In deze zaak heeft de besloten vennootschap Marine Centrum Friesland B.V. (MCF) in kort geding gevorderd dat de gedaagde, wonende te [woonplaats], wordt veroordeeld tot betaling van verschuldigde liggelden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat aan de drie vereisten voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is voldaan. MCF heeft in de dagvaarding en tijdens de zitting uiteengezet dat de gedaagde liggelden voor verschillende boten onbetaald heeft gelaten, met een totaalbedrag van € 9.044,83, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde heeft verweer gevoerd en gesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang en dat de hoogte van de vordering niet aannemelijk is. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de gedaagde beoordeeld en geconcludeerd dat MCF voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond, vooral gezien de financiële situatie van de gedaagde en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling. De voorzieningenrechter heeft de vordering van MCF tot een bedrag van € 7.615,-- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 mei 2013. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de kosten van het geding en de nakosten. Het vonnis is uitgesproken op 30 mei 2013 in Almelo.