In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de geheimhouding die aan de leden van de Raad van de gemeente Deventer is opgelegd met betrekking tot de Financiële Paragraaf van het project Stadhuiskwartier. Eiser, een lid van de Raad, heeft bezwaar gemaakt tegen deze geheimhouding, die door het college van burgemeester en wethouders was opgelegd op 10 februari 2012. De Raad bekrachtigde dit besluit op 22 februari 2012. Eiser stelde dat hij door de geheimhouding belemmerd werd in zijn werkzaamheden als raadslid, omdat hij de stukken niet kon voorleggen aan een externe financieel deskundige.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Verweerder heeft vervolgens het besluit van 30 juli 2012 ingetrokken en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de geheimhouding gehandhaafd, omdat het bekend worden van de informatie de positie van de gemeente in het kader van de aanbesteding zou kunnen schaden. De rechtbank heeft daarbij de belangen van openbaarheid en geheimhouding tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de geheimhouding in dit geval gerechtvaardigd was.
De rechtbank oordeelde dat de Raad de exclusieve bevoegdheid heeft om de geheimhouding op te heffen, maar dat dit de bevoegdheid van verweerder om de geheimhouding te handhaven niet uitsluit. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en verweerder gelast om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak benadrukt de rol van de Raad in het systeem van de Gemeentewet en de noodzaak om de belangen van de gemeente te beschermen in het kader van aanbestedingen.