ECLI:NL:RBOVE:2013:1385

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
C/08/139754 / KG ZA 13-197
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot medewerking aan de verkoop van de woning in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, na de echtscheiding in 2012, de man aangesproken om medewerking te verlenen aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. De vrouw vorderde in kort geding dat de man, op straffe van een dwangsom, zou moeten meewerken aan de verkoop. De man had eerder aangegeven de woning te willen overnemen, maar kwam hierop terug en stagneerde de verkoop. Tijdens de zitting op 3 juli 2013 werd duidelijk dat de man zijn toezeggingen niet nakwam, wat leidde tot de vordering van de vrouw. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de vrouw voldoende was aangetoond, maar dat de situatie complex was door de onderwaarde van de woning en de hypotheekverplichtingen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de man constructief moest meewerken aan de verkoop, maar dat het opleggen van een dwangsom niet op zijn plaats was. De vorderingen van de vrouw werden afgewezen, en de kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/139754 / KG ZA 13-197
datum vonnis: 10 juli 2013 (a)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen de vrouw,
advocaat: mr. L. van Straten te Hengelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen de man.

1.Het procesverloop

1.1
De vrouw heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 3 juli 2013. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw, vergezeld door mr. L. van Straten, en de man. De standpunten zijn toegelicht, door de man aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.3
Ter zitting hebben partijen enige afspraken gemaakt, die zijn neergelegd in een proces-verbaal.
1.4
Bij faxbericht van 5 juli 2013 heeft mr. Van Straten de rechtbank laten weten dat de man de gemaakte afspraken niet is nagekomen. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht vonnis te wijzen.
1.5
Op 8 juli 2013 is bij de rechtbank binnengekomen een afschrift van een brief d.d.
5 juli 2013 van de man aan zijn advocaat. Omdat de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting was geëindigd, heeft de voorzieningenrechter op deze brief geen acht geslagen.
1.6
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn in 2008 met elkaar gehuwd. Tussen partijen golden huwelijkse voorwaarden. Op 14 maart 2012 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
De beschikking is op 16 april 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de voormalige echtelijke woning aan de
[adres] te [plaats] (hierna: de woning).
Ter terechtzitting van 19 september 2012 zijn partijen overeengekomen dat de woning zal worden verkocht door Prisma Makelaars.
Bij beschikking van 19 december 2012 heeft de rechtbank bepaald, "dat partijen voor een gelijk deel draagplichtig zijn voor het te verwachten negatieve saldo resterend uit verkoop van de woning, (…) en dat partijen gehouden zijn de helft van de schuld te voldoen."
De vrouw heeft per 21 juni 2012 de woning verlaten. De man is in de woning blijven wonen.

3.Het geschil

3.1
Bij dagvaarding vordert de vrouw bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - kort gezegd - de man op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om zijn medewerking te verlenen aan het in de verkoop zetten van de woning en, indien de man zijn medewerking daaraan weigert, te bepalen dat het vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van de man.
3.2
De vrouw stelt daartoe - samengevat weergegeven - dat de man de verkoop stagneert. De man heeft eerst te kennen heeft gegeven de woning te willen overnemen, maar is daar later op teruggekomen. In onderling overleg is Prisma Makelaars aangewezen als verkopend makelaar. De man komt echter zijn toezeggingen aan de vrouw en de makelaar niet na.
Pas op 26 maart 2013 heeft de man het opdrachtformulier van de makelaar getekend.
Eind april 2013 heeft de man aan de makelaar te kennen gegeven, dat hij wil onderzoeken of hij de woning op eigen naam kan financieren. In dat kader heeft de man op 10 juni 2013 jegens de makelaar een voorbehoud gemaakt. Vanwege dit voorbehoud en vanwege zijn weigering om mee te werken aan voorbereidende verkoophandelingen, kan de makelaar de woning nog niet in de verkoop zetten.
De man staat op het punt voor zeven weken naar het buitenland te vertrekken. De vrouw meent dat de woning zo spoedig mogelijk in de verkoop moet worden gezet en dat (de aanvang van) de verkoop niet over de zomervakantie heen moet worden getild. De vrouw ziet zich daarom genoodzaakt dit kort geding in te leiden.
3.3
De man heeft de vorderingen van de vrouw gemotiveerd betwist en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De man heeft het spoedeisend belang van de vrouw betwist, maar de voorzieningen-rechter oordeelt dat het spoedeisend belang van de vrouw reeds in voldoende mate voortvloeit uit haar stellingen en de aard van het gevorderde. De voorzieningenrechter komt daarmee toe aan een materiële beoordeling van het onderhavige geschil.
4.2
De voorzieningenrechter overweegt dat partijen geconfronteerd worden met een probleem dat geen eenvoudige oplossing kent. De woning heeft een aanzienlijke onderwaarde, mogelijk meer dan € 70.000,--. Als die onderwaarde bij verkoop van de woning wordt geconcretiseerd, zijn partijen (in hun onderlinge verhouding) voor een gelijk deel draagplichtig voor die onderwaarde. Ten opzichte van de hypotheeknemer zijn partijen echter na verkoop ieder voor de gehele onderwaarde aansprakelijk. Thans wordt de woning bewoond door de man en hij betaalt de hypotheeklasten. Voor de vrouw geldt echter, dat als de man met die betaling in gebreke zou blijven, de hypotheeknemer ook verhaal zal kunnen zoeken bij de vrouw. Dat heeft zich eind 2012 voorgedaan en zou zich opnieuw kunnen voordoen als in hoger beroep is beslist over de partneralimentatie.
4.3 Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding is naar voren gekomen, dat de man er de voorkeur aan geeft in de woning te blijven wonen en de woning geheel op zijn naam te krijgen. Ter zitting is tevens naar voren gekomen dat voor het realiseren van dat verlangen twee grote hindernissen moeten worden genomen: a.) betaling door de vrouw van de helft van de onderwaarde en b.) ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid bij de hypotheeknemer.
Uitgaande van wat ter zitting naar voren is gebracht, lijkt deze mogelijkheid niet te realiseren. Het staat de man uiteraard vrij die mogelijkheid toch te blijven onderzoeken, maar een dergelijk onderzoek mag geen vertraging veroorzaken in het verkooptraject. Van de man mag worden verlangd dat hij zich constructief opstelt met betrekking tot de afgesproken verkoop van de woning.
4.4
De voorzieningenrechter overweegt dat de vrouw koerst op een gewone verkoop van de woning, in de zin van een onderhandse verkoop door een makelaar. Die route lijkt in het belang van beide partijen, omdat de verwachting gerechtvaardigd is, dat op die wijze de beste prijs zal worden gerealiseerd.
Voor een dergelijke verkoop is de medewerking van zowel de vrouw als de man een vereiste. Er zal immers een vraagprijs moeten worden vastgesteld (en wellicht na verloop van tijd worden bijgesteld), een datum voor de levering en dergelijke.
4.5
Ter zitting heeft de man gezegd de volgende dag de makelaar te bezoeken en hem in de gelegenheid te stellen te doen wat nodig is om de woning in de verkoop te zetten. Tevens zou hij de makelaar een sleutel geven.
4.6
Het schriftelijke bericht van mr. Van Straten d.d. 5 juli 2013, dat de man niet al datgene heeft gedaan dat nodig was voor de makelaar om de woning in de verkoop te nemen, leidt ertoe dat thans vonnis wordt gewezen. De gevorderde voorzieningen zullen evenwel niet worden toegewezen, waartoe de voorzieningenrechter als volgt overweegt.
4.7
De vrouw vordert 'medewerking aan het in de verkoop zetten' en aan enige verkoopbevorderende activiteiten. Ter zitting is gebleken dat de man bereid is zijn bijdrage te leveren aan de beoogde verkoop. Het realiseren van de beste prijs is ook in zijn belang. Indien de door de man toegezegde medewerking thans wordt onderworpen aan een dwangsom, bestaat de mogelijkheid dat de in r.o. 4.4 beschreven wijze van verkoop in onderling overleg zodanig onder spanning komt te staan, dat die verkoop niet op een goede manier vorm krijgt. Daarbij speelt mede een rol dat 'medewerking' een begrip is dat zich op meer dan één manier laat invullen, waardoor geschillen over het al dan niet zijn verbeurd van dwangsommen geenszins denkbeeldig zijn.
4.8
De man kan -uiteraard- worden gehouden aan de afspraken die hij bij het kort geding heeft gemaakt en die zijn neergelegd in het proces-verbaal. Mede gelet op die afspraken is de voorzieningenrechter van oordeel dat er thans geen plaats is voor een veroordeling op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.9
Omdat partijen gewezen echtelieden zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de kosten te compenseren, aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Compenseert de kosten van dit geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.