ECLI:NL:RBOVE:2013:1473

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
431098 EJ VERZ 13-1802
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod tenuitvoerlegging vonnis inzake schadevergoeding huur

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en de besloten vennootschap Aberdeen Shopping Holland 2 B.V. Eiseres vorderde een verbod op de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 6 september 2011, waarin zij was veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan gedaagde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet houdbaar was, omdat de schadevergoeding enkel betrekking kon hebben op de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst. Eiseres had betoogd dat zij na de ontruiming van het gehuurde niets meer aan gedaagde verschuldigd was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet in lijn was met de eerdere uitspraak. De rechter benadrukte dat de vordering van gedaagde niet als misbruik van bevoegdheid kon worden aangemerkt, en dat eiseres had moeten begrijpen dat de schadevergoeding doorliep tot de expiratiedatum van de huurovereenkomst. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/139755 / KG ZA 13-198
datum vonnis: 17 juli 2013 (fs)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat: mr. A.J.C. van Gurp te Hengelo,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aberdeen Shopping Holland 2 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. M.J.J.M. van Roosmalen te Emmen.

1.Het procesverloop

1.1
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 10 juli 2013. Ter zitting is eiseres verschenen, bijgestaan door mr. A.J.C. van Gurp. Namens gedaagde zijn verschenen mr. M.J.J.M. van Roosmalen en mevrouw [E], van Janssen & Janssen c.s. incasso & gerechtsdeurwaarders. De standpunten van partijen zijn toegelicht, aan de zijde van gedaagde aan de hand van een pleitnota. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Op 6 september 2011 heeft de kantonrechter in de rechtbank Almelo, locatie Enschede in de procedure met zaaknummer 383619 CV EXPL 8983/11 bij verstek vonnis (hierna: het vonnis) gewezen tussen Aberdeen Shopping Holland 2 BV als eiseres en [eiseres] als gedaagde. Bij dat vonnis heeft de kantonrechter, onder meer als volgt beslist:

Veroordeelt de gedaagde partij terzake van schadevergoeding aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 2915,50 per maand, voor elke maand dat de gedaagde partij in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van de eisende partij te stellen, zulks met ingang van heden tot aan het tijdstip dat de eisende partij het gehuurde onder dezelfde voorwaarden aan een ander heeft verhuurd, echter ten hoogste tot en met
31 oktober 2015 zijnde de expiratiedatum van de huurovereenkomst, danwel in het geval het gehuurde eerst na de expiratiedatum wordt ontruimd tot de ontruimingsdatum.”.Het vonnis is ook op dat punt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Omdat geen rechtsmiddel is ingesteld, is dit vonnis in kracht van gewijsde gegaan.
2.2
Op 12 september 2011 is de grosse van voornoemd vonnis aan eiseres betekend met de aanzegging om binnen twee dagen over te gaan tot betaling van het in het exploot genoemde bedrag.
2.3
Op 1 november 2011 heeft de deurwaarder zich bij eiseres gemeld ter executie van het vonnis. Na overleg tussen eiseres en de vertegenwoordigers van gedaagde is besloten dat als eiseres een bedrag van € 18.000,00 zou betalen zij een dag uitstel zou krijgen om zelf het zaakadres leeg op te leveren. Daarbij is haar uitdrukkelijk meegedeeld:
“dat ook na oplevering van het perceel de lopende huurtermijnen tot einde huurovereenkomst, dan wel opnieuw verhuur van het perceel, betaald dient te worden”.
2.4
Bij brief van 14 november 2011 heeft de deurwaarder – voor zover hier van belang – eiseres meegedeeld dat zij heeft voldaan de schadevergoeding tot en met november 2011.
2.5
Bij brief van 1 mei 2012 heeft gedaagde eiseres – voor zover hier van belang – meegedeeld dat haar betalingsverplichting in tegenstelling tot de in het vonnis genoemde expiratiedatum van 31 oktober 2015, eindigt op 31 oktober 2012.
2.6
Op 4 februari 2013 heeft de deurwaarder eiseres schriftelijke aangezegd dat er jegens haar een titel is uitgevaardigd voor c.q dat zij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.296,05 en dat de stukken om beslag te leggen op haar inboedel klaar liggen. Eiseres kon beslaglegging voorkomen door vóór 11 februari 2013 het bedrag ineens te betalen, dan wel een acceptabele betalingsregeling te treffen.
2.7
Eiseres heeft vervolgens onderhavig kort geding ingeleid.

3.Het geschil

3.1
Eiseres vordert - samengevat - gedaagde te verbieden de bij vonnis van
6 september 2011 tegen haar uitgesproken veroordeling inzake de schadevergoeding ten bedrage van € 2.915,50 per maand ten uitvoer te leggen voor de periode na 1 november 2011, op straffe van verbeurte van een dwangsom met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit kort geding.
3.2
Eiseres stelt daartoe dat zij slechts gehouden is te betalen aan gedaagde een bedrag groot € 2.915,50 per maand ter zake schadevergoeding voor elke maand dat zij in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen en ter beschikking van gedaagde partijen te stellen. Met andere woorden, eiseres meent dat zij na ontruiming niets meer aan gedaagde verschuldigd is. Dit is volgens eiseres ook bevestigd in de brief van 14 november 2011, waarbij was gevoegd een exploot van 1 mei 2011.
3.2
Gedaagde voert verveer.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Eiseres heeft, gelet op de aard van de vordering, een spoedeisend belang bij haar vordering.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanaf 1 november 2012 geen betalingsverplichting meer heeft jegens gedaagde.
Derhalve spitst het geschil zich toe op de vraag of eiseres, gelet op het onder 2.1 opgenomen dictumonderdeel uit het vonnis van 6 september 2011, gehouden is tot het betalen van schadevergoeding aan gedaagde over de periode vanaf de ontruiming in november 2011 tot en met 31 oktober 2012.
4.3
De voorzieningenrechter begrijpt uit de stellingen van eiseres dat zij zich op het standpunt stelt dat gedaagde misbruik van bevoegdheid ex artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maakt door ook na de datum van de ontruiming aanspraak te maken op schadevergoeding, omdat het te executeren vonnis op een juridische en feitelijke kennelijke misslag berust.
4.4
Bij de beoordeling van de vraag of executie van een vonnis misbruik van bevoegdheid oplevert, dient de rechter zich terughoudend op te stellen. Voor de tenuitvoerlegging van iedere executoriale titel geldt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat misbruik van bevoegdheid wordt aangenomen, anders dan in sprekende gevallen. De vraag of sprake is van misbruik van bevoegdheid laat zich slechts aan de hand van de omstandigheden van het geval beoordelen.
4.5
De voorzieningenrechter stelt vast dat het dictumonderdeel uit het verstekvonnis van
6 september 2011 waarop het geschil thans betrekking heeft, letterlijk is overgenomen uit de destijds door gedaagde (als eiseres in die procedure) ingestelde vordering. Aan eiseres kan worden toegegeven dat de vordering en daarmee het dictum tot verwarring kunnen leiden. Dit wordt door gedaagde ook niet betwist. Ter zitting heeft gedaagde aangegeven dat de zinsnede “
voor zover de huurder in gebreke blijft te ontruimen”per vergissing is gevorderd.
4.6
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bewuste dictumonderdeel van het vonnis, bezien in het licht van de aan het vonnis ten grondslag liggende feiten en omstandigheden, zich maar voor één uitleg leent. Van de zijde van gedaagde is er ter zitting terecht op gewezen dat, nu werd gevorderd een bedrag aan achterstallige huur tot een bepaalde datum en de huur vanaf deze datum tot de datum van de ontbinding, de eveneens gevorderde maandelijkse schadevergoeding logischerwijs slechts betrekking kan hebben op de periode gelegen ná de ontbinding. De door eiseres beoogde uitleg acht de voorzieningenrechter op de door gedaagde aangevoerde en door eiseres onvoldoende weerlegde gronden niet houdbaar. Dit zou er – zo stelt gedaagde terecht – immers toe leiden dat een huurder door niet te betalen zou kunnen bewerkstellingen dat er een ontruiming volgt, om daarna van de contractueel overeengekomen verplichting tot betaling van huur tot het einde van de huurovereenkomst af te zijn. Dat dit effect niet is beoogd had gedaagde naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen en moeten begrijpen.
4.7
Gelet op het vorenstaande levert het vorderen van schadevergoeding over de periode gelegen tussen de ontruiming en 1 november 2012 geen misbruik van bevoegdheid op.
De vorderingen van eiseres zullen om die reden dan ook worden afgewezen.
4.8
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op € 816,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 589,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dictumonderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.