ECLI:NL:RBOVE:2013:1288

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
8 juli 2013
Zaaknummer
08/700134-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op 59-jarige man in Hof van Twente met gewelddadige handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op een 59-jarige man uit Goor. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, gelijk aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk het leven van het slachtoffer heeft beëindigd, maar niet met voorbedachte rade heeft gehandeld. De feiten vonden plaats op of omstreeks 17 augustus 2011 in Delden, waar de verdachte het slachtoffer met opzet heeft geslagen, geschopt en op hem is gaan zitten, waardoor de ademhaling van het slachtoffer ernstig werd belemmerd. De verdachte heeft na de daad het lichaam van het slachtoffer in het Twentekanaal gedumpt. Tijdens de rechtszaak heeft de verdachte verschillende verklaringen afgelegd, waarbij hij zijn betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer heeft erkend. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als betrouwbaar aangemerkt, mede door de bevestiging van andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verminderde toerekeningsvatbaarheid, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van het delict een lange gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700134-12
Datum vonnis: 9 juli 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op[geboortedag] 1984 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Achterhoek - HvB de Kruisberg te Doetinchem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 oktober 2012, 19 december 2012, 5 maart 2013, 28 mei 2013 en 25 juni 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Veen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Schiedam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer], al dan niet met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2011, althans in of omstreeks de periode van
17 augustus 2011 tot en met 18 augustus 2011, te Delden, gemeente Hof van
Twente, althans in Nederland, opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten
rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat
opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), die [slachtoffer] (telkens) op/tegen
het hoofd en/of het lichaam gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of
getrapt en/of op de buik, althans op het lichaam, van die [slachtoffer] is gaan
zitten, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] ernstig werd belet en/of
belemmerd en/of beperkt en/of de hand(en) en/of de arm op de mond en/of de
keel gelegd en/of (vervolgens) de mond en/of de keel van die [slachtoffer]
dichtgeduwd en/of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen, althans de hand(en) op/om
de mond van die [slachtoffer] gehouden, zodat die [slachtoffer] niet kon ademen, in
ieder geval samendrukkend geweld op/tegen de hals en/of de mond van die
[slachtoffer] uitgeoefend en/of de luchtwegen van die [slachtoffer] dichtgehouden,
althans ernstig belet of belemmerd en/of een of meer andere vormen van geweld
en/of andere geweldshandelingen op het hoofd en/of het lichaam van die
[slachtoffer] en/of tegen die [slachtoffer] heeft toegepast/uitgeoefend, tengevolge
waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wegens doodslag wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie.
Gevoerd verweer
De raadsman heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Hij voert daartoe aan dat het recht op een eerlijk proces van verdachte met voeten is getreden. De schending van de rechten van verdachte en de schending van de normen zijn van zodanige omvang dat herstel niet meer kan plaatsvinden. De overheid heeft alles op alles gezet om de rechten van verdachte te frustreren. In deze zaak is geen sprake en kan ook nooit meer sprake zijn van een fair trial in de zin van artikel 6 EVRM.
De raadsman voert daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
1.
Bij aankomst van verdachte op het politiebureau op 10 juli 2012 is hij als getuige gehoord en is hem daaraan voorafgaand ten onrechte door verbalisant [verbalisant 1] niet de cautie gegeven, terwijl hij op dat moment door het onderzoeksteam al wel als verdachte was aangemerkt;
2.
in het proces-verbaal van aanhouding heeft verbalisant [verbalisant 1] ten onrechte opgetekend dat verdachte een gekozen raadsman wilde consulteren en dat verdachte daarbij de piketadvocaat mr. Sleeswijk-Visser heeft opgegeven. Op het door verbalisant [verbalisant 1] ondertekende piketformulier heeft [verbalisant 1] welbewust ten onrechte aangekruist dat mr. Sleeswijk-Visser de voorkeursadvocaat is van verdachte;
3.
het proces-verbaal inhoudende het zogenaamde 2e vierde verhoor van verdachte, waarin verdachte onder meer heeft verklaard over een andere advocaat, is tot kort voor de verhoren van getuigen bij de rechter-commissaris, bewust buiten het dossier gelaten;
4.
politie en justitie hebben doelbewust getracht om de raadsman, danwel een kantoorgenoot als raadsman van verdachte weg te houden;
5.
verdachte kende zijn rechten niet en de overheid heeft niet voldaan aan de zorgplicht om verdachte van zijn rechten in kennis te stellen;
6.
het pressieverbod is geschonden nu verdachte voor het afnemen van een verhoor onvrijwillig geboeid uit zijn cel is meegenomen, zonder dat er een bevel medebrenging was.
Oordeel van de rechtbank
1.
De cautieplicht geldt op het moment dat aan een verdachte concrete vragen worden gesteld omtrent de betrokkenheid bij een strafbaar feit. Op 10 juli 2012 komt verdachte op het politiebureau en op de vraag van verbalisant [verbalisant 1] wat de reden is van zijn komst antwoordt verdachte dat hij komt in verband met de dood van [slachtoffer]. Daarop zegt hij dat hij het gedaan heeft. Er is derhalve geen sprake van een verhoor als bedoeld in artikel 29 lid 1 Sv en daarom was [verbalisant 1] niet verplicht om verdachte voordat hij de reden van zijn komst bekend maakte, de cautie te geven.
Van een vormverzuim is aldus geen sprake.
2.
De rechtbank constateert dat op de door de raadsman genoemde bescheiden melding wordt gemaakt van de advocaatkeuze van verdachte. Niet blijkt dat verdachte ten tijde van het opmaken van die bescheiden de naam van een voorkeursadvocaat heeft genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van verbalisant [verbalisant 1], zoals hij die als getuige heeft afgelegd tegenover de rechter-commissaris, voldoende aannemelijk is geworden dat er sprake was van een vergissing. Van een bewuste misleiding, zoals door de verdediging is gesteld, is niet gebleken, zodat de grondslag aan het verweer van de raadsman is komen te ontvallen. Het verweer wordt om die reden gepasseerd.
3.
Het zogenaamde 2e vierde verhoor van verdachte is pas in een laat stadium aan het strafdossier toegevoegd. De rechtbank heeft geen redenen om aan te nemen dat dit doelbewust is gebeurd. De politie heeft uiteindelijk zelf het proces-verbaal ter sprake gebracht en bovendien beschikte de raadsman al eerder in audiovisuele vorm over dat verhoor van verdachte en is het desbetreffende proces-verbaal vóór de inhoudelijke behandeling van de zaak aan het dossier toegevoegd. Van een onherstelbaar vormverzuim is aldus geen sprake.
4.
Verdachte heeft tot en met zijn derde verhoor op 11 juli 2012 gedetailleerde verklaringen afgelegd. In de namiddag van 12 juli 2012 zegt verdachte na te denken over een andere advocaat. Vanaf het moment dat gebleken is dat hij een andere advocaat overwoog, heeft hij gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Zonder aanwezigheid van mr. Kekik heeft hij niet meer inhoudelijk over de zaak verklaard.
Voor zover er al sprake is van enig verzuim is dit verzuim hersteld.
Weliswaar had voortvarender moeten worden gehandeld toen (gelet op de verklaring van [verbalisant 1] tegenover de rechter-commissaris) op donderdag 12 juli 2012 ‘s avonds laat duidelijk werd dat verdachte bijstand van een andere raadsman wenste, maar verdachte is daardoor, gelet op het vorenstaande, op geen enkele wijze in zijn verdediging geschaad.
5.
Dat de overheid heeft nagelaten aan haar zorgplicht te voldoen, is niet aannemelijk gemaakt en geworden. Vanaf verdachtes eerste verhoor is verdachte door de verbalisanten op zijn rechten gewezen. De tijdens het eerste verhoor door verbalisant [verbalisant 1] gestelde vraag of verdachte alles begreep, heeft verdachte bevestigend beantwoord. Overigens heeft verdachte vanaf het eerste tot en met het laatste verhoor op geen enkel moment laten weten dat hij iets niet begreep. Bovendien heeft verdachte een raadsman van wie mag worden verondersteld dat hij zaken uitlegt die verdachte niet begrijpt en op wie een zorgplicht rust waar het gaat om informatieverschaffing aan zijn cliënt.
6.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman geschetste gang van zaken geen ongeoorloofde pressie op verdachte oplevert.
Daarvan is alleen sprake zijn als zich een zodanige verhoorsituatie voordoet dat een verdachte niet meer in vrijheid kan verklaren. Dat is hier niet het geval geweest.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de door de raadsman gevoerde verweren, ook niet in onderlinge samenhang bezien, niet leiden tot de conclusie dat de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan, zodat het verweer wordt verworpen.
Ook overigens is de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachtes bekennende verklaringen de basis vormen voor een bewezenverklaring van de impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag. Van bewijsuitsluiting, in verband met het doelbewust onthouden van rechtsbijstand, is geen sprake. Het betoog van de raadsman waarop hij zijn stelling dienaangaande baseert, is niet aannemelijk geworden. Van bewijsuitsluiting van verdachtes verklaringen in verband met het niet geven van de cautie door de opsporingsambtenaar, is evenmin sprake, aangezien er op het moment waarop de raadman doelt, nog geen sprake was van een verhoorsituatie als bedoeld in artikel 29 lid 1 Sv.
Dat de verklaringen van verdachte betrouwbaar zijn blijkt uit de combinatie van die verklaringen met andere bevestigende bewijsmiddelen. De door verdachte aantoonbaar onjuist afgelegde verklaring over de locatie waar het slachtoffer te water is gelaten kan worden verklaard door het feit dat verdachte mogelijk de naam of namen van (een) andere betrokkene(n) bij het feit wil verhullen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken nu hij het hem tenlastegelegde feit niet gepleegd heeft en ook niet gepleegd kan hebben. Er is, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, veeleer een scenario aannemelijk waarin een ander of anderen dan verdachte het feit gepleegd hebben. Indien het gevoerde verweer niet resulteert in een niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient het in ieder geval te leiden tot bewijsuitsluiting en in het uiterste geval tot strafvermindering.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is evenals de officier van justitie en verdediging van oordeel dat verdachte van moord dient te worden vrijgesproken, nu uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Ten aanzien van het subsidiair als doodslag tenlastegelegde feit
1.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij blijft bij de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd, waarin hij heeft bekend [slachtoffer] te hebben gedood; [2]
2.
Verdachte heeft bij de politie, naar aanleiding van aan hem gestelde vragen, het volgende verklaard.
(de vragen van verbalisant(en) zijn weergegeven met een V en de antwoorden van verdachte met een A)
1e verhoor:
V: Jij hebt vanmiddag iets gezegd, je hebt de naam genoemd en je hebt gezegd, dat heb ik gedaan en we zullen je de ruimte geven om te vertellen wat je daarover te vertellen hebt.
(…)
V: Maar misschien zal ik een klein opzetje, dat jij bijvoorbeeld ’s-morgens opstaat en dat je dan doorvertelt wat er gebeurd is.
A: Ja ‘s middags op straat tegen 1 uur of zo, ik heb [slachtoffer] heb ik die dag (de rechtbank begrijpt dat hier, gelet op de overige bewijsmiddelen, 17 augustus 2011 wordt bedoeld) gebeld (…) ik denk tegen 7 uur of 8 uur. Of ie thuis was vroeg ik. Hij was thuis en toen ben ik naar zijn appartement gegaan (…) want ik wilde met hem praten over eh, hij had beelden voor mij. Video’s of foto’s (…). Hij had video’s en die wou ik van hem. En toen zijn we naar Hengelo gegaan. Vanuit Hengelo zijn we richting, ik weet niet meer precies hoe ik ben gegaan, maar bij de tussen Delden en Hengelo is ergens een bosweg en daar is ook zo’n onder een brug maar eh we zijn. Oh nee niet onder de brug eerst. Eerst zijn we vlakbij de brug (…) hebben daar gezeten. (…) Toen zei ik van geef mij nou die foto’s of video’s of wat je ook hebt over mij. Maar hij zei, ik heb niks. (…) Toen werd ik een beetje agressief en hij wou weg. (…) Hij zegt neen ik heb geen video’s, je krijgt niks, maar hij ging wel om te zeggen, hij lachte wel zo alsof hij ze had, maar hij wou ze niet geven.
(…)
En toen zijn we een beetje gaan duwen en toen heb ik hem geslagen met de vuist. En toen is hij gevallen. En eh, nadat hij was gevallen toen ging ik op hem zitten, op zijn borst op zijn buik. Ja toen heb ik hem nog een paar keer geslagen want hij begon helemaal te schreeuwen (…) toen ben ik bovenop hem gaan liggen, dat ik hem vast had. Ik probeerde zijn mond dicht te houden met die vissers dat niemand het volgt. En toen ben ik op de benen gegaan. Toen heb ik hem, toen begon ik hem te schoppen op zijn hoofd. En dat duurde wel lang (…). Ik heb hem best veel geschopt. En ja, toen in één keer, toen hoorde ik niets meer.
(…) Ik heb hem uitgekleed. Ik heb alleen zijn onderbroek en sokken aangelaten (…) en toen in het water gegooid en toen ben ik weggegaan (…) Het was ongeveer volgens mij rond half 11/ 11 uur. Dat was die dag. Toen ben ik naar huis gegaan.
(…)
V: (…)Je gaat met de taxi naar Düsseldorf en dan ?
A: (…) Eerste vliegtuig dat naar Turkije ging wilde ik eigenlijk nemen (…) Toen heb ik ticket gekocht. En toen volgens mij 5 uur of 6 uur ben ik met vliegtuig naar Turkije gegaan. [3]
(…)
V: Toen heb je geslagen, waar precies ?
A: Op zijn hoofd
(…)
V: En dat slagen, hoe heb je dan de handen. Hoe zijn de handen dan?
A: Met de vuist geslagen.
(…)
A: Toen is hij op de grond gevallen, toen ben ik bovenop hem gaan zitten (…) op zijn buik zeg maar (…) en toen ben ik op hem gaan zitten zodat hij niet kon schreeuwen. En toen was het al begonnen (…) Toen heb ik even mijn mond gehouden, toen kon ik niet meer houden en toen ben ik op de been gegaan en heb hem heel vaak geschopt.
V: Toen ben je op zijn buik gaan zitten, nog een paar keer geslagen.
A: Ja (…) op zijn gezicht, (…) twee keer (…) met de vuist.
V: Wat heb je toen gedaan toen hij begon te schreeuwen ?
A: Toen heb ik hem nog twee keer geslagen. Ik probeerde zijn mond vast te houden.
V: Hoe heb je dat gedaan ?
A: (…) Ik weet niet meer precies hoe maar toen heb ik geprobeerd en dit zeg maar op zijn mond te houden.
V: De onderarm wijs je aan ?
A: Ja, toen ben ik in één keer op de been gegaan. Toen heb ik hem op zijn hoofd geschopt.
(…)
V: Wat denk je hoe vaak je geschopt hebt ?
A: Als ik eerlijk moet zijn ik denk dat ik wel 30 keer heb geschopt, misschien wel vaker.
(…)
V: En in hoeverre haalde hij adem ?
A: Hij haalde geen adem meer.
V: Vanaf welk moment was dat ?
A: Vanaf dat ik hem schopte.
V: Hoe weet je dat ?
A: Ik probeerde te voelen en te luisteren maar hij haalde geen adem.
(...)
V: Dus als ik het goed begrijp hoorde en voelde je geen adem meer. En wat betekende dat voor jou ?
A: Dat hij dood was.
(…)
A: Toen heb ik andere kant omgedraaid, uitgekleed. Ketting had hij volgens mij ook om.
Armband had hij enzo.
(…)
V: Dan heb je de kleren neergelegd en toen heb je [slachtoffer] in het water gedaan, hoe heb je dat toen gedaan ?
A: Gewoon bij zijn voeten gepakt tot aan de kant zeg maar. En toen heb ik zijn hand en hoofd gepakt eerst, heb ik hem erin gegooid, toen heb ik geduwd van de enkel zeg maar.
(…)
A: (…) Zeg maar dat hij met zijn hoofd in het water kwam en toen heb ik hem bij de enkels gepakt en heb hem in het water geduwd.
(…)
V: Je hebt al verteld, je hebt een paar mensen verteld in Turkije wat er is gebeurd, was je vriendin zei je al. Aan wie heb je het nog meer verteld ?
A: Ja aan één van mijn neven hem ik het ook verteld.
(…)
V: Je zei net dat [slachtoffer] een ketting om had (…) Wat voor ketting was dat ? (…) Wanneer heb je die voor het eerst gezien ?
A: Toen.
V: (…) Dat bedoel ik eigenlijk. Had je hem daarvoor, weet je vroeger, je kent hem al heel lang.
A: Nee ik heb niet echt zulke herinneringen maar omdat ik hem toen uitkleed. Want ik dacht nog zal ik dat ook weghalen maar ik heb gelaten. Een ook een armband.
V: Wat voor soort armband ?
A: Volgens mij (…) was armband en ketting zelfde.
(…)
A: Ketting heb ik niet aangeraakt. [4]
2e verhoor
V: (…) Je hebt verteld, op een gegeven moment dan begint ie te praten of te schreeuwen, [slachtoffer] en heb jij verteld, heb je onderarm, tenminste als ik het goed begrepen heb, op zijn mond gedrukt ?
A: Ja
V: Hoe lang heb je dat gedaan, denk je ?
A: …stilte… 30 seconden.
(…)
V: Toen je de arm er weer afhaalde, wat hoorde je toen en wat zag je toen ?
A: (…) Toen ben ik gaan opstaan. Toen ben ik begonnen met schoppen. [5]
3e verhoor
V: En toen, dan heb je de spullen allemaal uit, hij heeft de onderbroek nog aan, zijn sieraden nog om, zijn halsketting nog om, wat doe je dan ?
A: Toen heb ik [slachtoffer] in het water gegooid.
(…)
V: Heb jij toen hij in het water ging zeg maar, heb jij dat nog verder bekeken.
A: Ja ik heb wel even gekeken.
V: Wat zag je toen ?
A: Volgens mij zijn onderlichaam, hij ging wel iets in het water, zijn hoofd bleef boven zeg maar.
(…)
V: Hij dreef dus op zijn rug ?
A: Ja maar zijn voeten waren wel iets naar beneden gezakt maar zijn hoofd niet.
V: Hoe lang heb je daar naar gekeken ?
A: Een minuut, misschien 30 seconden. [6]
3.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Op 18 augustus 2011 omstreeks 07.45 uur werd mij verzocht te gaan naar de Werninksweg te Ambt Delden. Aldaar zou in het Twentekanaal, zijtak Almelo, ter hoogte van het viaduct van de rijksweg A1, een lijk zijn aangetroffen van vermoedelijk een manspersoon.
Na aankomst op genoemde lokatie werd mij meegedeeld dat collega’s het levenloze lichaam van vermoedelijk een man in het Twentekanaal hadden aangetroffen.
In overleg met de GGD arts K. Soethout is besloten samen een schouw uit te voeren op het slachtoffer. Het slachtoffer bleek te zijn overleden. In het gezicht van het slachtoffer werden meerdere verwondingen aangetroffen. Het slachtoffer was enkel gekleed in een onderbroekje. Om zijn nek droeg hij een soort van gouden ketting en om zijn pols droeg hij een identieke gouden armband. Op 18 augustus 2011 omstreeks 18.00 uur werd mogelijk de identiteit bekend van het slachtoffer. Het zou gaan om [slachtoffer], gewoond hebben de te [adres slachtoffer]. Blijkens bericht van de dienst IPOL en de KLP bleek, na dactyloscopisch onderzoek, dat het [slachtoffer] betrof. [7]
4.
De getuige [getuige 1] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
[verdachte] is de zoon van mijn oom. [verdachte] is in de zomer van 2011 naar Turkije gekomen. Hij is toen bijna een jaar lang in Turkije gebleven. Toen wij elkaar hier spraken gaf hij aan dat hij in Nederland een moord had gepleegd en zich zou aangeven. Ik weet dat hij naar Nederland is gegaan met de bedoeling zich aan te geven. Hij heeft het over een vroegere buurman van hun gehad. Deze man zou bekend staan als een kindermisbruiker. Hij zou ook hem hebben misbruikt. [8]
5.
De getuige [getuige 2] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Toen ik op 17 augustus 2011 omstreeks 21.30 uur mijn rolgordijnen dicht wilde doen, zag ik dat [slachtoffer] zijn gordijn dicht deed. Wij zwaaiden nog naar elkaar. Dat was de laatste keer dat ik [slachtoffer] heb gezien. [9]
De getuige [getuige 3] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Woensdagavond 17 augustus 2011 was ik thuis. Meneer [slachtoffer] is die avond nog even bij mij geweest. Omstreeks 21.30 uur ging hij weg. Hij zei dat hij ging slapen. [10]
6.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Op 18 augustus 2011 09.40 uur werden wij verzocht te gaan naar [adres slachtoffer]. Omstreeks 09.45 uur waren wij ter plaatse. De bewoonster van [adres] vertelde dat zij deze ochtend geen contact met de buurman had gehad, terwijl zij normaal iedere ochtend contact met hem had. Vervolgens hebben wij genoemde woning betreden. In de slaapkamer zag ik een tweepersoons bed staan. Ik zag dat het bed onbeslapen was. [11]
7.
De deskundige Dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en (forensisch) patholoog heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerapporteerd.
Conclusie
Bij sectie op het lichaam van de 59 jaren oud geworden [slachtoffer] zijn twee aanwijsbare oorzaken voor het intreden van de dood, namelijk verwikkelingen van samendrukkende geweldsinwerking op de hals en verwikkelingen van hevige botsende geweldsinwerking op het hoofd, elk op zich dan wel in combinatie. [12]
8.
De deskundige Soerdjbalie-Maikoe voornoemd heeft, zakelijk weer gegeven, aanvullend het volgende gerapporteerd.
De letsels aan de buik zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch stom geweld zoals kan ontstaan door botsen (stoten in de zin van vallen, slaan duwen, zitten of op schuren tegen de buik). Deze letsels waren bij leven ontstaan. Indien er sprake is geweest van drukuitoefening hoog aan de buik/borstkas, kan daarmee houdingsafhankelijke belemmering van de zuurstoftoevoer zijn ontstaan. Dit ontstaat doordat drukuitoefening op de buik de ademhalingsfunctie kan belemmeren en daardoor effecten van verstikking kunnen zijn opgetreden. Hiermee komt er in de onderhavige casus dan een derde mogelijke doodsoorzaak. [13]
Betrouwbaarheid van de verklaring van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat een ander dan verdachte het feit moet hebben gepleegd en dat de bekennende verklaringen van verdachte als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt, zodat die verklaringen en de bewijsmiddelen die daaruit voort zijn gekomen, van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
 In de nacht waarin het slachtoffer van het leven is beroofd, is verdachte naar Düsseldorf gegaan en is hij daarvandaan rond 6.00 uur met een last minute boeking naar Turkije gevlogen zonder dat een terugreis was geboekt.
 Verdachte heeft niet alleen bij de politie bekend [slachtoffer] te hebben gedood, maar hij heeft ook tegen zijn in Turkije wonende neef [getuige 1] gezegd dat hij in Nederland een moord had gepleegd.
 Verdachte heeft verklaard dat hij is teruggekomen naar Nederland kort gezegd omdat hij wroeging had. Kort na terugkomst meldt hij zich ook zelf bij de politie.
 Er zijn geen andere motieven voor het vertrek en de terugkeer van verdachte aannemelijk geworden dan een vlucht voor aanhouding respectievelijk om zichzelf uit wroeging aan te geven.
 De aanwezigheid van de door verdachte op het lichaam van [slachtoffer] aangetroffen en door hem beschreven sieraden, waarvan hij zegt deze niet te hebben weggenomen, wordt bevestigd door verbalisant [verbalisant 2].
 Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer heeft ontkleed tot op zijn onderbroek. Dat komt overeen met hetgeen verbalisant [verbalisant 2] over het aantreffen van het slachtoffer relateert.
 Verdachtes verklaring over de wijze waarop hij het lichaam van [slachtoffer] in het kanaal heeft geduwd komt, blijkens de als bijlage bij het door verbalisant [verbalisant 2] opgemaakte proces-verbaal gevoegde foto’s 3 en 4, overeen met wijze waarop dat lichaam in het kanaal is aangetroffen. [14]
 Het door verdachte beschreven tijdstip waarop hij zich met [slachtoffer] bij het kanaal bevond past in de overigens vast te stellen tijdslijn. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] verklaren het slachtoffer op 17 augustus 2011 omstreeks 21.30 uur nog te hebben gezien. De volgende ochtend omstreeks 09.45 uur wordt door verbalisant [verbalisant 3] het bed van het slachtoffer onbeslapen aangetroffen.
 De gewelddadige handelingen die verdachte zegt te hebben uitgevoerd passen bij hetgeen door de patholoog-arts met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer] is bevonden.
Op grond van het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat de bij de politie afgelegde gedetailleerde verklaringen van verdachte over zijn betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer [slachtoffer], een zodanige bevestiging vinden in vorenstaande elementen, dat die verklaringen als betrouwbaar dienen te worden aangemerkt en aldus voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Het verweer wordt dus verworpen.
Voor zover de raadsman overigens heeft betoogd dat verdachtes verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu er sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv overweegt de rechtbank, dat hiervoor reeds is overwogen dat er geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen.
Dit verweer treft dus geen doel.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte in de eerste plaats is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 augustus 2011 in de gemeente Hof van Twente opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] tegen
het hoofd gestompt en geschopt en is hij op de buik van die [slachtoffer] gaan
zitten waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd beperkt en de arm op de mond gelegd, zodat die [slachtoffer] niet kon ademen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte impliciet subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 287 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: doodslag.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank houdt rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hiervoor geldende strafmaximum van15 jaren gevangenisstraf en in de straffen die voor doodslag worden opgelegd.
Doodslag is een van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigt.
Verdachte heeft het slachtoffer op een zeer gewelddadige manier om het leven gebracht. Met zijn handelwijze heeft verdachte een onherstelbare inbreuk gemaakt op het meest fundamentele recht van de mens, namelijk het recht op leven. Door de bewezenverklaarde doodslag is bij de directe familie van het slachtoffer een onomkeerbaar verlies teweeggebracht, hetgeen nog eens is verwoord in de door een zus van het slachtoffer opgemaakte en ter terechtzitting voorgelezen verklaring. Het ernstige gevolg van het bewezenverklaarde en de wijze waarop het slachtoffer om het leven is gebracht, hebben een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte heeft bij de politie weliswaar in algemene zin opening van zaken gegeven, maar later en ook ter terechtzitting heeft hij geweigerd om nadere vragen te beantwoorden, in het bijzonder over precieze toedracht van zijn daad. Daardoor bemoeilijkt verdachte het verwerkingsproces bij de nabestaanden die met een aantal onbeantwoorde vragen achter blijven.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en in het bijzonder met de over verdachte door de psychiater C.J.M. Vredeveld en de klinisch-psycholoog M. Kemink opgemaakte pro justitia rapporten.
Als strafverminderende omstandigheid heeft de rechtbank in aanmerking genomen de door deze gedragsdeskundigen geconcludeerde (enigszins) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Evenals de officier van justitie zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf, rekening houden met gebeurtenissen die zich naar alle waarschijnlijkheid tussen verdachte en het slachtoffer in het verleden hebben afgespeeld.
De deskundigen rapporteren hierover dat, doordat verdachte weigert in te gaan op de traumatische, psycho-seksuele inhoud van zijn misbruikervaringen in het verleden, moeilijk aantoonbaar is of een verband bestaat tussen het seksueel misbruik en de thans in het delict tot uiting gekomen ongeremde, plotseling en zonder gevoel doorleefde agressie van betrokkene jegens het slachtoffer. In dit verband stelt de rechtbank vast dat er verdachte alles aan gelegen was om het beeldmateriaal waarover [slachtoffer] beschikte en waarop verdachte te zien was, in zijn bezit te krijgen en dat hij daarbij zelf zover ging dat [slachtoffer], zijn weigering om dit materiaal af te staan aan verdachte, met de dood heeft moeten bekopen.
De rechtbank concludeert daaruit dat het seksueel misbruik van verdachte door [slachtoffer], zij het indirect, mede heeft geleid tot het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte, blijkens het uittreksel uit het documentatieregister, geen justitiële documentatie heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van acht jaren dient te worden opgelegd.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte dienen te worden teruggegeven.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn vervolging.
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het impliciet subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte impliciet subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit “doodslag” oplevert;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde feit;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van een navigatiesysteem Mio Moov M 400, een grijs
zakmes en een tas met financiële bescheiden (o.a. hypotheekakte).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit de bladzijden uit het dossier van de politie Twente onder de naam Maureen-team, met dossiernummer 2011078872. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting van 25 juni 2013, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina P1 33 t/m 36;
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina P1 45 t/m 53;
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina P1 98 en 99;
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina P1 134;
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2011, pagina FO 11 t/m 13;
8.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 21-12-2012, aanvullend stuk in blauwe omslag dossier omslag);
9.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2], pagina G 29;
10.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3], pagina G 418;
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2011, pagina A 45en 46;
12.Rapport pathologie onderzoek d.d. 9 januari 2012, pagina FO 119;
13.Aanvullend rapport pathologie onderzoek, pagina FO 266 en 267
14.Als bij proces-verbaal bevindingen gevoegde foto’s nr. 3 en 4, pagina FO 16.