ECLI:NL:RBOVE:2013:1759

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
C08/131945 HA ZA 12-346 en C/08/134441 HA ZA 13-23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van muziekwerken en aansprakelijkheid bij evenementenorganisatie

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Overijssel op 31 juli 2013, staat de vraag centraal of de besloten vennootschap Reobijn B.V. aansprakelijk is voor het niet voldoen aan de auteursrechten van Buma, naar aanleiding van een personeelsfeest dat op 9 mei 2009 heeft plaatsgevonden. De vereniging Buma, eiseres in de hoofdzaak, stelt dat Reobijn muziek van het Buma-repertoire openbaar heeft gemaakt zonder de vereiste afdracht te doen. Reobijn heeft het feest georganiseerd en een artiest ingehuurd, maar heeft geen opgave gedaan van de muziek die ten gehore is gebracht en heeft geen betalingen aan Buma verricht. De rechtbank oordeelt dat Reobijn als opdrachtgever van het evenement moet worden aangemerkt en dat zij verantwoordelijk is voor de afdracht van de auteursrechten. De rechtbank verwerpt het verweer van Reobijn dat zij niet de norm-adressant is en dat de evenementenorganisator of de artiest verantwoordelijk zou zijn voor de betaling van de Buma-rechten. De rechtbank wijst de vorderingen van Buma toe, met uitzondering van het bevel aan Reobijn om opgave te doen van andere evenementen, aangezien Reobijn heeft gesteld geen andere evenementen te hebben georganiseerd. De rechtbank legt dwangsommen op aan Reobijn voor het niet naleven van de uitspraak. In de vrijwaringsprocedure tussen Reobijn en de evenementenorganisator wordt geoordeeld dat er geen schriftelijke overeenkomst is die de algemene voorwaarden van de evenementenorganisator van toepassing verklaart. De rechtbank wijst de vordering van Reobijn in vrijwaring toe voor het doen van opgave van de ten gehore gebrachte werken, maar wijst de vordering tot betaling van kosten af, omdat deze onvoldoende bepaalbaar is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummers: C08/131945 HA ZA 12-346 en C/08/134441 HA ZA 13-23
datum vonnis: 31 juli 2013 (l)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
In de hoofdzaak:
de vereniging
Vereniging Buma,
gevestigd te Amstelveen,
eiseres,
verder te noemen: Buma,
advocaat: mr. S.R.M.T. Janssen te Hoofddorp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Reobijn B.V.,
gevestigd te Haaksbergen,
gedaagde in conventie,
verder te noemen: Reobijn,
advocaat: mr. L.M. Graal te Amsterdam,
en in vrijwaring:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Reobijn B.V.,
gevestigd te Haaksbergen,
eiseres in vrijwaring,
verder te noemen: Reobijn,
advocaat: mr. L.M. Graal te Amsterdam,
tegen
[naam 3],
wonende te Doetinchem,
gedaagde in vrijwaring,
verder te noemen: [gedaagde in vrijwaring],
advocaat: mr. C.W.J. de Bont te Doetinchem.

1.Het procesverloop

in de hoofdzaak
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
De dagvaarding van 14 september 2012 met producties;
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring;
De incidentele conclusie van antwoord tot oproeping in vrijwaring;
Het vonnis van de rechtbank Almelo van 19 december 2012;
De conclusie van antwoord met producties;
De conclusie van repliek;
De conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.
in vrijwaring
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
De dagvaarding in vrijwaring van 4 januari 2013 met producties;
De conclusie van antwoord in vrijwaring met producties;
De conclusie van repliek in vrijwaring met producties;
De conclusie van dupliek in vrijwaring.

2.De feiten

2.1
Op 9 mei 2009 heeft een personeelsfeest van Reobijn plaatsgevonden in theater
De Kappen te Haaksbergen. Tijdens dit personeelsfeest heeft (onder meer) [naam 1] opgetreden, die was ingehuurd door [gedaagde in vrijwaring] in opdracht van Reobijn. Reobijn heeft daartoe aan [gedaagde in vrijwaring] voldaan een bedrag van € 20.925,-- exclusief 6% BTW.
2.2
Tot op heden heeft Reobijn aan Buma geen opgave gedaan van de muziek van het Buma-repertoire die op het bewuste feest ten gehore is gebracht. Evenmin heeft Reobijn enige afdracht aan Buma gedaan met betrekking tot deze muziek.
2.3
Reobijn heeft [gedaagde in vrijwaring] bij brief van 22 mei 2012 op de hoogte gesteld van het voornemen van Buma om tegen Reobijn een procedure aanhangig te maken – in welk geval Reobijn aankondigt [gedaagde in vrijwaring] in vrijwaring op te roepen – en in overweging gegeven om zelf rechtstreeks met Buma in contact te treden om deze kwestie te regelen.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1
In het vonnis van de rechtbank Almelo van 19 december 2012 is onder overwegingen 2.1 t/m 2.3 de essentie van het geschil reeds uiteengezet, welke overwegingen hier als aangehaald en ingelast beschouwd dienen te worden.
In vrijwaring
3.2
Reobijn heeft [gedaagde in vrijwaring] in vrijwaring opgeroepen, omdat zij meent dat zij met [gedaagde in vrijwaring] een zogenaamde all-in-prijs is overeengekomen, op grond waarvan zij er op mocht vertrouwen dat eventuele heffingen en aanspraken, zoals die van Buma door [gedaagde in vrijwaring] zouden worden voldaan. Subsidiair is Reobijn van mening dat de overeengekomen prijs de kosten van de organisatie van de personeelsavond moet dekken.
3.3
Reobijn stelt dat bij de uitleg van de inhoud van de afspraken tussen Reobijn en [gedaagde in vrijwaring], heeft te gelden dat [gedaagde in vrijwaring], als professionele evenementenorganisator, Reobijn (als leek) er expliciet op had moeten wijzen dat eventueel te betalen Buma-rechten niet door [gedaagde in vrijwaring] worden voldaan. Zij vordert op grond hiervan dat [gedaagde in vrijwaring] wordt veroordeeld tot al datgene waartoe zij als gedaagde in de hoofdzaak jegens Buma mocht worden veroordeeld, alsmede aan Reobijn opgave te doen van de ten gehore gebrachte werken die behoren tot het Buma-repertoire, met veroordeling van [gedaagde in vrijwaring] in de kosten van zowel de hoofdzaak als de vrijwaringsprocedure.
3.4
[gedaagde in vrijwaring] betwist dat sprake was van een all-in-prijs. [gedaagde in vrijwaring] betwist verder dat zij gehouden zo zijn de vordering van Buma te voldoen op grond van de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde in vrijwaring] doet verder een beroep op haar algemene voorwaarden, die op de achterzijde van de schriftelijk met Reobijn gesloten overeenkomst staan vermeld en die, voor zover van belang, luiden als volgt:
“4. De kosten, te heffen door het bureau voor auteursrechten BUMA/STEMRA komen voor rekening van contractant 1”.
Hieruit volgt volgens [gedaagde in vrijwaring] dat niet zij, doch Reobijn is gehouden deze kosten te voldoen.
[gedaagde in vrijwaring] betwist ten slotte dat Reobijn op grond van het Haviltex-criterium mocht verwachten dat [gedaagde in vrijwaring] de nota voor de Buma-rechten zou voldoen. [gedaagde in vrijwaring] betwist bovendien dat Reobijn een leek zou zijn op dit vlak.

4.De beoordeling

in de hoofdzaak
4.1
De vorderingen van Buma zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat Reobijn muziek van het Buma-repertoire openbaar heeft gemaakt. Tussen partijen is in geschil de vraag of het optreden van [naam 1] op 9 mei 2009 op een personeelsfeest van Reobijn moet worden aangemerkt als openbaarmaking in de zin van de Auteurswet (Aw). Het verweer van Reobijn dat haar personeel dient te worden gelijkgesteld met een besloten familiekring – waardoor sprake zou zijn van een uitzondering als bedoeld in artikel 12 lid 4 Aw – is door Buma gemotiveerd betwist onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van
3 oktober 1973 (NJ 1974, 40), waarin werd geoordeeld dat de werkgemeenschap van personeelsleden in een bedrijf niet kan worden gelijkgesteld met een familie- of vriendenkring. De rechtbank zal het verweer van Reobijn dientengevolge verwerpen, te meer nu Reobijn haar stelling ter zake onvoldoende nader heeft onderbouwd.
4.2
Reobijn heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet zij, maar [gedaagde in vrijwaring] moet worden beschouwd als degene die openbaar heeft gemaakt, nu [gedaagde in vrijwaring] het optreden van [naam 1] heeft georganiseerd.
4.3
Subsidiair is Reobijn van mening dat theaterzaal De Kappen, waar het bedrijfsfeest plaatsvond, heeft te gelden als degene die openbaar heeft gemaakt. Meer subsidiair dient [naam 1], als optredend artiest, te worden beschouwd als degene die het repertoire openbaar heeft gemaakt. Deze stellingen van Reobijn zijn door Buma gemotiveerd betwist. Buma stelt dat Reobijn de organisator is van het evenement, nu zij daarvoor de opdracht heeft gegeven, ervoor heeft betaald, heeft bepaald welke artiest zou optreden, en verder heeft bepaald waar en wanneer het evenement zou plaatsvinden en wie toegang tot het evenement zou worden verleend. Deze stellingen zijn door Reobijn niet gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank zal uitgaan van de juistheid daarvan.
4.4
De rechtbank begrijpt het betoog van Reobijn in dit verband aldus dat zij stelt dat zij niet de norm-adressant is. Naar het oordeel van de rechtbank moet, gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 6 mei 1938 (NJ 1938, 634), aan het begrip openbaarmaking in de zin van de Aw een ruime betekenis worden toegekend en dient Reobijn als opdrachtgever van het personeelsfeest te worden aangemerkt, waarbij zij als oogmerk heeft gehad het aan haar personeel ten gehore doen brengen van muziek, uitgevoerd door [naam 1]. Daarmee is gegeven dat Reobijn moet worden aangemerkt als degene die openbaar heeft gemaakt. De verweren van Reobijn dat andere partijen dienen te worden beschouwd als degene(n) die openbaar hebben gemaakt, doen daar niet aan af. Weliswaar zijn deze andere partijen onmisbare schakels in de uitvoering van de muziek behorend tot het Buma-repertoire, maar moet Reobijn worden gezien als initiator èn eindafnemer. Uit het vorengaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat Buma Reobijn terecht aanspreekt.
4.5
De vorderingen van Buma moeten dus worden toegewezen, behalve het bevel aan Reobijn om opgave te doen van de door haar georganiseerde (andere) evenementen en de namen van de artiesten die tijdens de desbetreffende evenementen hebben opgetreden, nu Reobijn onweersproken heeft gesteld geen andere evenementen te hebben (georganiseerd) dan het betreffende bedrijfsfeest en Buma derhalve geen belang heeft bij deze vordering.
4.6
De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd tot € 500,-- ten aanzien van het gevorderde verbod zonder voorafgaande toestemming van Buma evenementen te organiseren waarbij enig muziekwerk, behorende tot het door Buma beheerde repertoire, ten gehore worden gebracht, en tot € 100,-- ten aanzien van het gevorderde bevel opgave te doen van de namen van de artiesten, die hebben opgetreden tijdens het door Reobijn georganiseerde bedrijfsfeest en de behaalde recettes en betaalde gages/uitkoopsommen, nu Reobijn onweersproken heeft gesteld dat de door Buma gevorderde dwangsommen onevenredig hoog zijn en de rechtbank daarenboven de toegewezen dwangsommen voor Reobijn een afdoende prikkel acht. De rechtbank zal daarbij ambtshalve in beide gevallen een maximum vaststellen van € 5.000,--.
4.7
Reobijn zal als meest in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoofdzaak. De kosten aan de zijde van Buma worden begroot op:
  • dagvaarding € 90,64
  • vast recht € 575,--
  • salaris advocaat
Totaal € 1.569,64
In vrijwaring
4.8
Er is geen sprake van een schriftelijke overeenkomst tussen partijen (als overgelegd in productie 1 bij conclusie van antwoord in vrijwaring) waarop de algemene voorwaarden van [gedaagde in vrijwaring] (als overgelegd in productie 2 bij conclusie van antwoord in vrijwaring) van toepassing zijn. Het stuk dat [gedaagde in vrijwaring] ten bewijze van haar stellingen in het geding brengt, is door geen der partijen ondertekend en Reobijn heeft uitdrukkelijk betwist deze overeenkomst met bijbehorende algemene voorwaarden te hebben ontvangen en te hebben getekend. Nu [gedaagde in vrijwaring] voor het overige daar niet nader gemotiveerd op is teruggekomen (en overigens ook geen bewijs van heeft aangeboden), zal haar stelling ter zake worden verworpen.
4.9
De schriftelijke verklaringen van [naam 2], werkneemster bij Reobijn (productie 1 bij de conclusie van repliek) en[naam 4], bestuurder van Reobijn (productie 2 bij de conclusie van repliek) houden zakelijk in dat met [gedaagde in vrijwaring] is besproken dat de door Reobijn te betalen prijs een all-in-prijs zou zijn, zodat Reobijn niet met extra kosten zou worden geconfronteerd, en dat [gedaagde in vrijwaring] zich hiermee akkoord heeft verklaard. Nu het schriftelijke verklaringen betreft, dient dit bewijs te worden beoordeeld aan de hand van artikel 152 lid 2 Rechtsvordering (Rv). Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig bewijs van de stelling van Reobijn dat mondeling is overeengekomen dat het door Reobijn te betalen bedrag een all-in-prijs zou zijn. Uit de algemene voorwaarden van [gedaagde in vrijwaring] blijkt dat hij er van op de hoogte is dat een heffing van Buma mogelijk is. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde in vrijwaring] Reobijn daar ook op heeft gewezen. Dit had naar het oordeel van de rechtbank zeker op de weg van [gedaagde in vrijwaring] gelegen, nu [gedaagde in vrijwaring] niet heeft onderbouwd hoe Reobijn hier van op de hoogte had kunnen zijn, terwijl [gedaagde in vrijwaring] als ter zake deskundig heeft te gelden uit hoofde van zijn bedrijfsvoering. Het beroep van Reobijn op vrijwaring door [gedaagde in vrijwaring] jegens Buma, is dus gegrond.
4.1
De vordering van Reobijn zal worden toegewezen voor zover deze ziet op de veroordeling van [gedaagde in vrijwaring] tot het doen van opgave van de op de personeelsavond van
9 mei 2009 ten gehore gebrachte werken die behoren tot het Buma-repertoire. De vordering van Reobijn zal worden afgewezen voor zover deze ziet op de veroordeling van [gedaagde in vrijwaring] om aan Reobijn te betalen al datgene waartoe Reobijn in de hoofdzaak jegens Buma mocht worden veroordeeld, omdat deze vordering onvoldoende bepaalbaar is.
4.11
[gedaagde in vrijwaring] zal als meest in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in vrijwaring. De kosten aan de zijde van Reobijn worden begroot op:
  • dagvaarding € 79,21
  • salaris advocaat € 904,--punten x tarief € 452,--)
Totaal € 983,21

5.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak:
5.1
Verbiedt Reobijn om zonder voorafgaande toestemming van Buma evenementen te organiseren waarbij enig muziekwerk behorende tot het door Buma beheerde repertoire ten gehore wordt gebracht, een en ander op straffe van verbeurte door Reobijn aan Buma van een direct opeisbare dwangsom van € 500,-- voor iedere keer dat gedaagde aan het opgelegde verbod geen gehoor mocht geven, zulks tot een maximum van € 5.000,--.
5.2
Beveelt Reobijn om binnen 10 dagen na de betekening van dit vonnis aan Buma schriftelijk een door een register-accountant gecertificeerde opgave te doen van:
  • de namen van de artiesten die tijdens het bedrijfsfeest van Reobijn op 9 mei 2009 hebben opgetreden;
  • de behaalde recettes en uitbetaalde gages/uitkoopsommen ten aanzien van de artiesten die tijdens het bedrijfsfeest van Reobijn op 9 mei 2009 hebben opgetreden;
Een en ander op straffe van verbeurte door Reobijn van een direct door eiseres opeisbare dwangsom van € 100,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag na het verstrijken van voornoemde termijn dat Reobijn enig deel van het gevorderde niet of niet volledig is nagekomen, zulks tot een maximum van € 5.000,--.
5.3
Veroordeelt Reobijn om binnen 7 dagen na de hierboven genoemde opgave aan Buma verschuldigde vergoeding conform het Algemeen Tarief, te weten 3,5% of 7% van de recettes of uitkoopsommen/gages, te vermeerderen met BTW te voldoen.
5.4
Veroordeelt Reobijn in de proceskosten in hoofdzaak, aan de zijde van Buma tot op heden begroot op € 1.569,64.
5.5
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.6
Wijst af het meer of anders gevorderde.
In vrijwaring:
5.7
Beveelt [gedaagde in vrijwaring] om aan Reobijn opgave te doen van de op de personeelsavond van
9 mei 2009 ten gehore gebrachte werken die behoren tot het Buma-repertoire, opdat Reobijn tijdig en volledig kan voldoen aan hetgeen waartoe zij onder punt 5.2 is veroordeeld jegens Buma.
5.8
Veroordeelt [gedaagde in vrijwaring] zowel in de proceskosten in vrijwaring, aan de zijde van Reobijn tot op heden begroot op € 983,21.
5.9
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.1
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.J. Louter en op woensdag 31 juli 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.