De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of in de voorliggende zaak sprake is van ontuchtige handelingen. De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 juni 1997 (LJN ZD0775) en 30 maart 2010 (LJN BK4794) bepaald dat de artikelen 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 247 Sr strekken tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die daartoe, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen geacht worden niet of onvoldoende in staat te zijn. Onder omstandigheden kan het ontuchtig karakter ontbreken bij seksueel contact met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. In het kader van het hiervoor geformuleerde toetsingskader en de uitzonderingsbepalingen daarop, kan aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting als vaststaand worden aangenomen dat aangeefster op 12- jarige leeftijd de toen ruim drie jaar oudere verdachte heeft leren kennen bij een carnavalsvereniging, waarna zij - na contacten over en weer via de sociale media facebook en twitter - verliefd op hem is geworden, welke verliefdheid tijdens de daarop volgende zomervakantie uiteindelijk heeft geleid tot verkering tussen betrokkenen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank in de voorliggende situatie worden uitgegaan van een affectieve relatie tussen een twaalfjarig meisje en een op dat moment bijna 16-jarige verdachte.
Met betrekking tot de vraag of in dat verband al dan niet sprake is geweest van een gering leeftijdsverschil, kan naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid niet direct een scherpe afgrenzing worden gegeven. Hoewel de leeftijd van het slachtoffer genoemd in artikel 245 Sr een geobjectiveerd bestanddeel is, zodat opzet of schuld met betrekking tot de jonge leeftijd in beginsel daarom niet is vereist, hecht de rechtbank in het toetsingskader in sterke mate belang aan het feit dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster tegen hem heeft gezegd dat zij veertien jaar oud was. De rechtbank stelt in dit verband vast dat zich bij de stukken bevindt een facebook pagina van aangeefster, waarop zij als haar geboortejaar aangeeft [geboortedag 2] 1998
In onderling verband en samenhang bezien, merkt de rechtbank deze omstandigheden voor verdachte aan als verontschuldigbaar in het kader van de door hem gepleegde seksuele handelingen met een meisje dat jonger was dan 16 jaar.
De vraag of verdachte hierbij enige dwang heeft toegepast, kan door de rechtbank niet bevestigend worden beantwoord, omdat de verklaringen van aangeefster en verdachte elkaar op dit punt te zeer tegenspreken. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij tegen haar wil seksuele handelingen heeft verricht of bij zichzelf heeft laten verrichten, en dat zij dat tegen verdachte heeft gezegd. De verdachte heeft echter verklaard dat er naar zijn mening sprake was van vrijwilligheid. De rechtbank acht geen feiten en/of omstandigheden aanwezig om aan de verklaring van aangeefster meer geloof te hechten dan aan die van verdachte. Gegeven het feit dat tussen verdachte en aangeefster ten tijde van deze handelingen sprake was van een liefdesrelatie tussen tieners, waarvan naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand op grond van het leeftijdsverschil kan worden gesteld dat deze als ongelijkwaardig dient te worden bestempeld, is het naar het oordeel van de rechtbank mogelijk dat sprake was van wederzijds goedvinden dan wel dat verdachte het, mede gezien zijn persoonlijkheid, niet heeft kunnen merken als het slachtoffer iets niet meer wilde. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de tussen verdachte en aangeefster verrichte seksuele handelingen als consensueel kunnen worden aangemerkt.
Tot slot zal de rechtbank dienen te beoordelen of die handelingen als “ontuchtig” in de zin van artikel 245 Sr en/of artikel 247 Sr zijn te beschouwen.
Blijkens de wetsgeschiedenis strekken deze artikelen tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zoals hiervoor reeds aangegeven, kan onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Zoals uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis met betrekking tot de totstandkoming van dit artikel 245 Sr blijkt, heeft de wetgever in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de betreffende seksuele handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard. Daaruit vloeit voort dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dergelijke omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, aankomt op de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval. In dat verband is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet sprake is van handelingen van verdachte die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, doch van een gedraging die moet worden gekenschetst als een niet exceptionele seksuele verkenningstocht in het kader van een vrijwillig seksueel contact tussen twee jongeren die verkering met elkaar hadden en die in betrekkelijk geringe mate in leeftijd verschilden.
Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het ontuchtig karakter
aan de door verdachte gepleegde handelingen komen te ontvallen. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.