ECLI:NL:RBOVE:2013:1407

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
08/710615-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige, gebrek aan ontuchtig karakter van seksuele handelingen

In de zaak van de verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1996, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige, heeft de Rechtbank Overijssel op 11 juli 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd seksuele handelingen te hebben verricht met een meisje van twaalf jaar, genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedag 2] 2000. De tenlastelegging omvatte onder andere het inbrengen van zijn vinger in de vagina van het slachtoffer en het duwen van haar hoofd naar zijn geslachtsdeel. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken en een schadevergoeding voor de benadeelde partij, die namens het slachtoffer een vordering indiende voor materiële en immateriële schade.

Tijdens de zitting op 27 juni 2013 heeft de rechtbank de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer gehoord. De verdachte stelde dat de seksuele handelingen plaatsvonden met wederzijds goedvinden, terwijl het slachtoffer verklaarde dat zij dit tegen haar wil deed. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 30 augustus 2012 seksueel contact heeft plaatsgevonden, maar dat de omstandigheden zodanig waren dat het ontuchtig karakter van de handelingen ontbrak. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een affectieve relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en dat het leeftijdsverschil niet zodanig was dat de handelingen als ontuchtig konden worden gekwalificeerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt de nuance in de beoordeling van seksuele handelingen tussen jongeren en de rol van wederzijds goedvinden in de context van de wetgeving omtrent ontucht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/710615-12
Datum vonnis: 11 juli 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1996 in [geboorteplaats],
wonende in [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 27 juni 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Dronkers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met een meisje van twaalf jaar oud.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2012, althans in/of omstreeks de maand
augustus 2012, in de gemeente Losser, althans in Nederland,
met een meisje genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2000), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, vinger tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die
[slachtoffer] gebracht, gehouden en/of bewogen en/of
- de hand van die [slachtoffer] vastgepakt en/of (vervolgens) de hand van die
[slachtoffer] op zijn (blote)(stijve) penis/geslachtsdeel gebracht, gelegd en/of
gehouden en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] vastgepakt en/of (vervolgens) (haar mond) naar
zijn, verdachtes, (stijve) penis geduwd, gedrukt en/of gebracht;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2012, althans in of omstreeks de maand
augustus 2012, in de gemeente Losser, althans in Nederland,
met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2000) die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handeling(en) hierin dat verdachte
- zijn, verdachtes, vinger tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die
[slachtoffer] heeft gebracht, gehouden en/of bewogen en/of
- de hand van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de hand van die
[slachtoffer] op zijn (blote)(stijve) penis/geslachtsdeel heeft gebracht, gelegd
en/of gehouden en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (haar mond)
naar zijn, verdachtes, (stijve) penis heeft geduwd, gedrukt en/of gebracht;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde
wordt veroordeeld tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee weken, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan deze voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde een verplicht toezicht door de Jeugdreclassering zal worden verbonden, in het kader waarvan verdachte zich zal dienen te houden aan de aanwijzingen die hem door die instelling worden gegeven. Ook dient hij de leerstraf “respect limits” te volgen.
De door de benadeelde partij [benadeelde] namens haar dochter [slachtoffer] ingediende civiele vordering dient volgens de officier van justitie voor wat betreft de materiële schade te worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 125,26. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het - geschorste - bevel voorlopige hechtenis behoort te worden opgeheven.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op woensdag 19 september 2012 wordt - na een voorafgaand informatief gesprek op het politiebureau te Enschede - door de moeder van de minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedag 2] 2000, aangifte gedaan ter zake van seksueel misbruik van haar dochter door verdachte, gepleegd in de gemeente Losser in de periode tussen 25 augustus 2012 en
15 september 2012.
Naar aanleiding van deze aangifte wordt door de politie een onderzoek gestart, waarna verdachte op 16 oktober 2012 wordt aangehouden.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Hij heeft betoogd dat uit de verklaringen van zowel het slachtoffer als de verdachte blijkt dat er seksueel contact tussen hen heeft plaatsgehad. Het slachtoffer was ten tijde van dit seksuele contact nog geen zestien jaar en daarmee is naar de mening van de officier van justitie voldaan aan de delictsomschrijving. De officier van justitie heeft in dit verband naar voren gebracht dat volgens vaste jurisprudentie er geen sprake is van seksuele contacten met een ontuchtig karakter indien dit plaatsvindt bij mensen met een gering leeftijdsverschil en met wederzijds goedvinden. In dit geval was echter sprake van een leeftijdsverschil van enkele jaren, terwijl naar het oordeel van de officier van justitie in het dossier ook voldoende aanwijzingen bestaan voor het oordeel dat de seksuele handelingen niet met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden.
De raadsman heeft - kort gezegd - aangevoerd dat uit de jurisprudentie blijkt dat onder omstandigheden het ontuchtig karakter aan de gepleegde gedragingen kan komen te ontvallen. Dit is bijvoorbeeld het geval indien sprake is van vrijwilligheid en indien er een gering leeftijdsverschil is tussen personen. Nu in de voorliggende zaak aan beide vereisten is voldaan, dient verdachte vrijgesproken te worden van het hem ten laste gelegde.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ten laste gelegde feiten dat vast staat dat er op 30 augustus 2012 seksueel contact is geweest tussen de verdachte en de in de dagvaarding genoemde minderjarige [slachtoffer]. De seksuele handelingen bestonden hierin dat verdachte zijn vinger in de vagina van dat meisje heeft gebracht en dat zij zijn penis heeft vastgehouden.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of in de voorliggende zaak sprake is van ontuchtige handelingen. De Hoge Raad heeft bij arrest van 24 juni 1997 (LJN ZD0775) en 30 maart 2010 (LJN BK4794) bepaald dat de artikelen 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 247 Sr strekken tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die daartoe, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen geacht worden niet of onvoldoende in staat te zijn. Onder omstandigheden kan het ontuchtig karakter ontbreken bij seksueel contact met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren als het gaat om een vrijwillig contact tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en eventueel een affectieve relatie hebben. In het kader van het hiervoor geformuleerde toetsingskader en de uitzonderingsbepalingen daarop, kan aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting als vaststaand worden aangenomen dat aangeefster op 12- jarige leeftijd de toen ruim drie jaar oudere verdachte heeft leren kennen bij een carnavalsvereniging, waarna zij - na contacten over en weer via de sociale media facebook en twitter - verliefd op hem is geworden, welke verliefdheid tijdens de daarop volgende zomervakantie uiteindelijk heeft geleid tot verkering tussen betrokkenen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank in de voorliggende situatie worden uitgegaan van een affectieve relatie tussen een twaalfjarig meisje en een op dat moment bijna 16-jarige verdachte.
Met betrekking tot de vraag of in dat verband al dan niet sprake is geweest van een gering leeftijdsverschil, kan naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid niet direct een scherpe afgrenzing worden gegeven. Hoewel de leeftijd van het slachtoffer genoemd in artikel 245 Sr een geobjectiveerd bestanddeel is, zodat opzet of schuld met betrekking tot de jonge leeftijd in beginsel daarom niet is vereist, hecht de rechtbank in het toetsingskader in sterke mate belang aan het feit dat verdachte heeft verklaard dat aangeefster tegen hem heeft gezegd dat zij veertien jaar oud was. De rechtbank stelt in dit verband vast dat zich bij de stukken bevindt een facebook pagina van aangeefster, waarop zij als haar geboortejaar aangeeft [geboortedag 2] 1998
In onderling verband en samenhang bezien, merkt de rechtbank deze omstandigheden voor verdachte aan als verontschuldigbaar in het kader van de door hem gepleegde seksuele handelingen met een meisje dat jonger was dan 16 jaar.
De vraag of verdachte hierbij enige dwang heeft toegepast, kan door de rechtbank niet bevestigend worden beantwoord, omdat de verklaringen van aangeefster en verdachte elkaar op dit punt te zeer tegenspreken. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij tegen haar wil seksuele handelingen heeft verricht of bij zichzelf heeft laten verrichten, en dat zij dat tegen verdachte heeft gezegd. De verdachte heeft echter verklaard dat er naar zijn mening sprake was van vrijwilligheid. De rechtbank acht geen feiten en/of omstandigheden aanwezig om aan de verklaring van aangeefster meer geloof te hechten dan aan die van verdachte. Gegeven het feit dat tussen verdachte en aangeefster ten tijde van deze handelingen sprake was van een liefdesrelatie tussen tieners, waarvan naar het oordeel van de rechtbank niet op voorhand op grond van het leeftijdsverschil kan worden gesteld dat deze als ongelijkwaardig dient te worden bestempeld, is het naar het oordeel van de rechtbank mogelijk dat sprake was van wederzijds goedvinden dan wel dat verdachte het, mede gezien zijn persoonlijkheid, niet heeft kunnen merken als het slachtoffer iets niet meer wilde. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de tussen verdachte en aangeefster verrichte seksuele handelingen als consensueel kunnen worden aangemerkt.
Tot slot zal de rechtbank dienen te beoordelen of die handelingen als “ontuchtig” in de zin van artikel 245 Sr en/of artikel 247 Sr zijn te beschouwen.
Blijkens de wetsgeschiedenis strekken deze artikelen tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Zoals hiervoor reeds aangegeven, kan onder omstandigheden aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Zoals uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis met betrekking tot de totstandkoming van dit artikel 245 Sr blijkt, heeft de wetgever in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de betreffende seksuele handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard. Daaruit vloeit voort dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dergelijke omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, aankomt op de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval. In dat verband is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet sprake is van handelingen van verdachte die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, doch van een gedraging die moet worden gekenschetst als een niet exceptionele seksuele verkenningstocht in het kader van een vrijwillig seksueel contact tussen twee jongeren die verkering met elkaar hadden en die in betrekkelijk geringe mate in leeftijd verschilden.
Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank het ontuchtig karakter
aan de door verdachte gepleegde handelingen komen te ontvallen. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.

6.De schade van benadeelden

6.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde], wonende te [woonplaats], aan de[adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, namens haar minderjarige dochter [slachtoffer], op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 775,26 (zevenhonderd vijf en zeventig euro en zes en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • materiële schade van € 125,26;
  • immateriële schade van € 650,--.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [benadeelde] voornoemd, in het geheel
niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij
de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H.W. Teekman, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M. Melaard en mr. C. Verdoold, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2013.