ECLI:NL:RBOVE:2013:1500

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
22 juli 2013
Zaaknummer
05/740012/13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en verminderd toerekeningsvatbare verdachte in Almelo

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte heeft op 13 januari 2013 in Enschede een jonge vrouw aangevallen en haar gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, maar heeft hem verminderd toerekeningsvatbaar verklaard vanwege verschillende psychische stoornissen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder poliklinische behandeling voor zijn stoornissen en opvolging van aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte een schadevergoeding van € 2.882,45 aan het slachtoffer moet betalen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van het delict en de persoonlijke situatie van de verdachte, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de impact van het delict op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 05/740012/13
Datum vonnis: 23 juli 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het huis van bewaring De Karelskamp in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 april 2013 en 9 juli 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Verheul en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 januari 2013 in Enschede
primair:[slachtoffer] heeft verkracht, dan wel
subsidiair:heeft geprobeerd [slachtoffer] te verkrachten, dan wel:
meer subsidiair:[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2013 te Enschede, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij met zijn hand en/of met zijn vinger(s) over haar vagina en/of tussen haar schaamlippen gewreven, welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en/of in de bossages/berm geduwd en/of getrokken en/of zijn arm op haar mond geduwd (teneinde haar hulproep te beletten);
althans,
hij op of omstreeks 13 januari 2013 te Enschede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende hij die [slachtoffer] vastgepakt en vastgehouden en/of in de bossages/berm geduwd en/of getrokken en/of zijn arm op haar mond geduwd (teneinde haar hulproep te beletten) en/of (daarbij) met zijn hand en/of met zijn vinger(s) over haar vagina en/of tussen haar schaamlippen gewreven
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans,
hij op of omstreeks 13 januari 2013 te Enschede, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, hebbende hij met zijn hand en/of met zijn vinger(s) over haar vagina en/of tussen haar schaamlippen gewreven en/of zich afgetrokken in bijzijn van die [slachtoffer], welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en/of in de bossages/berm geduwd en/of getrokken en/of zijn arm op haar mond geduwd (teneinde haar hulproep te beletten).

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren en de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich klinisch onder behandeling laat stellen bij Trajectum, afdeling ’t Wold van Hoeve Boschoord, dan wel een daarmee gelijk te stellen instelling, voor de tijd van ten hoogste 2 jaren en zich onderwerpt aan reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat het na de klinische behandeling volgen van een vervolgtraject van begeleid zelfstandig wonen.
De inbeslaggenomen kleding dient te worden teruggegeven aan degene onder wie het inbeslaggenomen is.
De vordering van de benadeelde partij dient toegewezen te worden en er dient een schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
5.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, op basis van de inhoud van de verklaringen van aangeefster en verdachte.
5.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Hij heeft daartoe gesteld dat uit de stukken blijkt dat verdachte voornamelijk met zichzelf bezig was en dat hij niet het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen. Ook de rechter-commissaris heeft de ernstige bezwaren met betrekking tot de verkrachting afgewezen. Verdachte heeft geen geweld toegepast en hij heeft niet met geweld gedreigd.
De raadsman verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Zwolle, te weten
NJ BY4169, en deelt mede dat die zaak soortgelijk is aan de onderhavige zaak en dat de verdachte in die zaak is veroordeeld tot zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het meer subsidiair tenlastegelegde feit kan bewezen worden verklaard en verdachte kan daarvoor worden veroordeeld. Verdachte dient als verminderd toerekeningsvatbaar te worden aangemerkt. Een klinische behandeling is wel noodzakelijk.
De raadsman merkt op dat het LOVS als richtlijn voor verkrachting uitgaat van 24 maanden gevangenisstraf.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1.Vaststelling van de feiten
Verdachte is op 13 januari 2013 op de Gronausestraat in Enschede naar het slachtoffer toe gerend en heeft haar bij een arm heeft gepakt. Zij zat toen op de fiets. Nadat het slachtoffer zich had losgerukt en wegrende heeft verdachte haar fiets gepakt en is achter haar aan gereden. Toen hij haar had ingehaald heeft hij haar weer vastgegrepen en naar de berm getrokken. Ondanks het feit dat het slachtoffer hem met haar tas in zijn gezicht sloeg is hij doorgegaan en heeft haar meegetrokken naar de berm. In de berm heeft hij haar verder meegetrokken richting de struiken en het weiland. Toen ze in de struiken waren aangekomen heeft hij, terwijl het slachtoffer op de grond lag, onder haar kleding met zijn vingers zowel over haar vagina als tussen haar schaamlippen gewreven.
5.2.1
Wel of niet seksueel binnendringen?
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat verdachte niet het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen.
Hierbij overweegt de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting op 23 april 2013 heeft verklaard dat hij met zijn vingers over de vagina en tussen de schaamlippen van het geslachtsdeel van het slachtoffer heeft gewreven.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad valt ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking onder de term “seksueel binnendringen” als bedoeld in artikel 242 Sr. De Hoge Raad heeft in het verleden de vraag, of voor het toepassingsbereik van die bepaling een uitzondering moet worden gemaakt voor die gevallen waarin de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen objectief niet op één lijn kan worden gesteld met het binnendringen met een lichaamsdeel in anus of vagina, ontkennend beantwoord. Op die rechtspraak heeft de Hoge Raad bij arrest van 12 maart 2013, ECLI:NL:HR2013:BZ2653 een nuancering aangebracht voor de zogenoemde tongzoen. De Hoge Raad heeft over een dergelijke tongzoen beslist dat, hoewel een tongzoen op zichzelf wel het binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking oplevert, deze in redelijkheid niet op één lijn kan worden gesteld met geslachtsgemeenschap op een wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit daarmee vergelijkbare gedraging.
De rechtbank ziet in deze koerswijziging van de Hoge Raad geen gronden om te oordelen dat ook van het bewezenverklaarde wrijven over de vagina en tussen de schaamlippen gezegd zou moeten worden dat deze niet op één lijn met geslachtsgemeenschap gesteld dient te worden. Het betreft hier naar het oordeel van de rechtbank wél een ernstige inbreuk op de seksuele integriteit van het slachtoffer. De rechtbank verwijst verder nog naar een uitspraak van de Hoge Raad, waarin het bewezenverklaarde wrijven over en tussen de schaamlippen en over de vagina, dat als verkrachting werd gekwalificeerd, in stand is gebleven (ECLI:NL:HR2010: BK6910).
Dat in de door verdachtes raadsman genoemde uitspraak van de rechtbank Zwolle bij soortgelijke feitelijkheden een veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid is gevolgd doet daaraan niet af. De officier van justitie had in die zaak immers geen verkrachting tenlastegelegd.
5.2.3
Geweld?
Ook het verweer dat verdachte geen geweld heeft toegepast wordt verworpen. Verdachte heeft immers ter terechtzitting op 23 april 2013 verklaard dat hij het slachtoffer bij haar arm heeft gepakt en haar naar de berm en vervolgens richting de struiken en het weiland heeft getrokken. Deze handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank vormen van geweld.
5.2.4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 januari 2013 te Enschede, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij met zijn vingers over haar vagina en tussen haar schaamlippen gewreven, welk geweld hierin heeft bestaan dat hij die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en in de bosschages/berm geduwd of getrokken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 242 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: verkrachting.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft in de vroege ochtend van 13 januari 2013 het slachtoffer verkracht, nadat hij haar van haar fiets had getrokken en mee had gesleurd naar de struiken langs de weg. De verkrachting bestond eruit dat hij zijn hand aan de voorkant van haar broek heeft gedaan, met zijn vinger tussen haar schaamlippen en over haar vagina heeft gewreven.
Het slachtoffer had aanvankelijk de tegenwoordigheid van geest om met verdachte te praten, hem te vragen of alles wel goed met hem was en op zijn vragen of zij hem wilde pijpen of aftrekken te antwoorden. Zij heeft geprobeerd weg te komen, is weggerend, heeft hem met haar tas geslagen. Maar verdachte wist haar te overmeesteren en heeft haar van het fietspad de berm in gesleept en later nog verder uit het zicht van eventuele voorbijgangers, in de richting van de struiken.
Het slachtoffer heeft in haar slachtofferverklaring verteld welke angst zij heeft gehad. Zij beschrijft ook hoe zij zich uiteindelijk heeft afgesloten voor wat er gebeurde. De verkrachting heeft een grote impact gehad op haar leven, zodanig dat zij de hulp van een psycholoog heeft moeten inroepen om deze gebeurtenis te verwerken en weer ruimte en energie te krijgen zonder steeds herinnerd te worden aan deze verkrachting.
De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij op geen enkel moment tot bezinning is gekomen. Dat hij, wetend dat zijn seksuele aanvechtingen afwijkend zijn en dat hij daarvoor al eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, toch langs de weg is gaan staan, wachtend op een vrouw die hij voor de bevrediging van zijn seksuele gevoelens zou kunnen gebruiken. Dat hij niet tot bezinning is gekomen toen het slachtoffer vluchtte, hem sloeg, om hulp schreeuwde, tegenstribbelde. Verdachte had toen kunnen stoppen en hij had haar daarmee deze traumatische ervaring kunnen besparen. Maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft uitsluitend aan zichzelf gedacht.
De rechtbank rekent hem dit aan, maar houdt er tegelijkertijd rekening mee dat de psychiater en psycholoog die hem onderzocht hebben, beiden tot de conclusie zijn gekomen dat verdachte zijn strafbaar handelen verminderd kan worden toegerekend.
In hun rapporten van respectievelijk 8 maart 2013 en 8 april 2013, beschrijven de psychiater en de psycholoog verdachte als een zwakbegaafde man, die kampt met de stoornis ADHD, die al sinds zijn jeugd seksueel afwijkend gedrag vertoont, onder meer exhibitionisme en die later ook tot alcoholmisbruik is gekomen. Ten gevolge van die stoornissen en zijn deviante identiteitsontwikkeling bestaan er bij hem forse insufficiëntiegevoelens, is hij afhankelijk van anderen en is hij in sterke mate krenkbaar door afwijzing door anderen.
Als hij voor al deze problemen niet behandeld wordt, zullen die gevoelens niet verdwijnen en het recidiverisico zal hoog zijn.
Geadviseerd is om verdachte een klinische forensische behandeling te laten ondergaan, bij voorkeur in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of een forensisch psychiatrische afdeling (FPA). Verdachte moet leren hoe hij herhaling van een feit als dit kan voorkomen. Ook farmacotherapie zal van die behandeling onderdeel moeten zijn. Het alcoholmisbruik moet worden aangepakt. Er moet voor gewaakt worden dat verdachte hospitaliseert. Een langdurige behandeling moet, zodra het recidiverisico voldoende is verlaagd, bij voorkeur in een ambulante setting plaatsvinden. De klinische setting moet geschikt zijn voor zwakbegaafden en bij de ambulante behandeling en woonbegeleiding moet zo lang mogelijk reclasseringscontact worden opgelegd.
De reclassering is met dit advies aan het werk gegaan en dat heeft erin geresulteerd dat verdachte geschikt is bevonden voor opname en behandeling op de afdeling ’t Wold van Hoeve Boschoord. Verdachte is aangemeld en geaccepteerd. De wachttijd bedraagt acht tot twaalf maanden. De opnamedatum en duur van de behandeling zijn niet te voorspellen. In zijn rapporten van 10 april 2013 en 5 juli 2013 adviseert reclasseringswerker Bast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, opname in Hoeve Boschoord, aansluitend de verplichting begeleid zelfstandig te wonen en bij dat alles een zo lang mogelijk proeftijd.
De rechtbank komt op basis van deze rapporten tot dezelfde conclusies als de rapporteurs en zal hun adviezen leidend voor de strafoplegging laten zijn.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de straf het oriëntatiepunt dat door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verkrachting is vastgesteld: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Omdat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en omdat zoveel als mogelijk voorkomen moet worden dat verdachte na zijn terugkeer in de maatschappij opnieuw strafbare feiten pleegt, is het van groot belang dat verdachte behandeld en begeleid wordt.
Dit alles leidt ertoe dat aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, met de voorwaarden zoals geadviseerd en hierna vermeld en met een proeftijd van vijf jaren.
De rechtbank ziet zich geconfronteerd met de situatie dat Hoeve Boschoord geen uitspraak doet over het moment van opname en de duur van de behandeling. De rechtbank legt echter een zodanig onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dat redelijkerwijze verwacht kan worden dat verdachte na ommekomst daarvan opgenomen zal kunnen worden. De duur van de klinische behandeling zal zo kort mogelijk als bedoeld door de deskundigen moeten zijn, dit ter beoordeling van de behandelaars, en niet langer dan twee jaren. Na afronding van de klinische behandeling zal verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering moeten houden, ook als die aanwijzingen inhouden dat hij begeleid moet gaan wonen en zich ambulant verder moet laten behandelen.
8.2
Beslag
De rechtbank zal conform de eis van de officier van justitie bepalen dat de inbeslaggenomen voorwerpen teruggegeven worden aan degenen bij wie zij in beslag genomen zijn.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.882,45 (tweeduizend achthonderd tweeëntachtig euro en vijfenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • shirt € 24,95
  • jas € 59,50
  • broek € 34,95
  • schoenen € 113,05
  • immateriële schade € 2.650,00
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft geëist dat de vordering wordt toegewezen en dat maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr wordt opgelegd, indien en voor zover de vordering van de benadeelde wordt toegewezen.
De raadsman heeft geconcludeerd tot toewijzing van de civiele vordering met dien verstande dat het immateriële deel tot een bedrag van € 1.500,= wordt beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 36f Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
  • omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • gelast de teruggave van de inbeslaggenomen kleding aan [slachtoffer], te weten: een rode jas, een zwarte broek en een string;
  • gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen zwarte jas, grijze boxershort, halfhoge schoenen, blauwe spijkerbroek, witte riem, grijs shirt, een paar zwarte sokken, een horloge met bruine lederen band, een zilverkleurige ring en een Apple iPhone 4.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. H. Stam en mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van H. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5KP 2013004428. Tenzij hieronder anders wordt vermeld wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
(1)
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 april 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 13 januari 2013 heb ik het tenlastegelegde feit gepleegd.
Ik zag een jonge vrouw fietsen op de Gronausestraat in Enschede. Ik rende naar die vrouw op de fiets toe en pakte haar bij de arm. Zij rukte zich los en rende weg. Ik heb haar fiets gepakt en ben achter haar aan gereden. Ik haalde haar in, greep haar weer vast en trok haar mee naar de berm. De vrouw heeft mij nog met haar tas in het gezicht geslagen. Ondanks het feit dat zij mij met die tas sloeg en het voor mij duidelijk was dat zij dit allemaal niet wilde, ben ik doorgegaan en heb ik haar meegetrokken naar de berm. De vrouw ging niet vrijwillig mee.
In die berm heb ik haar verder meegetrokken richting de struiken, het weiland. Toen wij bij die struiken/bosjes aangekomen waren, heb ik met mijn vingers over haar vagina gewreven. Ik deed dat onder haar kleding. Ik heb met mijn vingers over en tussen haar schaamlippen gewreven. U vraagt mij of het beide gebeurd is. Ja, ik heb haar zowel over als tussen haar schaamlippen gewreven.
(2)
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 14 januari 2013 (pagina 42 tot en met 48) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
A: Ik zag vanuit mijn ooghoek een man aan komen rennen. Ik zag hem de Gronausestraat oversteken, mijn kant op.
V: Dan steekt hij de Gronausestraat over, rennend en dan?
A: In eerste instantie begon ik harder te fietsen, omdat ik het niet vertrouwde. Ik fietste dus niet hard genoeg, want hij ging voor mij staan.
V: Met hij bedoel je, die rennende man?
A: Ja. De man stond midden op straat een beetje zijlings van mij.
V: Wat doet hij dan?
A: Ik remde, ook al heb je zoiets van niet remmen, maar toch remde ik. Hij pakte mij eerst links bij de mouw van de jas vast.
V: En hoe gaat het dan verder?
A: Toen kon ik loskomen, ik weet niet meer hoe dat kon, maar ik zette het op een lopen richting mijn huis. Toen kwam die man mij achterna op mijn eigen fiets. Hij kon natuurlijk harder fietsen dan ik kon rennen op mijn hoge hakken. Dus toen heb ik mij omgedraaid en heb ik hem met mijn tas heel hard in zijn gezicht geslagen.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Hij pakte mij bij beide mouwen van de jas, bij mijn bovenarmen.
Toen duwde hij mij achteruit richting het stukje tussen de Parallelweg en het weiland en richting de bosschage. Bij de sloot daar kwam ik in onbalans en kwam ik te vallen. Ik viel achterover op mijn rug.
Hij begon mij te vingeren.
V: Wat deed hij dan precies?
A: Hij ging wel van voren, bij mijn clitoris, naar achteren.
V: Ging hij over jouw schaamlippen, ertussen of ernaast?
A: Hij ging er wel echt tussen met zijn vinger.