ECLI:NL:RBOVE:2013:1483

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
08/760117-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen op 1 maart 2013 een gewapende overval heeft gepleegd op een winkel in Enschede. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met een vuurwapen. Tijdens de overval werden de slachtoffers gedwongen om een kantoor binnen te gaan, waar zij vervolgens met kabels werden vastgebonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers met een vuurwapen hebben bedreigd en hen fysiek geweld hebben aangedaan. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, die respectievelijk € 942,50 en € 500,- vorderden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toegewezen en de vordering van [slachtoffer 2] ook gedeeltelijk gegrond verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtsbijstand voor de benadeelde partijen. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers zwaar hebben meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760117-13
Datum vonnis: 16 juli 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in P.I. Arnhem, huis van bewaring Arnhem Zuid, Arnhem, Ir. Molsweg 5.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 juli 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen, op 1 maart 2013 een gewapende overval heeft gepleegd op een winkel in Enschede.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 01 maart 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een winkel(pand) [winkel] (gelegen/gevestigd aan de[adres])
heeft weggenomen één of meer playstationspel(len) en/of een hoeveelheid geld
en/of één of meer telefoon(s) en/of (een) sleutel(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of één of meer van zijn mededader(s)
-gewapend met vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die
winkel zijn binnen gegaan en/of (vervolgens)
-dit vuurwapen, althans dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht, althans op korte afstand van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gedwongen een kantoor binnen te gaan en/of
(vervolgens)
-die [slachtoffer 1] (van achteren) bij de keel heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens)
-de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben dichtgeknepen, althans een wurggreep
om de hals van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gelegd en/of (vervolgens)
-de polsen van die [slachtoffer 1] (met een verlengkabel, althans een snoer)
heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
-de enkels van de [slachtoffer 1] (met een internetkabel, althans een kabel)
heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
-de polsen en/of enkels van die [slachtoffer 2] (ook) heeft/hebben vastgebonden en/of
(vervolgens)
-die [slachtoffer 2] (terwijl deze weerloos en vastgebonden op de grond lag) één of
meer keer heeft/hebben geschopt en/of geslagen en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 1] (terwijl deze weerloos en vastgebonden op de grond lag) één of meer
keer in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft/hebben geschopt en/of
(vervolgens)
-de winkel en/of het pand in bezit van één of meer telefoon(s) en/of één of
meer playstationspel(len) en/of een hoeveelheid geld en/of (een) sleutel(s)
heeft/hebben verlaten;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de civiele vordering van [slachtoffer 2] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.250,- en de civiele vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 1.442,50, met oplegging hierbij van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte heeft zich op 1 maart 2013 te Enschede samen met anderen schuldig gemaakt diefstal met bedreiging van een wapen. Verdachte en zijn mededaders hebben hierbij de slachtoffers gedwongen een kantoorruimte binnen te gaan en hen daar vastgebonden met kabels.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Volgens hem is bewezen dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een diefstal met geweld. Zij hebben de slachtoffers gedwongen om een kantoorruimte in te gaan en hen daarbij met een vuurwapen bedreigd. Daarnaast hebben zij fysiek geweld gebruikt tegen de slachtoffers.
De verdediging heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een diefstal en de bedreiging met een wapen. Ook kan bewezen worden dat zij de slachtoffers hebben vastgebonden. Volgens de raadsvrouw kan niet bewezen worden dat er daarnaast nog fysiek geweld is gebruikt tegen de slachtoffers. Hiervoor bevindt zich onvoldoende bewijs in het dossier, aldus de verdediging
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal in vereniging met geweld en met bedreiging van geweld.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte en zijn mededaders de slachtoffers hebben geschopt en geslagen. Hiervoor biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Nu [slachtoffer 1] in zijn aangifte enkel spreekt over schoppen en [slachtoffer 2] in zijn aangifte enkel spreekt over stompen en slaan, acht de rechtbank voor deze ten laste gelegde geweldsaspecten onvoldoende overtuigend bewijs aanwezig. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen vrijspreken. Ter voorkoming van een misverstand merkt de rechtbank nog op dat niet in geschil is dat er tijdens de latere confrontatie op straat tot een handgemeen is gekomen waarbij wel over en weer is geslagen. Dit is echter niet ten laste gelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met anderen een coffeeshophouder heeft overvallen onder bedreiging van een vuurwapen. De overval was vooraf gepland en verdachte en zijn mededaders hadden onderling een bepaalde rolverdeling afgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij en een van de mededaders de eigenaar van de coffeeshop en diens vriend hebben gedwongen om de kantoorruimte van de winkel binnen te gaan en dat zij hen daar met kabels hebben vastgebonden.
Aangever [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat hij door een van de verdachten in de wurggreep is genomen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft eveneens bij de politie verklaard dat verdachte fysiek geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer 1] door hem, met zijn arm, van achteren bij de keel te pakken. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging daarom wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 maart 2013 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand [winkel] (gevestigd aan de [adres]) heeft weggenomen telefoons en sleutels en enig goed, te weten een hoeveelheid wiet, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
-gewapend met een vuurwapen, die winkel zijn binnen gegaan en vervolgens
-dit vuurwapen op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gericht en vervolgens
-die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen een kantoor binnen te gaan en vervolgens
-die [slachtoffer 1] van achteren bij de keel hebben gepakt en vervolgens
-een wurggreep om de hals van die [slachtoffer 1] hebben gelegd en vervolgens
-de polsen van die [slachtoffer 1] met een verlengkabel hebben vastgebonden en vervolgens
-de enkels van die [slachtoffer 1] met een internetkabel hebben vastgebonden en vervolgens
-de polsen en enkels van die [slachtoffer 2] ook hebben vastgebonden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, die tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In het commune strafrecht betrekt de rechtbank bij haar overwegingen daarnaast de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting. Door de voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) zijn voor de categorie overvallen oriëntatiepunten vastgesteld, waarbij als uitgangspunt, voor overvallen die gepaard zijn gegaan met geweld en/of bedreiging met geweld, geldt een gevangenisstraf van drie jaar.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een smartshop in Enschede. Verdachte en zijn mededaders wilden door middel van deze overval een grote hoeveelheid wiet buit maken. Zij kwamen daarvoor speciaal uit het buitenland naar Enschede toe. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij bij de overval een pistool heeft gehanteerd om de diefstal gemakkelijk te maken. Dat het pistool waarmee gedreigd werd een gasalarmpistool was, wisten de beide slachtoffers van de overval uiteraard niet. Zij hebben de situatie ingeschat als levensbedreigend. Dat het achteraf geen echt vuurwapen blijkt te zijn geweest, doet daaraan niets af. Verdachte heeft daarnaast fysiek geweld gebruikt tegen aangever [slachtoffer 1] door hem van achteren bij de keel te pakken en naar de grond te brengen. Daarop zijn beide aangevers met kabels vastgebonden. Nadat de overvallers de winkel hadden afgesloten en verlaten, hebben de slachtoffers zichzelf kunnen bevrijden en door een raam te vernielen slaagden zij erin buiten te komen.
Feiten als de onderhavige houden een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en de ervaring leert dat slachtoffers van een overval daarvan nog lange tijd vrijwel dagelijks de negatieve gevolgen ondervinden in de vorm van gevoelens van angst en onzekerheid. Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen, dat uitsluitend gericht was op geldelijk gewin, bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij en in het bijzonder onder eigenaren van smartshops. Een dergelijke overval op klaarlichte dag is zeer verontrustend voor winkeliers en winkelend publiek. De rechtbank rekent dit verdachte aan. In het nadeel van verdachte geldt voorts dat zijn optreden doordacht, doelgericht en goed voorbereid was. Verdachte en zijn mededaders hadden vooraf plannen gemaakt en onderling een bepaalde rolverdeling afgesproken. Verdachte droeg een vuurwapen bij zich en heeft dat zonder aarzelen gebruikt om een eigenaar van de winkel en diens vriend te bedreigen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte nog jong is en in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Alle relevante omstandigheden in deze zaak afwegende, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd van drie jaren met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en in het buitenland in detentie heeft doorgebracht, in afwachting van zijn uitlevering naar Nederland.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De heer [slachtoffer 1], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.442,50. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
iphone 5 met hoesje € 800,-
sloten vervangen winkel en huis € 142,50
winkeldeur glas vervangen (
reeds vergoed) € 280,-
gescheurde kabels HD en internet (geschat) € 50,-
tapijt vernield (geschat) € 100,-
playstation 3 spellen € 250,-
dagen winkel gesloten (geschat) € 100,-
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten onder 1 en 2, met betrekking tot de i-phone en het vervangen van de sloten van de winkel en het woonhuis, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De opgevoerde posten onder 4, 5 en 7 zijn niet met bewijsstukken onderbouwd en volgens de informatie uit het dossier zijn de spellen van Playstation aan de aangever teruggegeven. De onder post 3 opgevoerde glasschade aan de winkeldeur is reeds door de verzekeraar vergoed, zodat de rechtbank dit, als zijnde niet gevorderd, verder onbesproken laat. De rechtbank zal het gevorderde daarom tot een bedrag van € 942,50 toewijzen en voor een bedrag van € 500,- niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit toegebracht.
9.3
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De heer [slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van - in elk geval - een immateriële schade van € 2.750,-.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde immateriële schade is deels voldoende onderbouwd en aannemelijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat een gewapende overval bij een slachtoffer psychisch nadeel teweegbrengt. De omvang ervan verschilt van mens tot mens. Om de exacte omvang te kunnen vaststellen, is medische informatie onontbeerlijk. Die ontbreekt bij de vordering. Uitgaande van de verklaring van aangever en hetgeen in vergelijkbare zaken is opgelegd, schat de rechtbank de immateriële schade voorshands op € 500,-. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen en voor het meerdere niet-ontvankelijk verklaren. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank daartoe geen gelegenheid geeft. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Wel zal de rechtbank verdachte tevens veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.4
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ook hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27 en 27a Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en in het buitenland in detentie heeft doorgebracht in afwachting van zijn uitlevering naar Nederland, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], wonende te [adres] voor een deel van
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij:
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. B.J.T. Bouma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2013.
Buiten staat
Mr. Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05KL 201320772-12. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 juli 2013 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zakelijk weergegeven, inhoudende het volgende:
Op 1 maart 2013 ben ik samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met de auto naar Enschede gereden. Het was onze bedoeling om naar coffeeshop [winkel] te gaan en daar wiet mee te nemen zonder hiervoor te betalen. Het ging ons dus om de wiet. Daarom hadden we ook plastic zakken en rugtassen bij ons. Ik was eerder bij [winkel] geweest en ben daar toen slecht behandeld. De overval was een dag van tevoren gepland. [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en ik zijn toen bij elkaar gekomen. [medeverdachte 2] had gezegd dat we een wapen moesten hebben omdat dat er beter uit zou zien. Hij heeft voor het wapen gezorgd. Toen hadden we nog iemand nodig om te rijden. We hebben [medeverdachte 3] gevraagd om te rijden. Hij wist niet wat we in Enschede zouden gaan doen. We hebben hem niets verteld van onze plannen omdat hij het dan misschien niet zou willen doen. We hebben samen geld ingezameld voor benzine.
Toen we in Enschede aankwamen, zijn [medeverdachte 1] en ik uitgestapt. [medeverdachte 3] moest in de auto wachten. [medeverdachte 2] moest buiten op de uitkijk staan. Hij moest kijken waar de eigenaar naartoe zou gaan om de drugs op te halen. We wilden namelijk ook de eventuele voorraad meenemen. [medeverdachte 1] en ik zijn de coffeeshop binnen gegaan. Ik heb daar aan de eigenaar gevraagd of ik iets kon kopen. Toen hij dat meebracht wilde ik niet betalen. Ik heb mijn wapen getrokken en gezegd dat ik niet wilde betalen. Ik had een wapen bij me om te voorkomen dat de eigenaar en zijn vriend zouden gaan slaan of vechten. Ik wilde hen het wapen alleen laten zien, ik wilde er niet mee schieten. De eigenaar en zijn vriend hebben we vastgebonden om ervoor te zorgen dat ze niet achter ons aan zouden komen. We hebben hiervoor kabels gebruikt omdat we die zagen liggen. Ze lagen op de buik met hun gezicht naar de grond. We hebben hun handen en benen vastgebonden. We hebben de marihuana gepakt. [medeverdachte 1] heeft het meegenomen. Ik heb de sleutel van de eigenaar meegenomen, omdat ik de coffeeshop wilde afsluiten, zodat de eigenaar en zijn vriend niet direct achter ons aan konden komen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 1 maart 2013, pagina 158 en verder, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben vandaag overvallen in mijn winkel. Ik ben vastgebonden en mishandeld door de daders. [slachtoffer 2] en ik stonden dus achter de balie. Toen de mannen binnen kwamen, was er nog niet meteen iets aan de hand. Ik zag dat de Somalische jongen plotseling een bruinachtig vuurwapen trok. Ik zag dat hij dit vuurwapen op mijn borst richtte. Hij hield het vuurwapen in zijn rechterhand. De afstand tussen mij en de Somaliër was ongeveer twee meter. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Derein". Dit was Duits en hiermee bedoelde hij dat ik het kantoor in moest gaan. U vraagt mij hoe ik dit wist, hij maakte nog een korte beweging met het vuurwapen, een soort wijzen in de richting van. Ik wist meteen wat hij hiermee bedoelde. Ik liep al meteen achterwaarts richting het kantoor. Hij bleef met het vuurwapen op mij richten. Ik zag dat mijn kameraad als eerste het kantoortje in ging. Mijn kameraad stond al het dichtst bij het kantoortje. Ik hoorde dat de Somalische jongen mij duidelijk maakte dat ik me moest omdraaien. Ik zag dat mijn kameraad al het kantoortje in liep. Toen ik me omgedraaid had, voelde ik dat ik van achteren om mijn keel werd gepakt. Ik wist niet wie dit was, maar ik denk nu dat dit de andere jongen was, dus niet de Somalische jongen. Ik weet niet meer met welke arm deze persoon mij om de keel vastpakte. Ik voelde dat zijn arm hard om mijn keel kneep, ik kreeg even geen lucht meer. Op dat moment waren we al in het kantoortje. Door de kracht om mijn keel, viel ik achterover op de grond, tenminste ik viel achterover en de persoon die mij vastpakte viel ook. Deze trok mij als het ware naar achteren. Ik viel dus half op hem. Ik kon niets terug doen, hij had mij heel stevig vast. Ik stikte bijna, ik kon de eerste tijd niets zien. Ik zag dat de Somalische jongen mij met een snoer bij de polsen vastmaakte. Ik zag dat hij dit snoer had gepakt van de grond. Dit was een wit verlengsnoer. Het was een snoer met stekkerdoos. Mijn polsen werden vastgebonden. Mijn kameraad lag in het kantoortje. Ik zag dat mijn kameraad op de buik lag met zijn handen vastgebonden op de rug. Ik zag dat een van de daders een kabel zocht. Ik zag dat ze een internetkabel hadden gevonden. Deze hadden ze blijkbaar eruit getrokken en met deze kabel werden mijn voeten vastgebonden. De Somalische jongen bond mijn voeten vast. Ik lag op mijn rug, met mijn handen vastgebonden, voor op mijn buik. Ik dacht ook dat ze de sleutels van de zaak hadden. Ik dacht dat ze ons gingen opsluiten. Ik hoorde dat het belletje van de voordeur ging. Dit betekende voor mij dat de daders weg waren gegaan en ik hoorde meteen hierna weer het belletje. Dit betekende voor mij dat de voordeur goed dicht was gedaan. Ik wist meteen dat ze de voordeur op slot hadden gedraaid. Als je wegvlucht, dan laat je de deur normaal gesproken gewoon open. We zaten dus opgesloten in de zaak. De jongens hadden rustig de tijd om weg te komen.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 1 maart 2013, pagina 165 en verder, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Vandaag, vrijdag 1 maart 2013 omstreeks 11.00 uur bevond ik mij in de winkel van mijn vriend, genaamd [slachtoffer 2]. Dit betreft een Smart en kadoshop, gevestigd aan de [adres] te Enschede. Ik nam plaats in de winkel en ik raakte in gesprek met [slachtoffer 2]. We waren ongeveer vijf a tien minuten in gesprek toen de deur van de winkel open ging. Ik zag dat er twee personen de winkel binnenkwamen. Op een gegeven moment zag ik dat een van de personen een pistool in zijn hand had. Volgens mij had de man het pistool in zijn rechter hand. Ik zag dat hij het pistool ook op mij richtte. Wij moesten van de mannen via de achterkant van de balie naar het magazijn toe. Een van de personen leek mij iemand uit Somalië. De andere persoon leek mij iemand uit Rusland. Deze man had op dat moment bij de balie een pistool in zijn hand. Wij liepen dus naar het magazijn toe.
Vervolgens moest ik op de grond liggen. Ik zag dat één van de mannen de kabels van de playstation los trok en mij vast maakte. De andere man bond [slachtoffer 2] vast. Ik kan u zeggen dat ik op drie plaatsen werd vastgebonden, op mijn onderarmen, mijn enkels en boven de knieën. Toen de mannen weg wilden gaan, moest ik mijn telefoon van het merk Samsung afgeven. Ik heb dit vervolgens gedaan. Vervolgens zijn de mannen weggegaan.