5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is evenals de officier van justitie en verdediging van oordeel dat verdachte van moord dient te worden vrijgesproken, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Ten aanzien van het subsidiair als doodslag tenlastegelegde feit
1.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij blijft bij de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd, waarin hij heeft bekend [slachtoffer] te hebben gedood;
2.
Verdachte heeft bij de politie, naar aanleiding van aan hem gestelde vragen, het volgende verklaard.
(de vragen van verbalisant(en) zijn weergegeven met een V en de antwoorden van verdachte met een A)
V: Jij hebt vanmiddag iets gezegd, je hebt de naam genoemd en je hebt gezegd, dat heb ik gedaan en we zullen je de ruimte geven om te vertellen wat je daarover te vertellen hebt.
(…)
V: Maar misschien zal ik een klein opzetje, dat jij bijvoorbeeld ’s-morgens opstaat en dat je dan doorvertelt wat er gebeurd is.
A: Ja ‘s middags op straat tegen 1 uur of zo, ik heb [slachtoffer] heb ik die dag (de rechtbank begrijpt dat hier, gelet op de overige bewijsmiddelen, 17 augustus 2011 wordt bedoeld) gebeld (…) ik denk tegen 7 uur of 8 uur. Of ie thuis was vroeg ik. Hij was thuis en toen ben ik naar zijn appartement gegaan (…) want ik wilde met hem praten over eh, hij had beelden voor mij. Video’s of foto’s (…). Hij had video’s en die wou ik van hem. En toen zijn we naar Hengelo gegaan. Vanuit Hengelo zijn we richting, ik weet niet meer precies hoe ik ben gegaan, maar bij de tussen Delden en Hengelo is ergens een bosweg en daar is ook zo’n onder een brug maar eh we zijn. Oh nee niet onder de brug eerst. Eerst zijn we vlakbij de brug (…) hebben daar gezeten. (…) Toen zei ik van geef mij nou die foto’s of video’s of wat je ook hebt over mij. Maar hij zei, ik heb niks. (…) Toen werd ik een beetje agressief en hij wou weg. (…) Hij zegt neen ik heb geen video’s, je krijgt niks, maar hij ging wel om te zeggen, hij lachte wel zo alsof hij ze had, maar hij wou ze niet geven.
(…)
En toen zijn we een beetje gaan duwen en toen heb ik hem geslagen met de vuist. En toen is hij gevallen. En eh, nadat hij was gevallen toen ging ik op hem zitten, op zijn borst op zijn buik. Ja toen heb ik hem nog een paar keer geslagen want hij begon helemaal te schreeuwen (…) toen ben ik bovenop hem gaan liggen, dat ik hem vast had. Ik probeerde zijn mond dicht te houden met die vissers dat niemand het volgt. En toen ben ik op de benen gegaan. Toen heb ik hem, toen begon ik hem te schoppen op zijn hoofd. En dat duurde wel lang (…). Ik heb hem best veel geschopt. En ja, toen in één keer, toen hoorde ik niets meer.
(…) Ik heb hem uitgekleed. Ik heb alleen zijn onderbroek en sokken aangelaten (…) en toen in het water gegooid en toen ben ik weggegaan (…) Het was ongeveer volgens mij rond half 11/ 11 uur. Dat was die dag. Toen ben ik naar huis gegaan.
(…)
V: (…)Je gaat met de taxi naar Düsseldorf en dan ?
A: (…) Eerste vliegtuig dat naar Turkije ging wilde ik eigenlijk nemen (…) Toen heb ik ticket gekocht. En toen volgens mij 5 uur of 6 uur ben ik met vliegtuig naar Turkije gegaan.
(…)
V: Toen heb je geslagen, waar precies ?
A: Op zijn hoofd
(…)
V: En dat slagen, hoe heb je dan de handen. Hoe zijn de handen dan?
A: Met de vuist geslagen.
(…)
A: Toen is hij op de grond gevallen, toen ben ik bovenop hem gaan zitten (…) op zijn buik zeg maar (…) en toen ben ik op hem gaan zitten zodat hij niet kon schreeuwen. En toen was het al begonnen (…) Toen heb ik even mijn mond gehouden, toen kon ik niet meer houden en toen ben ik op de been gegaan en heb hem heel vaak geschopt.
V: Toen ben je op zijn buik gaan zitten, nog een paar keer geslagen.
A: Ja (…) op zijn gezicht, (…) twee keer (…) met de vuist.
V: Wat heb je toen gedaan toen hij begon te schreeuwen ?
A: Toen heb ik hem nog twee keer geslagen. Ik probeerde zijn mond vast te houden.
V: Hoe heb je dat gedaan ?
A: (…) Ik weet niet meer precies hoe maar toen heb ik geprobeerd en dit zeg maar op zijn mond te houden.
V: De onderarm wijs je aan ?
A: Ja, toen ben ik in één keer op de been gegaan. Toen heb ik hem op zijn hoofd geschopt.
(…)
V: Wat denk je hoe vaak je geschopt hebt ?
A: Als ik eerlijk moet zijn ik denk dat ik wel 30 keer heb geschopt, misschien wel vaker.
(…)
V: En in hoeverre haalde hij adem ?
A: Hij haalde geen adem meer.
V: Vanaf welk moment was dat ?
A: Vanaf dat ik hem schopte.
V: Hoe weet je dat ?
A: Ik probeerde te voelen en te luisteren maar hij haalde geen adem.
(...)
V: Dus als ik het goed begrijp hoorde en voelde je geen adem meer. En wat betekende dat voor jou ?
A: Dat hij dood was.
(…)
A: Toen heb ik andere kant omgedraaid, uitgekleed. Ketting had hij volgens mij ook om.
Armband had hij enzo.
(…)
V: Dan heb je de kleren neergelegd en toen heb je [slachtoffer] in het water gedaan, hoe heb je dat toen gedaan ?
A: Gewoon bij zijn voeten gepakt tot aan de kant zeg maar. En toen heb ik zijn hand en hoofd gepakt eerst, heb ik hem erin gegooid, toen heb ik geduwd van de enkel zeg maar.
(…)
A: (…) Zeg maar dat hij met zijn hoofd in het water kwam en toen heb ik hem bij de enkels gepakt en heb hem in het water geduwd.
(…)
V: Je hebt al verteld, je hebt een paar mensen verteld in Turkije wat er is gebeurd, was je vriendin zei je al. Aan wie heb je het nog meer verteld ?
A: Ja aan één van mijn neven hem ik het ook verteld.
(…)
V: Je zei net dat [slachtoffer] een ketting om had (…) Wat voor ketting was dat ? (…) Wanneer heb je die voor het eerst gezien ?
A: Toen.
V: (…) Dat bedoel ik eigenlijk. Had je hem daarvoor, weet je vroeger, je kent hem al heel lang.
A: Nee ik heb niet echt zulke herinneringen maar omdat ik hem toen uitkleed. Want ik dacht nog zal ik dat ook weghalen maar ik heb gelaten. Een ook een armband.
V: Wat voor soort armband ?
A: Volgens mij (…) was armband en ketting zelfde.
(…)
A: Ketting heb ik niet aangeraakt.
V: (…) Je hebt verteld, op een gegeven moment dan begint ie te praten of te schreeuwen, [slachtoffer] en heb jij verteld, heb je onderarm, tenminste als ik het goed begrepen heb, op zijn mond gedrukt ?
A: Ja
V: Hoe lang heb je dat gedaan, denk je ?
A: …stilte… 30 seconden.
(…)
V: Toen je de arm er weer afhaalde, wat hoorde je toen en wat zag je toen ?
A: (…) Toen ben ik gaan opstaan. Toen ben ik begonnen met schoppen.
V: En toen, dan heb je de spullen allemaal uit, hij heeft de onderbroek nog aan, zijn sieraden nog om, zijn halsketting nog om, wat doe je dan ?
A: Toen heb ik [slachtoffer] in het water gegooid.
(…)
V: Heb jij toen hij in het water ging zeg maar, heb jij dat nog verder bekeken.
A: Ja ik heb wel even gekeken.
V: Wat zag je toen ?
A: Volgens mij zijn onderlichaam, hij ging wel iets in het water, zijn hoofd bleef boven zeg maar.
(…)
V: Hij dreef dus op zijn rug ?
A: Ja maar zijn voeten waren wel iets naar beneden gezakt maar zijn hoofd niet.
V: Hoe lang heb je daar naar gekeken ?
A: Een minuut, misschien 30 seconden.
3.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Op 18 augustus 2011 omstreeks 07.45 uur werd mij verzocht te gaan naar de Werninksweg te Ambt Delden. Aldaar zou in het Twentekanaal, zijtak Almelo, ter hoogte van het viaduct van de rijksweg A1, een lijk zijn aangetroffen van vermoedelijk een manspersoon.
Na aankomst op genoemde lokatie werd mij meegedeeld dat collega’s het levenloze lichaam van vermoedelijk een man in het Twentekanaal hadden aangetroffen.
In overleg met de GGD arts K. Soethout is besloten samen een schouw uit te voeren op het slachtoffer. Het slachtoffer bleek te zijn overleden. In het gezicht van het slachtoffer werden meerdere verwondingen aangetroffen. Het slachtoffer was enkel gekleed in een onderbroekje. Om zijn nek droeg hij een soort van gouden ketting en om zijn pols droeg hij een identieke gouden armband. Op 18 augustus 2011 omstreeks 18.00 uur werd mogelijk de identiteit bekend van het slachtoffer. Het zou gaan om [slachtoffer], gewoond hebben de te [adres slachtoffer]. Blijkens bericht van de dienst IPOL en de KLP bleek, na dactyloscopisch onderzoek, dat het [slachtoffer] betrof.
4.
De getuige [getuige 1] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
[verdachte] is de zoon van mijn oom. [verdachte] is in de zomer van 2011 naar Turkije gekomen. Hij is toen bijna een jaar lang in Turkije gebleven. Toen wij elkaar hier spraken gaf hij aan dat hij in Nederland een moord had gepleegd en zich zou aangeven. Ik weet dat hij naar Nederland is gegaan met de bedoeling zich aan te geven. Hij heeft het over een vroegere buurman van hun gehad. Deze man zou bekend staan als een kindermisbruiker. Hij zou ook hem hebben misbruikt.
5.
De getuige [getuige 2] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Toen ik op 17 augustus 2011 omstreeks 21.30 uur mijn rolgordijnen dicht wilde doen, zag ik dat [slachtoffer] zijn gordijn dicht deed. Wij zwaaiden nog naar elkaar. Dat was de laatste keer dat ik [slachtoffer] heb gezien.
De getuige [getuige 3] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Woensdagavond 17 augustus 2011 was ik thuis. Meneer [slachtoffer] is die avond nog even bij mij geweest. Omstreeks 21.30 uur ging hij weg. Hij zei dat hij ging slapen.
6.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Op 18 augustus 2011 09.40 uur werden wij verzocht te gaan naar [adres slachtoffer]. Omstreeks 09.45 uur waren wij ter plaatse. De bewoonster van [adres] vertelde dat zij deze ochtend geen contact met de buurman had gehad, terwijl zij normaal iedere ochtend contact met hem had. Vervolgens hebben wij genoemde woning betreden. In de slaapkamer zag ik een tweepersoons bed staan. Ik zag dat het bed onbeslapen was.
7.
De deskundige Dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en (forensisch) patholoog heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerapporteerd.
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van de 59 jaren oud geworden [slachtoffer] zijn twee aanwijsbare oorzaken voor het intreden van de dood, namelijk verwikkelingen van samendrukkende geweldsinwerking op de hals en verwikkelingen van hevige botsende geweldsinwerking op het hoofd, elk op zich dan wel in combinatie.
8.
De deskundige Soerdjbalie-Maikoe voornoemd heeft, zakelijk weer gegeven, aanvullend het volgende gerapporteerd.
De letsels aan de buik zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stom geweld zoals kan ontstaan door botsen (stoten in de zin van vallen, slaan duwen, zitten of op schuren tegen de buik). Deze letsels waren bij leven ontstaan. Indien er sprake is geweest van drukuitoefening hoog aan de buik/borstkas, kan daarmee houdingsafhankelijke belemmering van de zuurstoftoevoer zijn ontstaan. Dit ontstaat doordat drukuitoefening op de buik de ademhalingsfunctie kan belemmeren en daardoor effecten van verstikking kunnen zijn opgetreden. Hiermee komt er in de onderhavige casus dan een derde mogelijke doodsoorzaak.
Betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat een ander dan verdachte het feit moet hebben gepleegd en dat de bekennende verklaringen van verdachte als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt, zodat die verklaringen en de bewijsmiddelen die daaruit voort zijn gekomen, van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
In de nacht waarin het slachtoffer van het leven is beroofd, is verdachte naar Düsseldorf gegaan en is hij daarvandaan rond 6.00 uur met een last minute boeking naar Turkije gevlogen zonder dat een terugreis was geboekt.
Verdachte heeft niet alleen bij de politie bekend [slachtoffer] te hebben gedood, maar hij heeft ook tegen zijn in Turkije wonende neef [getuige 1] gezegd dat hij in Nederland een moord had gepleegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij is teruggekomen naar Nederland kort gezegd omdat hij wroeging had. Kort na terugkomst meldt hij zich ook zelf bij de politie.
Er zijn geen andere motieven voor het vertrek en de terugkeer van verdachte aannemelijk geworden dan een vlucht voor aanhouding respectievelijk om zichzelf uit wroeging aan te geven.
De aanwezigheid van de door verdachte op het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen en door hem beschreven sieraden, waarvan hij zegt deze niet te hebben weggenomen, wordt bevestigd door verbalisant [verbalisant 2].
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer heeft ontkleed tot op zijn onderbroek. Dat komt overeen met hetgeen verbalisant [verbalisant 2] over het aantreffen van het slachtoffer relateert.
Verdachtes verklaring over de wijze waarop hij het lichaam van [slachtoffer] in het kanaal heeft geduwd komt, blijkens de als bijlage bij het door verbalisant [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal gevoegde foto’s 3 en 4, overeen met wijze waarop dat lichaam in het kanaal is aangetroffen.
Het door verdachte beschreven tijdstip waarop hij zich met [slachtoffer] bij het kanaal bevond past in de overigens vast te stellen tijdslijn. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verklaren het slachtoffer op 17 augustus 2011 omstreeks 21.30 uur nog te hebben gezien. De volgende ochtend omstreeks 09.45 uur wordt door verbalisant [verbalisant 3] het bed van het slachtoffer onbeslapen aangetroffen.
De gewelddadige handelingen die verdachte zegt te hebben uitgevoerd passen bij hetgeen door de patholoog-arts met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer] is bevonden.
Op grond van het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat de bij de politie afgelegde gedetailleerde verklaringen van verdachte over zijn betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer [slachtoffer], een zodanige bevestiging vinden in vorenstaande elementen, dat die verklaringen als betrouwbaar dienen te worden aangemerkt en aldus voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Het verweer wordt dus verworpen.
Voor zover de raadsman overigens heeft betoogd dat verdachtes verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu er sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv overweegt de rechtbank, dat hiervoor reeds is overwogen dat er geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen.
Dit verweer treft dus geen doel.