ECLI:NL:RBOVE:2013:1596

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
C/08/141489 / KG ZA 13-257
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straat- en contactverbod in familiekonflikt met verwijdering van obstakels op toegangspad

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee eisers, broer en zus, en twee gedaagden, hun broer en vader. De eisers vorderden een straat- en contactverbod tegen gedaagde sub 1, alsook een gebod tot het verwijderen van obstakels die de toegang tot hun eigendom belemmerden. De achtergrond van het geschil ligt in een slepende procedure tussen de familieleden, waarbij gedaagde sub 1, die eerder failliet was verklaard, zich schuldig had gemaakt aan bedreigingen en intimidatie richting de eisers en hun personeel. De voorzieningenrechter oordeelde dat de onderlinge verhoudingen ernstig verstoord waren en dat er een spoedeisend belang bestond bij het gevorderde verbod, vooral gezien de aanstaande opening van de paardenkliniek van de eisers op 28 juli 2013.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 zich gedurende twee jaar niet mag bevinden op het perceel van de eisers en dat hij geen contact mag zoeken met hen. Daarnaast is gedaagde sub 2, de vader, opgedragen om binnen 24 uur de obstakels, waaronder een portocabin en landbouwvoertuigen, te verwijderen die de toegang tot het erf van de eisers blokkeren. De voorzieningenrechter heeft ook een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van deze maatregelen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de eisers en de continuïteit van hun bedrijfsvoering, gezien de ernstige bedreigingen die door gedaagde sub 1 waren geuit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/141489 / KG ZA 13-257
datum vonnis: 25 juli 2013
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1. [eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] (gemeente [X] ),

2. [eiseres sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisers,
verder ook afzonderlijk te noemen [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
advocaat: mr. drs. H.J.D. de Boer te Maastricht,
tegen

1. [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] (gemeente [X] ),

2. [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] (gemeente [X] ),

3. mr. Arjen Camiel Huisman,

in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van
[gedaagde sub 2] ,
kantoorhoudende te Enschede,
gedaagden,
verder ook afzonderlijk te noemen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en de curator,
advocaat van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] : mr. O.N.J. Maatje te Zaltbommel.

1.Het procesverloop

1.1
Eisers hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 24 juli 2013. Ter zitting zijn eisers verschenen, bijgestaan door mr. drs. H.J.D. de Boer. Tevens is verschenen gedaagde 2, [gedaagde sub 2] , bijgestaan door mr. O.N.J. Maatje, die in dit kort geding tevens de niet verschenen gedaagde 1, [gedaagde sub 1] , vertegenwoordigt. Gedaagde 3, de curator, is niet verschenen, waarna tegen hem verstek is verleend. De standpunten zijn toegelicht, aan de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] aan de hand van een pleitnota en (van te voren aan de wederpartij en aan de voorzieningenrechter toegezonden) producties.
1.3
Het vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1
Tussen partijen staan voorshands vast de volgende feiten.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn broer en zus. [gedaagde sub 1] is hun broer, [gedaagde sub 2] is hun vader.
Eisers hebben op 12 december 2012 van [gedaagde sub 1] gekocht het woonhuis (boerderij) met schuur, erf, tuin en bos gelegen aan de [straatnaam] 19 te [woonplaats] (gemeente [X] ), kadastraal bekend gemeente [X] sectie [XXXX] , ook wel bekend als landgoed [naam] . Eisers gaan op het landgoed hun gezamenlijke maatschap [Y] (tevens handelend onder de naam [paardenkliniek] ) exploiteren. De officiële opening van de paardenkliniek zal plaatsvinden op 28 juli 2013. [naam] ligt naast de percelen die deel uitmaken van de nog te verdelen huwelijksgoederengemeenschap van vader ( [gedaagde sub 2] ) en moeder mevrouw [betrokkene] (verder: [betrokkene] ), die van echt gescheiden zijn. Om [naam] te kunnen bereiken moeten eisers gebruik maken van een toegangspad (deels) gelegen op het tot die gemeenschap behorende perceel met kadastrale aanduiding gemeente [X] sectie [AAAA] (voorheen onderdeel van [X] [BBBB] ), om welke reden op dit pad een erfdienstbaarheid van erf en recht van weg is gevestigd.
[gedaagde sub 2] is op 8 februari 2012 failliet verklaard. Op dit moment loopt nog bij het Hof in Arnhem de verdelingsprocedure tussen [gedaagde sub 2] en [betrokkene] . Pas na de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zal het faillissement van [gedaagde sub 2] kunnen worden afgewikkeld en zal de verdeling kunnen plaatsvinden.
[gedaagde sub 1] is op 28 april 2010 failliet verklaard. Tot die tijd was hij maat in de vanwege zijn faillissement ontbonden (melkveehouders)maatschap met [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] heeft geen eigendomsrechten betreffende onroerende of roerende zaken aan de [straatnaam] 19 te [woonplaats] . Van een melkveebedrijf van [gedaagde sub 2] is feitelijk al geruime tijd geen sprake meer; er werd en wordt geen melk verkocht en er worden ook anderszins geen inkomsten gegenereerd. Op 23 mei 2013 heeft de curator de koeienstal, die staat op de percelen met de nummers [CCCC] en [DDDD] , ontruimd.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben deels op de grond waarop de erfdienstbaarheid ziet, geplaatst de portocabin waarin [gedaagde sub 2] woonachtig is, een wagen en diverse andere landbouwwerktuigen en –machines.

3.Het geschil

3.1
Eisers vorderen –kort samengevat- jegens [gedaagde sub 1] een straat- en contactverbod voor de duur van twee jaar en jegens [gedaagde sub 2] een gebod tot het verwijderen van op en naast het toegangspad van [naam] geplaatste zaken en een verbod tot het (laten) plaatsen van zaken op en naast het toegangspad, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met machtiging van eisers om ten behoeve van de uitvoering van het vonnis de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen. Eisers vorderen de curator te veroordelen om het laatstgenoemde te gehengen en te gedogen. Tevens vorderen eisers veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het te dezen te wijzen vonnis.
3.2
Eisers stellen daartoe dat de overname van [naam] niet zonder slag of stoot is verlopen. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat eisers [naam] van [gedaagde sub 1] zouden overnemen, heeft [gedaagde sub 1] ernstige bedreigingen geuit jegens eisers, jegens de curator en jegens de rechter-commissaris in zijn faillissement. [gedaagde sub 1] is in verband hiermee ook tot twee maal toe veroordeeld tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf. In beide gevallen is hem eveneens een straatverbod opgelegd. Kort voor het laatste strafrechtelijke vonnis, dat dateert van 12 juni 2013, is [gedaagde sub 1] weer in de fout gegaan en heeft hij eisers, naaste familie en personeel van eisers op en/of rondom het erf van eisers geïntimideerd en met de dood bedreigd. Ook heeft [gedaagde sub 1] eigendommen van eisers vernield en heeft hij gedreigd met vernielingen van zaken en het vergiftigen van de paarden van eisers dan wel de paarden die door eisers worden behandeld. [eiser sub 1] heeft hiervan op 6 juni 2013 aangifte gedaan.
De strafrechter heeft in beide uitspraken aan [gedaagde sub 1] een straatverbod opgelegd dat als volgt is geformuleerd:
‘Bijzondere voorwaarde:
De verdachte mag zich gedurende de proeftijd niet bevinden op de boerderij en de daarbij behorende landerijen aan de [straatnaam] 19 te [woonplaats] met uitzondering van de toegangsweg naar de veehouderij (runderen en stallen) van verdachte en zijn vader, alsmede de gebouwen en landerijen die vallen in de maatschap waarvan verdachte maat is.
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.’
Dat de toegangsweg niet onder het straatverbod valt, komt waarschijnlijk omdat [gedaagde sub 1] de strafrechter onjuist heeft ingelicht en zal hebben meegedeeld dat hij tezamen met zijn vader maat is in ‘de veehouderij’. Voor deze uitzondering op het straatverbod is echter geen valide reden (meer) aanwezig, omdat [gedaagde sub 1] al ruim drie jaar geen maat meer is in de ontbonden maatschap, [gedaagde sub 1] op of rondom [straatnaam] 19 geen eigendommen heeft en er geen sprake is van een veehouderij. Ook hoeft [gedaagde sub 1] zich daar niet te begeven en op te houden voor de kostwinning. Eisers daarentegen hebben groot belang bij een zo spoedig als mogelijk op te leggen algeheel contact- en straatverbod en bij handhaving hiervan, opdat de rust en veiligheid van hen, naasten, personeel, cliënten en paarden kan worden gewaarborgd, te meer daar de paardenkliniek eind juli 2013 officieel wordt geopend.
3.3
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben onlangs zonder enige valide reden een portocabin, een wagen en diverse andere landbouwwerktuigen en –machines, toebehorende aan het gestaakte melkveebedrijf, geplaatst pal voor de deur van de boerderij. Deze zaken geven ernstige hinder, aangezien de toegang en toegangsweg van [naam] is versperd en het (uit)zicht vanuit de kliniek wordt belemmerd. Ook beïnvloeden zij het aanzicht en de uitstraling van [naam] in negatieve zin. Daarnaast zorgt de portocabin, die zonder vergunning en ondanks bezwaren van de zijde van eisers voor de deur is geplaatst, voor stankoverlast en wordt het riool illegaal geloosd in de sloot gelegen naast [naam] , hetgeen onhygiënisch is en (gezondheid)schade kan veroorzaken. Rond de portocabin is sprake van ongedierte en er ligt vuile was en vuilnis. Er is volgens eisers geen noodzaak de portocabin pal naast de paardenkliniek te plaatsen, aangezien in de portocabin gebruik wordt gemaakt van de een half jaar geleden separaat aangelegde stroom- en watervoorziening van de veestal. Bovendien zorgt het feit dat de portocabin zo dicht bij de deur staat voor rumoer en (een verhoogde kans op) escalaties. De portocabin kan ook een stuk verderop worden gezet, bijvoorbeeld naast de veestal, zodat de portcabin daar op de riolering kan worden aangesloten.
3.4
Gedaagden verweren zich en concluderen tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van eisers in de proceskosten.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Voorshands moet ervan worden uitgegaan dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord. Partijen lijken niet meer in staat om op een respectvolle manier te communiceren, hetgeen tot escalaties leidt. Daarmee is het spoedeisend belang bij het gevorderde reeds gegeven. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling.
4.2
In de leveringsakte van [naam] de volgende erfdienstbaarheid is opgenomen:
  • ten behoeve van het gekochte van voormeld perceel nummer [BBBB] , plaatselijk bekend [straatnaam] 19 te [woonplaats] , als heersend erf; en
  • ten laste van het aan verkoper blijvende deel van voormeld perceel nummer [BBBB] , als dienend erf,
wordt gevestigd een erfdienstbaarheid van weg, om over de bestaande weg zoals schetsmatig aangegeven op de aangehechte situatietekening, van het heersend erf te gaan naar de openbare weg en omgekeerd.
Deze weg mag ook met een auto of ander vierwielig voertuig worden gebruikt, voorzover dat binnen de aangegeven breedte mogelijk is, waarbij enige voor dit gebruik noodzakelijke “ronding” in bochten is toegestaan.
De erfdienstbaarheid staat het overig gebruik door de eigenaar van het dienend erf niet in de weg.
Het onderhoud is voor rekening van de eigenaren van de woningen die de weg mogen gebruiken, ieder voor een gelijk gedeelte.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de erfdienstbaarheid ziet op de weg die vanaf de [straatnaam] over het perceel gemeente [X] sectie [AAAA] (voorheen [BBBB] ) en langs [naam] loopt. Uit hetgeen ter zitting aan de orde is geweest blijkt dat tussen partijen evenmin in geschil is dat deze weg ongeveer drie à vier meter breed is en doorloopt tot een meter of drie achter de boerderij gelegen op [naam] . Voorts zijn partijen het er over eens dat er voor de boerderij nog een strook grond loopt die behoort tot het perceel van [naam] . Volgens [gedaagde sub 2] gaat het om een strook van een meter breed, volgens eisers is de strook anderhalve meter breed. De voorzieningenrechter gaat er, gelet op de aan de akte van levering gehechte situatietekening en de daarop vermelde schaal vanuit dat deze nog tot [naam] behorende strook grond anderhalve meter breed is. De in het geding gebrachte foto’s van de erven wijzen ook in die richting, want daarop is tegen de boerderij van [naam] een roodachtig verharde strook grond te zien van ongeveer anderhalve meter breed. De erfdienstbaarheid is gevestigd op de weg en niet op deze tot [naam] behorende strook grond. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat de erfdienstbaarheid ter hoogte van de boerderij van [naam] ziet op de strook grond die gelegen is tussen 1,5 en minimaal 4,5 en maximaal 5,5 meter uit de gevel van de boerderij.
4.4
Bij de beantwoording van de vraag of er inbreuk wordt gemaakt op de erfdienstbaarheid dient allereerst te worden vastgesteld waar de portocabin, de wagen en de diverse andere landbouwwerktuigen en –machines zijn geplaatst. Partijen zijn het erover eens dat deze zijn geplaatst tegenover de boerderij en wel in het gebied dat in de als productie 7 bij de dagvaarding overgelegde kadastrale kaart met het cijfer één is gemarkeerd. Ter zitting heeft de advocaat van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] desgevraagd meegedeeld dat er tussen de gevel van de boerderij en de portocabin zo’n drieëneenhalve meter vrije ruimte zit. Volgens [gedaagde sub 2] is dat zelfs vier meter. Uit de door eisers in het geding gebrachte foto’s blijkt dat de wagen en de andere zaken tussen de boerderij en de portocabin zijn geplaatst. Of de portocabin nu op drieëneenhalve meter of op vier meter afstand van de boerderij is geplaatst kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het midden blijven. Hoewel de portocabin en de materialen op grond staan die behoort tot perceel [AAAA] dat (deels) eigendom is van [gedaagde sub 2] , staat gelet op het voorgaande buiten kijf dat - rekening houdend met de strook grond van anderhalve meter die buiten de erfdienstbaarheid valt - eisers niet meer de drie à vier meter extra ruimte ter breedte van de weg wordt geboden om hun erf te bereiken, terwijl deze ruimte hen op grond van de erfdienstbaarheid wel toekomt. Met het plaatsen van de wagen, de materialen en de portocabin op grond die ingevolge gevestigde erfdienstbaarheid door eisers gebruikt mag worden om hun erf te bereiken, wordt dan ook gehandeld in strijd met die erfdienstbaarheid.
4.5
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is bovendien niet gebleken dat er aan de zijde van [gedaagde sub 2] of [gedaagde sub 1] een agrarisch- dan wel enig ander belang bestaat om de wagen, de materialen en de portocabin juist daar neer te zetten. Zoals door eisers onbetwist is gesteld is de bedrijfsvoering van het melkveebedrijf dat [gedaagde sub 2] in eerste instantie in maatschapverband met [gedaagde sub 1] en sinds [gedaagde sub 1] ’s faillissement in april 2010 als eenmansbedrijf voerde, gestaakt en is er geen vee meer. Ter zitting heeft [gedaagde sub 2] gesteld dat hij samen met [gedaagde sub 1] werkt aan het opknappen van de kapschuur, dat om die reden het in de kapschuur aanwezige materiaal verplaatst moest worden, dat [gedaagde sub 1] [gedaagde sub 2] helpt met de stallen en het land en dat het de bedoeling is dat er te zijner tijd weer jongvee komt en [gedaagde sub 2] ’s bedrijf weer zal worden voortgezet. De voorzieningenrechter acht het voorshands niet aannemelijk dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] de kapschuur aan het opknappen zijn en dat [gedaagde sub 1] zijn vader moet helpen met de stallen en de grond. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat van de zijde van eisers er terecht op is gewezen dat zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] failliet zijn verklaard en dat het niet voor de hand ligt dat de curator toestemming zal geven voor een waarschijnlijk kostbare aangelegenheid als het opknappen dan wel vervangen van het dak van een kapschuur. Ook hebben eiser gesteld dat als er loonwerk verricht moet worden niet [gedaagde sub 1] , maar de buurman wordt ingeschakeld. Van de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] zijn de stellingen van eisers onvoldoende weersproken. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat het noodzakelijk is om de wagen en de materialen uit de kapschuur te verplaatsen, laat staan dat er een noodzaak bestond om de wagen en de materialen juist voor de boerderij te plaatsen.
De voorzieningenrechter neemt ook in ogenschouw dat [gedaagde sub 1] in mei 2013 de toegangsweg heeft geblokkeerd en kan zich al met al niet aan de indruk onttrekken dat portocabin, wagen en de andere materialen daar enkel vlakbij de boerderij van [naam] zijn geplaatst om eisers dwars te zitten. Eiseres hoeven dat niet te dulden.
4.6
De voorzieningenrechter ziet in dit alles aanleiding om te bepalen dat [gedaagde sub 2] naast de anderhalve meter grond zoals beschreven in rechtsoverweging 4.3 in ieder geval nog een strook van vier meter grond vrij dient te houden, teneinde eisers in de gelegenheid te stellen de ten gunste van hen gevestigde erfdienstbaarheid van weg uit te kunnen oefenen.
4.7
Een straatverbod en, als afgeleide daarvan, een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.8
De ernst van de door [gedaagde sub 1] veroorzaakte overlast wordt door zijn advocaat in twijfel getrokken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gebeurt dit ten onrechte. De aard, de ernst en de frequentie van de incidenten blijken vooralsnog uit het feit dat [gedaagde sub 1] bij vonnis van 12 juni 2013 door de strafrechter is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van twee jaren en schadevergoeding van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarbij als bijzondere voorwaarde een straatverbod is opgelegd als omschreven in rechtsoverweging 3.2, uit het feit dat hij al eerder, op 1 maart 2013, strafrechtelijk is veroordeeld wegens doodsbedreigingen en uit het feit dat er op 6 juni 2013 nogmaals aangifte is gedaan van door [gedaagde sub 1] jegens eisers en de in de te behandelen en te verzorgen paarden geuite bedreigingen, intimidatie van zijn personeel en vernieling. Tevens is in het proces-verbaal van aangifte vermeld dat de politie op 23 mei 2013 een door [gedaagde sub 1] op de toegangsweg met machines opgeworpen blokkade heeft verwijderd. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de vrees van eisers voor hun veiligheid en die van naasten, personeel, klanten en paarden reëel. Niet alleen maakt [gedaagde sub 1] met zijn gedrag een forse inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van voornoemde personen, maar ook vormt [gedaagde sub 1] ’s gedrag een bedreiging voor de bedrijfsvoering van de paardenkliniek. Nu onvoldoende weersproken is gesteld dat de kliniek aanstaande zondag
28 juli 2013 officieel wordt geopend en dat daarbij veel genodigden worden verwacht, hebben eisers een spoedeisend belang bij het opleggen van een straat- en contactverbod.
4.9
Omdat een straat- en contactverbod een inbreuk vormt op het recht van [gedaagde sub 1] om zich vrijelijk te bewegen, mag een dergelijk verbod niet verder gaan dan noodzakelijk is. In dat kader acht de voorzieningrechter van belang dat uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen volgt dat [gedaagde sub 1] geen enkele reden heeft om zich (op de toegangsweg) bij [naam] te begeven, behalve dan om zijn vader te bezoeken en/of te verzorgen. Gelet echter op de spanningen die de aanwezigheid van [gedaagde sub 1] veelvuldig oproept en de incidenten die zich regelmatig voordoen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om dit belang van [gedaagde sub 1] ondergeschikt te achten aan de belangen van eisers om niet ongevraagd met [gedaagde sub 1] geconfronteerd te worden. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat er nog andere mogelijkheden zijn voor [gedaagde sub 1] om contact te hebben met zijn vader [gedaagde sub 2] . Niet alleen kan dat elders gebeuren, maar ter zitting is ook gebleken dat er vanaf de [straatnaam] over het perceel [AAAA] en langs de percelen met de nummers [CCCC] en [DDDD] nog een overharde dan wel deels verharde weg loopt. Als de [gedaagde sub 2] eraan hecht om door zijn zoon [gedaagde sub 1] verzorgd te worden, kan hij ervoor kiezen om zijn portocabin te verplaatsen naar een plek elders op perceel [AAAA] zodat [gedaagde sub 1] hem via die weg kan bereiken.
De voorzieningenrechter zal het gevorderde straatverbod dan ook toewijzen in die zin dat:
A. het [gedaagde sub 1] gedurende een periode van twee jaar niet is toegestaan om zich te bevinden op:
  • het perceel van [naam] en
  • op de met de erfdienstbaarheid belaste toegangsweg, en
B. [gedaagde sub 1] het perceel [AAAA] waarop zijn vader woont enkel vanuit oostelijke richting vanaf de [straatnaam] via de deels verharde dan wel onverharde weg mag betreden en zich dan op dat perceel enkel mag bevinden in een gebied ten noorden van de percelen [CCCC] en [DDDD] , dat in westelijke richting wordt begrensd door de denkbeeldig in noordelijke richting doorgetrokken grens tussen de percelen [CCCC] en [DDDD] .
Dat betekent ook dat [gedaagde sub 1] zich niet mag bevinden in en om de kapschuur, waar hij naar voorshands wordt aangenomen niets te zoeken heeft.
4.1
De voorzieningenrechter ziet eveneens reden om het gevorderde contactverbod toe te wijzen als gevorderd, behoudens het gevorderd verbod voor [gedaagde sub 1] om schriftelijk contact met eisers te leggen. Dit schriftelijke contact lijkt, gelet op de tussen partijen lopende geschillen en procedures, moeilijk gemist te kunnen worden als enige vorm van communicatie, terwijl dat contact wellicht lastig is voor eisers, maar hun bedrijfsvoering niet hoeft te storen. Voor alle duidelijkheid: het is [gedaagde sub 1] dus uitsluitend toegestaan om op een zakelijke en niet beledigende toon schriftelijk in contact te treden met eisers te treden, voor zover dat nodig is in het kader van de afwikkeling van tussen [gedaagde sub 1] en eisers bestaande geschillen en lopende procedures. Dat hij er goed aan zou doen ook dat over te laten aan zijn advocaat behoeft geen betoog.
4.11
De voorzieningenrechter zal voorts de gevorderde dwangsom in navolgende zin specificeren, matigen en maximeren.
4.12
Eisers zullen worden gemachtigd om zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van het te dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen.
4.13
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van het geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Verbiedt [gedaagde sub 1] voor een periode van twee jaar na betekening van dit vonnis
A. om zich te bevinden op:
  • het perceel van [naam] en
  • op de met de erfdienstbaarheid belaste toegangsweg, en
B. om het perceel [AAAA] waarop zijn vader woont anders dan vanuit oostelijke richting vanaf de [straatnaam] via de deels verharde dan wel onverharde weg te betreden en zich dan te bevinden buiten het gebied ten noorden van de percelen [CCCC] en [DDDD] , dat in westelijke richting wordt begrensd door de denkbeeldig in noordelijke richting doorgetrokken grens tussen de percelen [CCCC] en [DDDD] .
II. Verbiedt [gedaagde sub 1] voor een periode van twee jaar na betekening van het te dezen te wijzen vonnis contact te zoeken of te onderhouden met eisers en bezoekers van eisers, waaronder in ieder geval, maar niet uitsluitend dient te worden begrepen:
  • het aanspreken van eisers en bezoekers;
  • het opwachten van eisers en bezoekers;
  • het volgen van eisers en bezoekers;
  • het opnemen van telefonisch contact met eisers en bezoekers.
III. Gebiedt [gedaagde sub 2] om binnen 24 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de op en naast het toegangspad van [naam] geplaatste zaken, waaronder begrepen de wagen, de materialen en de portocabin te (laten) verwijderen, zodanig dat er vrije ruimte is van in ieder geval vijfeneenhalve meter is, gelegen tussen de gevel van de boerderij van [naam] (perceel [XXXX] ) en enige zaak van [gedaagde sub 2] en verbiedt [gedaagde sub 2] voorts om binnen deze aldus beschreven ruimte wederom zaken te plaatsen.
IV. Veroordeelt de curator om het onder dictumonderdeel III. bepaalde te gehengen en te gedogen.
V. Bepaalt dat [gedaagde sub 1] voor elke overtreding van het van het onder dictumonderdeel I. en II. bepaalde een dwangsom verbeurt van € 2.000,--, met een maximum van € 40.000,--.
VI. Bepaalt dat [gedaagde sub 2] voor elke overtreding van het onder dictumonderdeel III. bepaalde een dwangsom verbeurt van € 5.000,--, met een maximum van € 100.000,--.
VII. Machtigt eisers om zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie de tenuitvoerlegging van het te dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen.
VIII. Veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van eisers begroot op € 366,82 aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat.
XI. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
X. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.