ECLI:NL:RBOVE:2013:1701

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
C/08/140561 / KG RK 13-700
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter mr. H.R.K. Valk

Op 6 augustus 2013 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. H.R.K. Valk. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 3 juli 2013, naar aanleiding van de behandeling van een zaak tussen verzoeker en [betrokkene] (zaaknummer 360868 CV EXPL 10-15339). De verzoeker stelde dat er sprake was van vooringenomenheid van de kantonrechter, omdat deze een deskundige had benoemd en het rapport van deze deskundige volgens verzoeker niet voldoende wetenschappelijk onderbouwd was. Verzoeker voerde aan dat de kantonrechter niet adequaat had gereageerd op zijn vragen en dat er geen hoor en wederhoor had plaatsgevonden.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van verzoeker zorgvuldig beoordeeld. Tijdens de openbare zitting op 30 juli 2013 waren verzoeker en zijn advocaat aanwezig, terwijl de kantonrechter en de gemachtigde van [betrokkene] niet verschenen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker zijn wrakingsverzoek baseerde op de wijze waarop de kantonrechter omging met het deskundigenrapport en de reacties daarop. De wrakingskamer benadrukte dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is om de materiële en processuele beslissingen van de rechter te toetsen, maar om te beoordelen of er gegronde vrees bestaat voor vooringenomenheid.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden kwam de wrakingskamer tot de conclusie dat er geen aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. Valk. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat niet was gebleken van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de kantonrechter in twijfel trokken. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. C. Verdoold, in aanwezigheid van de griffier S. van Eijk.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/140561 / KG RK 13-700
Beslissing van 6 augustus 2013van de wrakingskamer van de rechtbank Overijssel op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker tot wraking,
verder ook te noemen “de verzoeker”,
procederend in persoon,
strekkende tot wraking van mr. H.R.K. Valk, in zijn hoedanigheid van kantonrechter in deze rechtbank, verder ook te noemen “de kantonrechter”.

1.De procedure

1.1
Op 3 juli 2013 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. Valk, kantonrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder 360868 CV EXPL 10-15339 ([betrokkene] tegen [verzoeker]).
1.2
Op 5 juli 2013 is binnengekomen een reactie van de kantonrechter. Die reactie is door de griffie in afschrift toegezonden aan verzoeker en [betrokkene].
1.3
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het procesdossier in eerste aanleg met zaaknummer 360868 CV EXPL 10-15339.
1.4
Het wrakingsverzoek van verzoeker is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 juli 2013. Ter zitting zijn verschenen: de verzoeker en mr. A. Muller, advocaat te Duitsland.
[betrokkene], zijn gemachtigde mr. R.C.J. Jacobs en de kantonrechter zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.5
De wrakingskamer heeft na sluiting van de behandeling bepaald zo spoedig mogelijk op het verzoek te zullen beslissen.

2.Het wrakingsverzoek

Verzoeker legt - kort weergegeven – het volgende aan zijn verzoek tot wraking van mr. Valk ten grondslag. Hij stelt dat sprake is van vooringenomenheid van mr. Valk, althans de schijn daarvan, waardoor de procedure uit handen moet worden gegeven aan een andere rechter. Hij voert daartoe aan dat de kantonrechter in de procedure met zaaknummer 360868 CV EXPL 10-15339 ([betrokkene] tegen [verzoeker]) een deskundige, de heer [deskundige], hierna te noemen “[deskundige]”, heeft benoemd ter beantwoording van de vraag of [betrokkene] gebrekkige reparatiediensten heeft verricht waardoor aantoonbare schade aan de auto van verzoeker is veroorzaakt. Verzoeker is van mening dat het door [deskundige] uitgebrachte rapport van 22 oktober 2012 enkel is gebaseerd op de mening van [deskundige] en dat technisch onderzoek en wetenschappelijke onderbouwing ontbreken. Na door de kantonrechter in de gelegenheid te zijn gesteld op dit rapport te reageren, heeft verzoeker op 7 januari 2013 schriftelijk gedetailleerde vragen aan de rechtbank gesteld. Uit de als bijlage bij de brief van de kantonrechter van 25 juni 2013 aan verzoeker meegezonden brief van [deskundige] blijkt dat laatstgenoemde geen kennis heeft genomen van de door verzoeker op 7 januari 2013 opgeworpen vragen. De kantonrechter heeft verzoeker bij voormelde brief bericht vonnis te zullen wijzen, terwijl volgens verzoeker geen hoor en wederhoor is toegepast en de kantonrechter daar kennelijk ook niet alsnog toe over wil gaan.

3.Het standpunt van mr. Valk

Mr. Valk heeft niet in de wraking berust. Hij stelt dat het verzoek niet gehonoreerd kan en moet worden, nu uit hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht met geen enkele mogelijkheid kan worden geconcludeerd dat hij als kantonrechter bevooroordeeld zou zijn in de procedure tussen verzoeker en [betrokkene].

4.De beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid
4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 37, eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ingevolge het derde lid van dat artikel moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Ingevolge het vierde lid wordt een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden opgeworpen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.2
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan de verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen. Gebleken is dat aan verzoeker na het eerdere verzoek tot wraking en de daarop gegeven beslissing van de wrakingskamer nieuwe feiten en omstandigheden bekend zijn geworden, erin gelegen dat hem bij brief van 25 juni 2013 zijdens de kantonrechter is meegedeeld dat op 16 juli 2013 vonnis gewezen zal worden en bij welke brief hem een schrijven van de deskundige ter hand is gesteld.
Ten aanzien van het wrakingsverzoek
4.3
Ingevolge artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt dient te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de betreffende rechter vooringenomen is jegens één van de bij de procedure betrokkenen, althans dat de vrees van die partij voor zulke vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
4.4
Uit onderliggende stukken en hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gekomen leidt de wrakingskamer af dat verzoeker zijn wrakingsverzoek baseert op de wijze waarop de kantonrechter is omgegaan met de door hem op 7 januari 2013 ingebrachte reactie op het deskundigenrapport. Verzoeker is van oordeel dat de kantonrechter zijn reactie op het deskundigenbericht door had moeten zenden aan de deskundige en de wederpartij.
4.5
De wrakingskamer stelt voorop dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is om de in een procedure door de rechter genomen materiële en processuele beslissingen op juistheid te toetsen; daar kan en mag de wrakingskamer zich niet over uitlaten. Dergelijke beslissingen kunnen slechts in zoverre aan de orde komen dat, indien deze op zich of blijkens de daarvoor gegeven motivering, zo onbegrijpelijk zijn dat deze enkel kunnen zijn ingegeven door vooringenomenheid van de rechter, dat een zwaarwegende aanwijzing in vorenvermelde zin kan opleveren. Wat de gang van zaken in de onderhavige bodemprocedure betreft, overweegt de wrakingskamer dat het in gerechtelijke procedures usance is om in zaken waarin een deskundigenrapport wordt uitgebracht beide partijen, alvorens het definitieve rapport aan de rechtbank toe te zenden, in de gelegenheid te stellen hun reactie op het conceptrapport aan de deskundige kenbaar te maken. Partijen wordt hierbij een redelijke periode gegund om hun reactie te formuleren. De deskundige kan vervolgens de eventuele vragen die nog niet zijn beantwoord alsnog in zijn onderzoek betrekken en zonodig zijn conceptrapport daarop aanpassen. Vervolgens verstrekt de deskundige zijn definitieve rapport aan de kantonrechter, waarin de aanvullende vragen en antwoorden van partijen zijn verwerkt. Op grond van de regels van het procesrecht is daarmee de taak van de deskundige in beginsel geëindigd. Het deskundigenrapport is ingediend, staat vast en maakt onderdeel uit van de procedure. De rechtbank geeft partijen vervolgens een termijn om een conclusie na deskundigenbericht in te dienen. Na binnenkomst van deze conclusie zendt de rechtbank een kopie hiervan enkel door aan de wederpartij, maar niet aan de deskundige nu deze immers in de procedure tussen partijen zelf geen partij is en zijn taak als deskundige door indiening van zijn definitieve rapport is geëindigd. Daarna is het aan de rechter om aan de hand van het dossier, de inhoud van het deskundigenrapport en de conclusies na deskundigenbericht te beslissen of hij zich voldoende voorgelicht acht om op de vordering te beslissen dan wel hij het wenselijk acht een comparitie van partijen te gelasten of op de voet van artikel 194, vijfde lid Rv de deskundige uit te nodigen ter zitting om een nadere mondelinge toelichting te geven.
4.6
Uit het onderliggende procesdossier van de eerste aanleg tussen verzoeker en [betrokkene] blijkt dat de kantonrechter bij tussenvonnis van 26 juni 2012 een deskundigenonderzoek heeft bevolen, waarbij, op voordracht van verzoeker, als deskundige is benoemd de heer [deskundige], verbonden aan [bedrijf deskundige], verder te noemen “[deskundige]”. Aan [deskundige] zijn door de kantonrechter ter beantwoording een veertiental vragen voorgelegd.
4.7
Op 4 oktober 2012 heeft [deskundige] zijn conceptrapport aan verzoeker en [betrokkene] verzonden en hen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te plaatsen en verzoeken te doen. Beide partijen hebben op de conceptrapportage gereageerd en aanvullende vragen aan de deskundige voorgelegd. [deskundige] heeft de aanvullende vragen van verzoeker en [betrokkene] beantwoord en -waar nodig- de conceptrapportage aangepast. Op 22 oktober 2012 heeft [deskundige] vervolgens zijn definitieve deskundigenrapport aan de kantonrechter toegezonden.
4.8
De kantonrechter heeft verzoeker en [betrokkene] vervolgens een termijn gegeven om te concluderen na deskundigenrapport. [betrokkene] heeft geen conclusie na deskundigenbericht genomen. Verzoeker heeft op 7 januari 2013 een uitvoerige conclusie na deskundigenbericht ingediend.
4.9
Bij tussenvonnis van 5 maart 2013 heeft de kantonrechter de zaak verwezen naar de zitting van 16 april 2013, teneinde op die dag kennis te kunnen nemen van het weerwoord van de deskundige op de reactie van verzoeker op het uitgebrachte deskundigenrapport. Uit de overwegingen van die beschikking blijkt dat de kantonrechter ervan uit gaat dat verzoeker zelf een kopie van diens conclusie met de vraagpunten aan [deskundige] stuurt, samen met zijn vonnis van 5 maart 2013, opdat [deskundige] binnen zes weken na 5 maart 2013 zijn commentaar op de reactie van verzoeker aan de kantonrechter kan insturen.
4.1
Op 19 april 2013 heeft [deskundige] de kantonrechter laten weten dat hij tot op die dag van verzoeker geen enkele reactie of conclusie heeft ontvangen. In zijn brief stelt [deskundige] voorts dat hij na het uitbrengen van het conceptrapport verzoeker destijds al extra uitstel van tijd had gegeven om te reageren op het concept en dat hij vervolgens op alle gestelde vragen antwoord heeft gegeven.
4.11
De kantonrechter heeft verzoeker en [betrokkene] vervolgens op 25 juni 2013 bericht dat op 16 juli 2013 door het wijzen van vonnis uitspraak gedaan zal worden.
4.12
Uit de hiervoor overwogen handelwijze van mr. Valk kan naar het oordeel van de wrakingskamer, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen, niet worden afgeleid dat gegronde vrees bestaat voor vooringenomenheid of een gebrek aan onpartijdigheid van mr. Valk. Zoals hiervoor is overwogen heeft verzoeker de gelegenheid gekregen om zijn commentaar op het conceptrapport van de deskundige naar voren te brengen, van welke mogelijkheid hij op 21 oktober 2012 ook gebruik heeft gemaakt. De wrakingskamer merkt op dat, voor zover daarover onduidelijkheid mocht bestaan, dit voor verzoeker de mogelijkheid was om de inhoud van het deskundigenrapport of de daarin neergelegde conclusies bij te stellen omdat het deskundigenrapport zich op dat moment nog in de conceptfase bevond. Vervolgens heeft verzoeker, na binnenkomst van het definitieve rapport bij de kantonrechter, op 7 januari 2013 een conclusie na deskundigenbericht ingediend. Dat deze conclusie niet doorgezonden zou zijn aan [betrokkene] is naar het oordeel van de wrakingskamer niet komen vast te staan.
Een conclusie na deskundigenbericht strekt ertoe om het eigen standpunt in het licht van het rapport nog eens te verduidelijken dan wel om aan te geven met welke onderdelen van het rapport de partij het wel of niet eens is. De conclusie strekt er niet toe om een schriftelijk debat te openen met de deskundige. Mede daarom wordt deze conclusie niet aan de deskundige gezonden. Dit geldt temeer nu de deskundige in deze geen partij is en vast staat dat hij zijn eindrapport reeds op 22 oktober 2012 ter griffie van de kantonrechter heeft ingediend.
Niettemin heeft de kantonrechter bij tussenvonnis van 5 maart 2013 verzoeker alsnog in de gelegenheid gesteld om zijn conclusie na deskundigenbericht aan de deskundige te doen toekomen. Verzoeker heeft er om hem moverende redenen voor gekozen om hieraan niet direct maar eerst na de brief van de kantonrechter van 25 juni 2013 gevolg te geven. Deze handelwijze van verzoeker blijft voor zijn rekening en kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet aan de kantonrechter worden tegengeworpen.
Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de wrakingskamer de beslissing van de kantonrechter om vonnis te wijzen niet onbegrijpelijk voor en kan hieraan zeker geen zwaarwegende aanwijzing worden ontleend voor een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter. Met verzoeker is de wrakingskamer van oordeel dat verwacht mag worden dat de kantonrechter in zijn vonnis de inhoud van het deskundigenrapport en de reactie daarop van verzoeker betrekt als hij van oordeel is dat in deze zaak eindvonnis gewezen kan worden. Dat verzoeker zich niet kan vinden in de conclusies zoals neergelegd in het deskundigenbericht maakt voorgaande niet anders. Het is de taak van de kantonrechter om hierover een oordeel te vellen en een beslissing te nemen die hem rechtens juist acht.
4.13
Alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien komt de wrakingskamer tot de slotsom dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Evenmin is gebleken van enige schijn van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking van mr. Valk zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, mr. J.A.O.M. van Aerde en mr. C. Verdoold, en in het openbaar door mr. Verdoold uitgesproken op 6 augustus 2013 in tegenwoordigheid van S. van Eijk, griffier.