ECLI:NL:RBOVE:2013:1287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
8 juli 2013
Zaaknummer
C/08/138571 / KG ZA 13-148
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in kort geding wegens gebrek aan bewijs voor onrechtmatig handelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2013, hebben eisers, een echtpaar, gedaagde aangeklaagd in kort geding wegens laster. Eisers beschuldigden gedaagde ervan onterecht te hebben beweerd dat eiser zich schuldig had gemaakt aan een zedendelict. De eisers vorderden onder andere dat gedaagde zich zou onthouden van verdere uitlatingen over deze beschuldigingen en vroegen om een voorschot op schadevergoeding. Gedaagde ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat zij niet verantwoordelijk was voor het verspreiden van de verhalen in de buurt. Tijdens de zitting op 12 juni 2013 zijn beide partijen gehoord, waarbij eisers werden bijgestaan door hun advocaat en een tolk, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door haar advocaat.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vraag of gedaagde onrechtmatig had gehandeld, gezien de gemotiveerde betwisting van gedaagde, niet zonder nadere bewijsvoering kon worden beantwoord. De aard van de kort geding procedure leent zich echter niet voor het leveren van aanvullend bewijs. Daarom werden de vorderingen van eisers afgewezen. De rechter concludeerde dat er geen rechtsgrond bestond voor de gevorderde schadevergoeding, en dat eisers als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moesten worden veroordeeld. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de kosten onmiddellijk moesten worden betaald, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/138571 / KG ZA 13-148
datum vonnis: 3 juli 2013 (ib)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1.[eiser],

wonende te[woonplaats],
eiser,

2. [eiseres],

wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder ook gezamenlijk te noemen eisers,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. M. Rijs te Enschede.

1.Het procesverloop

1.1.
Eisers hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding met bijbehorende producties. Bij brief van 11 juni 2013 heeft gedaagde producties in het geding gebracht.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 12 juni 2013. Ter zitting zijn verschenen: eisers vergezeld door mr. I. Mercanoğlu en A. Gokzu, tolk, en gedaagde vergezeld door
mr. M. Rijs. De standpunten zijn toegelicht.
1.3.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2.
Partijen wonen aan [adres] te[woonplaats].
2.3.
Eisers hebben op 18 juli 2012 aangifte gedaan van laster, gepleegd door gedaagde. Blijkens het opgemaakte proces-verbaal van deze aangifte beschuldigen eisers gedaagde ervan dat zij aan buurtbewoners heeft verteld dat eiser zich schuldig zou hebben gemaakt aan een zedendelict jegens haar dochter [betrokkene]. Bij brief van 10 september 2012 van de hulpofficier van justitie is aan eisers meegedeeld dat de zaak is geseponeerd. Bij klaagschrift, als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, van 2 april 2013 is namens eisers beklag gedaan. Het klaagschrift is in behandeling bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
A. Gedaagde te veroordelen zich voortaan te onthouden van het doen van uitlatingen en het uiten van beschuldigen gericht op het vermeende zedendelict, in de breedste zin van het woord, op straffe van een dwangsom van € 250,-- per overtreding dat gedaagde weigerachtig blijft om aan de inhoud van dit vonnis te voldoen met een maximum van € 15.000,--.
B. Gedaagde te veroordelen een voorschot op schadevergoeding van een bedrag van
€ 1.500,-- te betalen.
C. Gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Eisers hebben aan hun vorderingen - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De aantijging van gedaagde dat eiser zich aan een zedendelict schuldig heeft gemaakt mist elke grond. Gedaagde gaat, ook nadat tegen haar aangifte is gedaan, onverminderd door eiser valselijk van een zedendelict te beschuldigen, waardoor zij zich schuldig maakt aan laster en belediging. Ten gevolge daarvan is inbreuk gemaakt op het recht op gezinsleven van eisers en op hun eer en goede naam. Gedaagde handelt dan ook onrechtmatig jegens hen, aldus eisers. Ter onderbouwing leggen eisers - onder meer - een aantal getuigenverklaringen over. Eisers vorderen een voorschot op de materiële en immateriële schade die zij hebben geleden. Het voorschot is noodzakelijk om de verhuizing naar een andere stad mogelijk te maken.
3.3.
Gedaagde heeft - samengevat weergegeven - het volgende verweer gevoerd. Gedaagde is rauwelijks gedagvaard. Eisers zijn onnodig een procedure zijn gestart. Gedaagde ontkent dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de door eisers gestelde laster. Ter onderbouwing heeft zij enkele verklaringen van personen in het geding gebracht. [betrokkene] heeft vorig jaar aan [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) verteld dat zij met [betrokkene 3], de dochter van eisers, aan het spelen was en dat eiser sub 1 bloot was, ofwel dat eiser uit de douche kwam en dat [betrokkene] zijn geslachtsdeel heeft gezien, aldus [betrokkene 2]. [betrokkene 2] is met dit verhaal naar gedaagde gekomen. Gedaagde heeft daarop direct de politie gebeld. [betrokkene] is onderzocht in het ziekenhuis, teneinde te kunnen uitsluiten dat er niet meer gebeurd was. In overleg met de politie is besloten slechts melding en geen aangifte te doen van het voorval, aangezien gedaagde niet weet of er iets is gebeurd en, als er iets is gebeurd, wat er dan exact is voorgevallen. Voorts wilde zij [betrokkene] niet onnodig belasten. Gedaagde heeft er geen enkel belang bij om eisers zwart te maken in de nabije buurt omdat dit slechts negatieve invloed zou hebben op het welzijn van [betrokkene]. Het verhaal is echter al snel in de buurt rond gegaan en gedaagde werd door meerdere buurtbewoners hier naar gevraagd. Gedaagde is echter niet degene geweest die het aan de grote klok heeft gehangen. De door eisers overgelegde lijst met handtekeningen kan onmogelijk als een betrouwbare lijst met verklaringen worden gezien. De lijst is niet voorzien van een datum. Wat betreft het voorschot op de schadevergoeding betwist gedaagde dat eisers schade hebben geleden, en dat, voor zover op grond van de summiere stellingen van eisers aangenomen mag en kan worden dat zij schade hebben gelden die, voor haar rekening dient te komen.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit het spoedeisend belang van eisers in voldoende mate voort uit hun stellingen.
Materiële beoordeling
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat op geen enkele wijze in dit kort geding of uit de door partijen geproduceerde stukken is gebleken dat eiser sub 1 zich schuldig heeft gemaakt aan onheus of onzedelijk gedrag. Eisers hebben er dan ook belang bij dat de door hen gestelde negatieve verhalen worden gestopt.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter de vraag of gedaagde onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld, gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagde, zonder nadere bewijsvoering niet te beantwoorden. Onder meer heeft gedaagde immers nadrukkelijk betwist dat zij op enigerlei wijze met verhalen naar buiten treedt op de wijze als door eisers gesteld. De aard van de onderhavige procedure leent zich echter niet voor nadere bewijslevering. Dit brengt met zich dat het gevorderde, gelet op de beperkingen die aan de procedure in kort geding onderhevig zijn, moet worden afgewezen.
4.4.
Uit het vorenoverwogene vloeit eveneens voort dat de vordering tot betaling van een voorschot schadevergoeding zal worden afgewezen nu daarvoor vooralsnog geen rechtsgrond bestaat.
Proceskosten
4.5.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat hij van gedaagde nog niet het besluit tot toevoeging heeft ontvangen. Bij gebreke van ontvangst daarvan binnen de in artikel 8.4 van het Procesreglement kort geding bepaalde termijn, zal de griffier tot verhoging van het griffierecht overgaan ingevolge artikel 16 lid 3 Wet griffierechten in burgerlijke zaken. Voor dat geval zal de voorzieningenrechter een voorwaardelijke veroordeling in het dictum opnemen. Gelet op de proceskostenveroordeling behoeft het verweer van gedaagde dat zij rauwelijks is gedagvaard geen bespreking.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt eisers in de kosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op
€ 891,-- (€ 75,-- griffierecht en € 816,-- salaris), te vermeerderen (indien de griffier niet binnen vier weken na dit vonnis of het verstrijken van een door de griffier verleende nadere termijn het besluit tot toevoeging van gedaagde heeft ontvangen) met een bedrag van
€ 767,--.
III. Verklaart onderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.