdag 4 mei 2011 was ik thuis.
Omstreeks 21.00 uur kwam [getuige 1], het broertje van [betrokkene 1], bij mij thuis.
We liepen naar het schoolplein achter de school De Tender. We liepen samen het schoolplein op.
Er kwamen twee jongens op mij toelopen. Eén van die jongens droeg een pet. Hij vroeg aan mij of ik [slachtoffer] was. De jongen greep mij bij mijn keel en duwde mij tegen het hek aan naast de school. Ik hoorde dat de jongen met de pet tegen mij zei: "Waar is [betrokkene 1]. Je moet mij nu vertellen waar [betrokkene 1] is, anders ga je met me mee". Ik zei tegen hem dat ik niet wist waar ze zijn.
Ik hoorde dat die jongen zei: "Dan ga je nu met me mee". De andere jongen was weggelopen. Ik zag toen van de kant waar de andere jongen naar toe was gelopen een auto aan komen rijden. De auto stopte en ik werd door die andere jongen die een iets dik postuur had, vastgepakt en in de auto geduwd. Hij duwde mij met kracht op de achterbank van de auto.
In de auto zat nog een persoon op de achterbank en een bestuurder. De man met de pet op stapte in de auto op de passagiersstoel aan de voorzijde. De iets dikkere man stapte naast mij op de achterbank. Ik zat dus in het midden. We zijn toen weggereden vanaf de school richting het Riet.
We zijn toen doorgereden de Zuiderval op en bij de tweede verkeerslichten linksaf de snelweg op richting Hengelo. We zijn toen bij de eerste afslag ‘Hengelo’ van de snelweg afgegaan.
We reden toen nog zeker 10 minuten tot een kwartier.
Op een gegeven moment stopte de auto. Ik werd uit de auto getrokken. Daar werd opnieuw gevraagd waar [betrokkene 1] is. Ik werd achterop mijn hoofd geslagen.
Ze probeerden mij weer in die auto te stoppen. Die dikkere man ging weer naast mij zitten en die met de pet op ging weer voorin zitten.
Die dikkere man naast mij zei dat we naar het huis van [betrokkene 1] gingen. Het duurde niet zo lang tot we bij de woning van [betrokkene 1] waren, ik denk ongeveer 10 minuten. De auto werd geparkeerd en iedereen stapte uit. Die dikkere man pakte mij vast en bracht mij naar een woning.
Die jongen met het petje op was al iets eerder bij de deur, De deur werd open gedaan. Ik zag dat de vader van [betrokkene 1] de deur open deed. Ik ging naar binnen.
Ik moest toen in een auto stappen. Ik moest op de achterbank gaan zitten. Ik zat toen achter de bestuurder. De man met de pet op stapte rechts voor in. De man reed vervolgens naar Enschede. De man wist blijkbaar waar ik woonde.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 5 mei 2011, blz. 226, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende.
Op 4 mei 2011, omstreeks 21.15 uur bevond ik mij samen met mijn kameraad [betrokkene 4] en een paar andere jongens zoals [getuige 3] en [getuige 1] bij de school De Tender in Enschede. Omstreeks dat tijdstip zag ik dat drie Syrische mannen aan de achterkant van de Tender stonden.
Een van de mannen sprak mij aan. Ik hoorde dat deze man tegen mij zei: "Wachten jullie op [slachtoffer]".
Toen vroeg deze man of één van ons bij [slachtoffer] wilde aanbellen.
[getuige 1] ging naar de woning van [slachtoffer]. Even later zag ik dat [getuige 1] en [slachtoffer] uit [straat] kwamen lopen.
Ik zag dat twee van de mannen [slachtoffer] vastgrepen en hem in zijn nek pakten. Ik zag dat deze mannen [slachtoffer] tegen het hekje drukten. [slachtoffer] probeerde zich los te rukken. Op dat moment zag ik dat er een auto aan kwam rijden. Ik zag dat het een Opel Astra, kleur groen, was.
Deze auto stopte ter hoogte van de twee mannen en [slachtoffer]. Ik zag dat de mannen [slachtoffer] in deze auto drukten.
Ik zag dat zij [slachtoffer] vastpakten en hem op de achterstoel van de auto stopten. Hierna reed de auto weg. De auto reed weg in de richting van Het Lang.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] 5 mei 2011, blz. 212, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende.
Op 4 mei 2011 was ik bij De Tender gelegen aan Het Lang te Enschede.
Wij hebben daar ongeveer tien minuten gestaan. Daarna kwam mijn vriend [slachtoffer] er ook aan lopen.
Op dat moment zag ik dat er twee mij onbekende mannen naar ons toe kwamen lopen.
Ik zag dat één van de mannen [slachtoffer] ter hoogte van de borst bij de kleding vast pakte.
Ik zag dat deze man [slachtoffer] opzettelijk en met heel veel kracht tegen de muur aandrukte.
Ik hoorde dat de man aan [slachtoffer] vroeg of hij wist waar mijn broer [betrokkene 1] en zijn vriendin [betrokkene 1] waren. Ik hoorde dat [slachtoffer] zei dat hij dit niet wist. Ik zag dat de tweede man [slachtoffer] bij de kraag vastpakte.
Op dat moment zag ik dat er een auto kwam aanrijden.
Ik zag dat de mannen [slachtoffer] naar deze auto trokken en in de auto duwden. Ze hebben [slachtoffer] aan de linkerzijde van de auto op de achterbank gedrukt. Daarna zijn deze twee mannen ook achterin gestapt. Voorin zaten nog twee mannen. Daarna zijn zij weggereden.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 5 mei 2011, blz. 220, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende.
Ik zag dat er twee mannen om de hoek het plein op kwamen lopen. Ik zag dat een van hen [medeverdachte 1] was.
Ik zag dat [medeverdachte 1] en de andere man [slachtoffer] om de beurten vastpakten aan de voorzijde bij zijn kleding. Ik hoorde dat de tweede man tegen [slachtoffer] zei: "Jij gaat ons vertellen waar [betrokkene 1] en [betrokkene 1] zijn". Ik zag dat er een auto aan kwam. Ik zag dat de auto bij het plein stopte. Dit was een donkergroene Opel stationcar, een wat ouder model.
Ik zag dat [slachtoffer] werd vastgepakt door [medeverdachte 1] en de tweede man. Ik zag dat [slachtoffer] vervolgens meeliep in de richting van de auto. Ik zag dat de mannen hem vasthielden tot bij de auto. Ik zag [slachtoffer] achter in de auto stapte.
De auto is niet terug gereden, maar reed gewoon verder.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 5 mei 2011, blz. 224, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende.
Op 4 mei 2011, omstreeks 21.30 uur, waren wij, [getuige 2], [getuige 1] en [getuige 3], met in totaal twintig jongeren bij de school De Tender aan het Riet te Enschede.
Ik zag dat [getuige 3] en [getuige 1] samen met [slachtoffer] terug kwamen lopen. Voor die tijd was [slachtoffer] niet bij onze groep aanwezig.
Ik zag dat twee mannen [slachtoffer] vastpakten en dat de andere twee mannen wegliepen in de richting van de achterzijde van de school de Fleringenbrink in. Ik zag dat de twee mannen direct kwamen terugrijden met een groene stationwagen van het merk Opel.
Ik zag dat de mannen die [slachtoffer] bij de nek hadden [slachtoffer] vervolgens in de Opel drukten en hard weg reden richting Het Lang.
6.
De foto’s, gemaakt ten tijde van de aangifte in de nacht van 4 op 5 mei 2011, van het letsel van slachtoffer [slachtoffer] op foto 1 en 2 op blz. 204, foto 3 en 4 op blz. 205 en foto 5 en 6 op blz. 206.
7.
Het geschrift van dr. J. de Heer, te weten een brief, van 19 mei 2011, blz. 209, inhoudende:
“Patiënt heb ik op 9 mei en daarna een paar maal gezien in verband met een contusie rond zijn linker oog.”
8.
Het geschrift met opschrift MEDSPE, blz. 210, inhoudende:
“(…)
Patiënt: [slachtoffer] / [geboortedatum]/[geboorteplaats 2]
(…)
Bovengenoemde patiënt zagen wij op 05-05-2011 op de afdeling spoedeisende hulp, locatie Haaksbergerstraat.
Reden consult: Mishandeling.
Door twee mannen een auto ingesleurd, daar op het hoofd geslagen
(…)
Diagnose: Contusies aangezicht (…)
Therapie: Paracetamol zn, bij toename klachten, braken of sufheid retour.
Met collegiale hoogachting,
M.J.F. van Veen, arts-assistent heelkunde.”
9.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] van 20 juni 2011, blz. 158, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 2].
Op 4 mei 2011 hoorde ik van [medeverdachte 1], dat er problemen waren.
Dit was in de avond. Ik hoorde dit op mijn stageplek. Mijn stageplek is [naam café] in Hengelo.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] van 21 juni 2011, blz. 163, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 2].
Ik verklaar dat ik op 4 mei 2011 achter in de auto heb gezeten toen we [slachtoffer] opgehaald hebben van Enschede naar Hengelo. Bij de bushalte naast het schoolplein in Enschede zaten twee jongens. [medeverdachte 1] begon met die jongens te praten. Ik zat kort daarna op het plein te roken.
Ik zag toen dat [slachtoffer] eraan kwam, samen met nog een andere jongen. Ik weet niet wie dat was.
[medeverdachte 1] pakte die jongen bij de kraag.
[slachtoffer] zat in het midden achterin de auto. Ik zat links achterin en [verdachte] zat rechts achterin. [medeverdachte 3] reed en [medeverdachte 1] zat voorin.
[medeverdachte 1] heeft de jongen op het schoolplein bij de kraag gepakt. We waren met de auto van [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] had een petje op.
Vervolgens zijn we naar de woning van mijn broer gereden.
Ik heb [slachtoffer] met de vlakke hand geslagen. Dit was onderweg naar Hengelo.
U vraagt mij of [slachtoffer] nog met woorden bedreigd is. [slachtoffer] is in de auto bang gemaakt door [medeverdachte 1].
11.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 11 mei 2011, blz. 97, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte].
Op 4 mei 2011 zat ik in [naam café] in Hengelo televisie te kijken. [medeverdachte 1] kwam bij me. [medeverdachte 1] is een goede vriend van me. Hij heet [medeverdachte 1]. Ik ken hem als [medeverdachte 1].
Hij vroeg of ik met hem wilde meegaan naar Enschede.
[medeverdachte 1] keek toen rond en zag [medeverdachte 3]. Dat is [medeverdachte 3], ook een jongen uit Hengelo.
Ik kreeg mee dat [medeverdachte 1] hem vroeg om ons naar Enschede te brengen.
We zijn naar de auto gelopen. Het was een donkergroene stationcar.
[medeverdachte 3] ging achter het stuur zitten. Ik ging achterin zitten en [medeverdachte 1] voorin naast [medeverdachte 3].
Uiteindelijk kwamen we in Enschede bij een veld en een schooltje.
Onderweg vertelde [medeverdachte 1] mij dat het om zijn nichtje [betrokkene 1] ging.
12.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 8 juni 2011, blz. 101, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte].
Het is niet helemaal vrijwillig gegaan. Wij waren ook met vier man en niet met drie zoals ik eerder zei. Er was nog een jongen bij, [medeverdachte 2]. Hij is volgens mij familie van [medeverdachte 1].
Wat [medeverdachte 2] betreft, hij was er ineens bij toen we vanaf [naam café] naar Enschede reden. Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] [slachtoffer] heeft geslagen. Ik zag dat hij hem een vuistslag gaf.
13.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 6 juli 2011, blz. 105, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte].
Ik heb niet gezien dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] vroeg om mee te gaan. Ik zag [medeverdachte 2] op de parkeerplaats bij de auto van [medeverdachte 3] staan. [medeverdachte 3] bestuurde de auto, [medeverdachte 1] zat er naast als bijrijder, ik zat achter de bestuurder en [medeverdachte 2] zat rechts naast mij.
[medeverdachte 1] vertelde dat het om zijn nichtje ging.
Bij het schooltje zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uitgestapt. [medeverdachte 3] en ik hebben de auto aan de andere kant op een parkeerplaats gezet. Toen we uitstapten, stonden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voor de jongen. Ze praatten met elkaar.
De jongen zat in het midden op de achterbank, tussen mij en [medeverdachte 2] in.
Ik weet niet hoe lang we reden voordat we op het veldje aankwamen waar we zijn gestopt.
De jongen kwam weer naast mij zitten.
We zijn vanaf dat veldje naar het huis van [betrokkene 1] gereden. Daar zijn [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de jongen uitgestapt.
14.
Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] van 5 mei 2011, blz. 56, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van die [betrokkene 3].
Op 4 mei 2011 omstreeks 22.00 uur belde mijn neef [medeverdachte 1] ( de rechtbank leest [medeverdachte 1]) mij. Hij vroeg of ik thuis wilde komen. Ik ben vervolgens naar huis gegaan. Ik schat dat het omstreeks 22.30 uur was dat mijn neef aan de deur kwam.
Mijn neef was in gezelschap van [slachtoffer]. Ik zag dat [slachtoffer] misschien angstig was. Hij trilde een beetje.
Ik denk dat [slachtoffer] ongeveer een uur in onze woning is geweest.
15.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 6 mei 2011, blz. 38, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1].
Op 4 mei 2011 heb ik in [naam café] in Hengelo vrienden ontmoet. De namen van mijn vrienden zijn [verdachte] en [medeverdachte 3]. Ik ben met [medeverdachte 3] en [verdachte] naar die jongen gegaan. We zijn met de auto van [medeverdachte 3] gegaan. Dat is een station model. Het is een donkerkleurige auto. We zijn in die auto naar Enschede gereden. Ik wist dat die jongen veel op een schoolplein in Enschede op de Wesselerbrink zou zijn.
We waren daar tussen 21.00 en 21.30 uur op 4 mei 2011.
[medeverdachte 3] reed.
We zijn naar die jongen toegelopen en ik heb aan die jongen gevraagd of hij wist waar [betrokkene 1] was.
We zijn naar de vader van [betrokkene 1] gereden aan de [adres]. Ik heb mijn oom vlak voordat we aankwamen gebeld.
16.
Een tapgesprek van 4 mei 2011, blz. 310
Gespreksgegevens: 700019-11 T011 279813007
Tijdstip: 04-05-11 20:34:11 In/uit: U
Met nummer: [telefoonnummer] (nummer [betrokkene 3])
(…)
Beller: [medeverdachte 1]
Gebelde: NN man0280
(…)
S: (…) maar ik heb dus iemand gevonden
NN: wie
S: een vriendje van die [betrokkene 1]
NN: hoe heet hij
S: [slachtoffer]
NN: ja, die ken ik
(…)
S: (…) ik ga straks even naar hem toe
NN: Oke
S: en dan hoor ik wel (..) misschien waar ze zijn (…)
NN: voordat je heen gaat, ik ben al geweest, hij zegt dat hij het niet weet. Dus ik weer niet hoe jij hem eruit kunt krijgen volgens mij weet hij ook iets maar ik weet het niet. Hij zegt niets
S: ik weet een andere manier
17.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 12 mei 2011, blz. 247, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van getuige [getuige 5].
Op 4 mei 2011 rond 20.30 uur had mijn zoon [slachtoffer] geen zichtbare verwondingen of zichtbaar letsel. Op het moment dat hij wegging had hij geen blauwe plekken en met zijn oog was toen ook nog niets aan de hand.
Op donderdag 5 mei 2011 rond 04.00 uur kwam ik op het politiebureau in de binnenstad. Toen ik [slachtoffer] op 5 mei 2011 rond 04.00 uur zag, kon ik zien dat hij onder de verwondingen zat. Ik zag dat zijn linker oog beschadigd en rood was. Op zijn achterhoofd had hij een dikke bult.
[slachtoffer] heeft twee dagen niet kunnen slapen van de pijn.