ECLI:NL:RBOVE:2013:1502

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
22 juli 2013
Zaaknummer
07.663013-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen van harddrugs en wapenbezit

In de strafzaak van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 18 juli 2013, is de verdachte veroordeeld voor het dealen van harddrugs, specifiek cocaïne, en voor het voorhanden hebben van een wapen, te weten een boksbeugel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 27 april 2012 opzettelijk cocaïne heeft verkocht aan een andere persoon, en dat hij op 27 april 2012 een boksbeugel in zijn auto had. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. ing. M.J. Jansma, terwijl de officier van justitie, mr. M.C. Jongtien-Polfliet, aanwezig was tijdens de zitting. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder tapgesprekken en observaties door de politie, die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou zijn in de vervolging, en concludeerde dat de vervolging rechtmatig was. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de impact van drugs op de volksgezondheid werd onderstreept. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, maar oordeelde dat een substantiële gevangenisstraf noodzakelijk was om de ernst van de feiten te weerspiegelen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.663013-12 (P)
Uitspraak: 18 juli 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende te [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. ing. M.J. Jansma, advocaat te Kampen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. M.C. Jongtien-Polfliet.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 27 april 2012 te Dalfsen en/of Zwolle, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan:
  • [naam] en/of
  • een of meer anderen

en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, dealer- en/of gebruikershoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.
Hij op of omstreeks 27 april 2012 te Dalfsen een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.

VOORVRAGEN

De raadsman heeft ter terechtzitting de partiële niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit ten aanzien van de ten laste gelegde gebruikershoeveelheden cocaïne. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met de Aanwijzing Opiumwet 2013. Volgens de raadsman volgt uit deze aanwijzing dat bij een geringe hoeveelheid harddrugs voor eigen gebruik bestaande uit maximaal 0,5 gram, de regel is dat er geen vervolging wordt ingesteld tenzij dit is ter ondersteuning van hulpverlening. Nu de vervolging niet is ingesteld ter ondersteuning van hulpverlening en bij verdachte slechts 0,09 gram cocaïne is aangetroffen, had het openbaar ministerie niet tot vervolging over mogen gaan.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende:
Uit de Aanwijzing Opiumwet (2012A021) onder het kopje “Opsporing en vervolging” onder punt 2 valt op te maken dat in het geval van het aantreffen van een geringe hoeveelheid harddrugs voor eigen gebruik de hulpverlening aan de gebruiker voorop dient te staan en dat slechts vervolging plaatsvindt ter ondersteuning van die hulpverlening. Het moet dan wel gaan om het aantreffen van één hoeveelheid.
De Aanwijzing Opiumwet stelt echter voorts onder voormeld kopje onder 1.2. dat vervolging kan worden ingesteld indien sprake is van het bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van middelen vermeld op lijst I en dat bij deze categorie strafbare feiten het niet van belang is of de handelingen al dan niet een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik betreffen. Het betreft hier meerdere hoeveelheden.
[naam] heeft d.d. 2 mei 2012 bij de politie verklaard dat verdachte hem tussen de 5 en 8 keer gebruikershoeveelheden cocaïne heeft verkocht. Bij zijn aanhouding is bij verdachte een gebruikershoeveelheid cocaïne van 0.09 gram aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het openbaar ministerie aan de verklaring van [naam] in onderlinge samenhang bezien met de andere stukken in het dossier,het vermoeden mogen ontlenen dat verdachte, niet slechts eenmalig een gebruikershoeveelheid onder zich had maar daarnaast ook (gebruikers)hoeveelheden verstrekte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het openbaar ministerie niet in strijd met de Aanwijzing Opiumwet gehandeld en is het openbaar ministerie derhalve ontvankelijk in haar vervolging.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde daartoe aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de ten laste gelegde dealerhoeveelheden. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de enkele wetenschap van verdachte van aanwezigheid van de boksbeugel in de auto van een ander nog geen “voor handen hebben” ten aanzien van verdachte oplevert.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Op 5 februari 2012 heeft [verbalisant], brigadier van politie het volgende verklaard in een proces-verbaal van bevindingen [2] naar aanleiding van een bevel observatie ten aanzien van [naam] wonende te [adres] te Dalfsen.
(..) “op maandag 31 oktober 2011 is er door collega’s van het team observatie Oost Nederland een camera geplaatst, gericht op de stenen trap, die leidt naar de voordeur van de woning van voornoemde verdachte. (..)
De beelden leveren een frequent komen en gaan van mensen. (..) het gaat hierbij om hoofdzakelijk kortdurende bezoeken van hoogstens een kwartier. (..)
Tevens is een aantal keren een Antilliaanse man gezien, die naar de woning van [naam] gaat. Deze Antilliaan is herkend als zijnde [verdachte]”. (..)
Op 27 april 2012 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen verdachte, in de uitwerking van de tapgesprekken aangeduid met NNm, en [naam], in de uitwerking van de tapgesprekken aangeduid met “Tell”. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend onderstaande telefoongesprekken met [naam] gevoerd te hebben. [3] De tapgesprekken [4] bevatten de volgende passages:
Gesprek met gegevens [nummer]
Tijdstip: 27-04-12 15:09:28.
Beller: NNman 7013
Gebelde: TELL
(..)
“Na begroeting vraagt hij of TELL 2 seconden wil wachten op NNm.
TELL zegt dat hij dat niet kan want hij is al weg.
(..)
NNm zegt, dat duurt alleen maar tijd, …hoeveel kost het om 5 minuten te wachten..?
TELL zegt, je weet dat ik mijn shit(ng) aan het doen ben en niet in eens kan stoppen. (..)
NNM zegt, maar je staat al stil hommel…
TELL zegt dat hij net bij iemand in de auto stapt en kan niet weer uitstappen, jongen…(..)
NNM zegt dat het alleen maar lastiger wordt.
TELL zegt oké bel me maar binnen twee minuten weer”.
Gesprek met gegevens [nummer 2]
Tijdstip: 27-04-12 15:13:01
Beller: NNman 7013
Gebelde: TELL
(..)
“Na begroeting vraagt TELL of NNm naar C1000 komt.
NNm komt er aan”.
Gesprek met gegevens [nummer 3]
Tijdstip: 27-04-12 15:28:50
Beller: NNman
Gebelde: TELL
(..)
“Na begroeting vraagt NNm aan welke kant bij de C1000 TELL staat. TELL zegt dat hij aan de voorkant staat en vraagt waar NNm staat. NNm staat aan de achterkant. TELL zegt dat hij er aan komt, alleen”. (..)
Verbalisanten hebben in het proces-verbaal van bevindingen [5] van politie het volgende verklaard:
(..)
“Tussen 27 april 2012 omstreeks 14:00 uur en 27 april 2012 omstreeks 22:00 uur, hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is gevonden. (..)
Wij verbalisanten waren die dag belast met een zogenaamde “afvangactie” met als doel kopers van harddrugs aanhouden ten behoeve van het drugsonderzoek “GOUDA”te Dalfsen.
Omstreeks 15:13 uur kregen wij van het tactisch team de informatie dat verdachte [naam] een afspraak had gemaakt met een persoon, de later aangehouden verdachte [verdachte]. Deze afspraak was gepland achter de C-1000 te Dalfsen. Omstreeks 15:15 uur zag ik verbalisant [verbalisant] dat verdachte [naam] als bijrijder zat in een rode Toyota. (..)Ik zag dat er eerst een voertuig bij kwam met daarin 2 NN personen. (..)
Kort hierop zag ik dat er een blauwe Opel Corsa voorzien van kenteken [kenteken 1] de parkeerplaats op kwam. Ik zag dat verdachte ([naam]) een kort contact had met de bestuurder van deze Corsa. (..) Via het tactisch team kwam bij mij verbalisant [verbalisant] het bericht binnen dat dit waarschijnlijk [verdachte] was.
Wij verbalisanten [verbalisanten] zagen dat de mannen na dit korte incident uit elkaar gingen. Bij ons verbalisanten is het bekend dat dit gedrag samen met de tapinformatie het gedrag is van het verhandelen van verdovende middelen. (..)
Hierop hebben wij verbalisanten het betreffende voertuig gevolgd tot de kruising Kraneburgweg met de Ordelseweg te Zwolle. Aldaar is verdachte [verdachte] door verbalisant [verbalisanten] aangehouden”. (..)
In de fouilleringspullen van verdachte (in een plastic hoesje van een pasje) is een bolletje aangetroffen [6] . Dat betrof cocaïne. [7]
[naam] [8] heeft bij de politie bekend harddrugs te verkopen. Hij heeft onder meer verklaard dat hij de drugs leent, het verkoopt en dat de inkoopprijs terug gaat naar degene van wie de drugs is. Hij heeft bekend onder meer op 27 april 2012 drugs te hebben verkocht aan meerdere klanten en heeft verklaard die dag een levering te hebben gehad. Op 1 mei 2012 heeft [naam] bij de politie het volgende verklaard:
(..)
“V: Wat is [verdachte] zijn rol in het verhaal?
A: Hij heeft een paar keer een beetje coke voor mij geregeld. Een paar keer voor eigen gebruik. (…)
V: waar heeft [verdachte] de cocaïne vandaan die hij voor jou geregeld heeft?
A: ik heb geen idee”. (..)
[naam] [9] heeft op 2 mei 2012 bij de politie het volgende verklaard:
(..)
“V: Je hebt gisteren verklaard dat je wel eens cocaïne bij [verdachte] koopt voor eigen gebruik, hoe lang was dat al zo? Hoe vaak kocht jij van hem?
A: Ik denk dat ik tussen de 5 en de 8 keer cocaïne van [verdachte] heb gekocht.
V: Wanneer was de eerste keer dat je cocaïne kocht van [verdachte].
A: Ik denk ongeveer 3 of 4 maanden geleden. (...)
V. Wat betaalde je daarvoor?
A: 35,- Euro voor een (1) gram”.(…).
Verdachte [10] heeft naar aanleiding van confrontatie met tapgesprekken tussen [naam] en verdachte op 3 april 2012 (afspraak [plaats 1]) [11] , 6 april 2012 (ontmoeting [plaats 2]) [12] , 7 april 2012 (vraag of [naam] het heeft gefixt) [13] en 14 april 2012 (verdachte komt zo die kant op) [14] ter terechtzitting verklaard meermalen kortstondig contact te hebben gehad met [naam].
Verdachte heeft echter ontkend dat hij aan [naam] hoeveelheden cocaïne heeft geleverd en/of verstrekt. Hij verklaarde dat de telefoongesprekken niet over drugs gingen. Hij wist niet meer precies waar de telefoongesprekken wel over zijn gegaan, maar hij had wel eens afspraken met [naam] om te “chillen”. De rechtbank acht die verklaring van verdachte - in het licht van de verklaringen van [naam] en het verloop van de tapgesprekken - niet geloofwaardig.
De verklaringen van [naam] omtrent het door verdachte aan hem verstrekken van harddrugs worden naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de uitgewerkte tapgesprekken van 27 april 2012 waarin sprake is van versluierd taalgebruik alsmede de daaropvolgende door verbalisanten waargenomen kortstondige ontmoeting van verdachte en [naam] achter de C-1000. Naar het oordeel van de rechtbank was, gezien het proces-verbaal van bevindingen, die plek die middag het decor voor drugshandel. Bovendien worden de verklaringen van [naam] ondersteund door de andere tapgesprekken op 3 april 2012, 6 april 2012, 7 april 2012 en 14 april 2012, waarin eveneens naar het oordeel van de rechtbank sprake is van versluierd taalgebruik en waarbij sprake is van kortstondige ontmoetingen op a-typische plaatsen zoals een parkeerplaats bij [plaats 2] en een afspraak bij de [plaats 1], die kennelijk later heeft plaatsgevonden bij de [plaats 3].
Gezien het voornoemde in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte hoeveelheden cocaïne aan [naam] heeft afgeleverd en/of verstrekt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken van het dossier niet duidelijk is geworden of verdachte gebruikers- of dealerhoeveelheden heeft geleverd en/of verstrekt. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet in de weg aan het wettig en overtuigend bewezen verklaren dat verdachte “hoeveelheden” heeft geleverd en/of verstrekt aan [naam].
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Op 3 mei 2012 hebben verbalisanten [15] het volgende verklaard:
(..)
“Tussen 27 april 2012 omstreeks 17:00 uur en 27 april 2012 omstreeks 17:30 uur hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is gevonden.
Op vrijdag 27 april 2012 hebben wij verbalisanten (..) naar aanleiding van aanhouding van verdachte [verdachte] (..) het voertuig waarin betrokkene reed ten tijde van zijn aanhouding doorzocht.
(..)
Wij zagen in hetzelfde zijvak, aan de bestuurderskant een zwart voorwerp, welke wij herkenden als zijnde een boksbeugel. (..)
Uit het proces-verbaal van onderzoek [16] van politie blijkt dat de inbeslaggenomen boksbeugel een standaard boksbeugel betreft en derhalve een wapen is in de zin van artikel 2, lid 1, Categorie I onder sub 3 van de Wet wapens en munitie.
Op 1 mei 2012 heeft verdachte [17] bij de politie het volgende verklaard:
(..)
V: “wie rijden er het meest in de auto.
A: ik en [naam 2]
(..)
V: toen je werd aangehouden is jouw auto doorzocht. Wij vonden daar een boksbeugel in de auto. Bij jou zat niemand anders in de auto. Van wie is die boksbeugel?
A: ik beroep me op mijn zwijgrecht. Ik wil niemand belasten.
V: waar lag die boksbeugel?
A: in de deur van de bestuurder”.
(..)
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat verdachte de boksbeugel voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen is vereist dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de boksbeugel aan de bestuurderskant in de deur van de auto lag. Voorts werd de auto slechts gebruikt door verdachte en zijn vriendin. Dat verdachte geen eigenaar van de auto is doet daar niet aan af.
Gezien het voornoemde kan het voorhanden hebben van de boksbeugel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
Hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 27 april 2012 te Dalfsen en/of Zwolle, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt aan:
- [naam]
hoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
Hij op 27 april 2012 te Dalfsen een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
1.
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
2.
Handelen in strijd met met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 13 van de Wet wapens en munitie.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van het voorarrest.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting een geldboete conform de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) bepleit indien de rechtbank tot een veroordeling komt voor het onder 2 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat een geldboete minder ingrijpend is.
Nu verdachte reeds de inverzekeringstelling heeft ondergaan verzoekt de raadsman de rechtbank de eventueel op te leggen geldboete te verdisconteren met de reeds door verdachte doorgebrachte periode van inverzekeringstelling.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank rekent het de verdachte ernstig aan dat hij een actieve rol heeft gespeeld bij de distributie van harddrugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Het meewerken aan de handel in deze verdovende middelen vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Daarnaast heeft de rechtbank in strafverminderende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gevangenisstraf van substantiële duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

Beslissing

Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. F. van der Maden en E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2013.
Mr. E. Leentjes voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Team Dalfsen?Ommen, onder dossiernummer PL04DO 2011029469 opgemaakt op 28 juni 2012.
2.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant] d.d. 5 februari 2012, pagina 197.
3.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 4 juli 2013.
4.Proces-verbaal van uitgewerkte tapgesprekken tussen [naam] en verdachte d.d. 27 april 2012, pagina’s 309 en 310.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2012, pagina’s 211a en 211b.
6.Pagina 102.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 105, in combinatie met NFI-rapport, pagina 110.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] d.d. 1 mei 2012, pagina’s 347 tot en met 355.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam] d.d. 2 mei 2012, pagina’s 355 tot en met 366.
10.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 4 juli 2013.
11.Pagina 354.
12.Pagina 343.
13.Pagina 344.
14.Pagina 345.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2012, pagina 493.
16.Proces-verbaal van onderzoek van politie d.d. 5 mei 2012, pagina 494.
17.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 mei 2012, pagina’s 412 tot en met 419.