Verdachte heeft seksuele handelingen verricht met een 9 jaar oud meisje met een autismespectrumstoornis. Verdachte heeft door zijn grensoverschrijdend seksueel gedrag de lichamelijke en psychische integriteit van het meisje geschonden. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij, ondanks het feit dat hij bekend was met haar psychische beperkingen, toch zijn eigen lustgevoelens heeft laten prevaleren.
Verdachte heeft, aldus handelend, in ernstige mate inbreuk gemaakt op de door de wetgever beoogde rechtsbescherming van die jeugdigen tegen seksuele handelingen van welke aard dan ook. Het is niet denkbeeldig dat het leven van het slachtoffer, maar ook dat van haar ouders nog lange tijd getekend zal blijven door de nare ervaringen die zij hebben moeten ondergaan. Daarbij komt dat seksueel misbruik van jonge kinderen, naar algemeen bekend verondersteld kan worden, kan leiden tot ernstige psychische schade, met alle gevolgen van dien op latere leeftijd.
Naast het vorenstaande zal de rechtbank in het kader van de straftoemeting ook in sterke mate rekening houden met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Verdachte is in dat verband uitgebreid psychiatrisch en psychologisch onderzocht. In het psychiatrisch rapport van P.M. Boeting, kinder- en jeugdpsychiater, van 17 januari 2013, wordt verdachte beschreven als een veertienjarige adolescent, bij wie
-evenals bij het slachtoffer - een autismespectrumstoornis is vastgesteld. Mede als gevolg hiervan is betrokkene obsessief gericht op eigen lichamelijke gevoelens van opwinding en kan hij zich niet goed inleven en verplaatsen in het gedrag en de gedachtegang van de ander. Hij kan niet in “oorzaak- en gevolgrelaties” denken en hij is niet in staat zijn eigen gedrag te overzien en bij te sturen. Betrokkene lijkt niet in staat te zijn geweest zijn gevoelens, gedachten en gedrag te integreren en te reguleren, de consequenties van zijn handelen juist in te schatten en zijn wil overeenkomstig dit inzicht te bepalen.
In het rapport van de psycholoog drs. M.E. Bredero d.d. 30 januari 2013 wordt verdachte beschreven als een 14 jarige jongen bij wie ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven, pedagogische en affectieve verwaarlozing door de ouders en van zwakbegaafdheid. De hieruit voortkomende factoren, te weten de gebrekkige empathische vermogens, de gebrekkige affectieve gewetensfunctie, het obsessieve dwangmatige seksuele gedrag, waarbij betrokkene geen zicht had op het grensoverschrijdende effect ervan en het effect op het slachtoffer, hebben ertoe geleid dat er voor betrokkene geen aanleiding was tot het uitstellen van onmiddellijke behoeftebevrediging. Gesproken kan worden van onvoldoende interne remmingen op zijn gedrag. Hoewel er sprake was van berekening en het voorbereiden van zijn slachtoffer middels een grooming-proces, was betrokkene op dat moment onvoldoende in staat zijn gedrag aan te passen of anders te handelen dan hij gedaan heeft.
Door beide gedragsdeskundigen wordt geadviseerd om betrokkene voor de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank acht het advies van de gedragsdeskundigen goed onderbouwd en zij concludeert daarom tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten aanzien van het hiervoor bewezenverklaarde.
Teneinde de recidivekans, die door beide gedragsdeskundige aanwezig wordt geacht, te verkleinen, lijkt het geïndiceerd dat betrokkene een gesloten behandeling volgt binnen een instelling met de specialisatie op het gebied van zedenproblematiek, zoals in Harreveld waar betrokkene sinds 20 juni 2012 in civielrechtelijk kader in combinatie met de machtiging gesloten jeugdzorg, op een gesloten groep verblijft.
Hierbij zou de nadruk moeten liggen op de tekorten in het sociale functioneren, het verbeteren van het negatieve zelfbeeld en het grooming-aspect van het delict. Daarbij lijkt het geïndiceerd aandacht te hebben voor de pervasieve ontwikkelingsstoornis in de vorm van psycho-educatie. Voortzetting van de lopende behandeling biedt in dit verband naar de mening van de gedragsdeskundigen voldoende mogelijkheden om de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving te waarborgen.
Al het vorenstaande in aanmerking nemende, is de rechtbank enerzijds van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden passend en geboden is. Om de positieve ontwikkelingen, die verdachte in het kader van zijn behandeling vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag in Harreveld tot dusverre heeft laten zien, niet te doorbreken, zal de rechtbank deze straf voorwaardelijk opleggen. Teneinde het verloop van die behandeling ook buiten de poort van de behandelinrichting, bijvoorbeeld tijdens verloven, op veiligheidsniveau te kunnen waarborgen, zal de rechtbank aan deze voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde ook een toezicht door de jeugdreclassering verbinden.