ECLI:NL:RBONE:2013:CA2809

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
07.653042-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zware vrachtwagen leidt tot zwaar lichamelijk letsel

Op 30 augustus 2011 vond er op de A1 ter hoogte van de afslag Deventer-Oost een ernstig verkeersongeval plaats. De verdachte, bestuurder van een trekker met oplegger, reed met een snelheid van ongeveer 80 km per uur achterop een file zonder te remmen. Dit resulteerde in een botsing met meerdere voertuigen, waaronder een bestelwagen en twee vrachtwagens, waarbij de inzittenden, [persoon 3] en [persoon 1], zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gereden, aangezien hij niet voldoende aandacht aan de weg en het verkeer had besteed. Ondanks zijn verklaring dat hij een 'black-out' had ervaren, kon de rechtbank geen medische gronden vinden die deze verontschuldigbare onmacht aannemelijk maakten. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de verwondingen van de slachtoffers en de omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond, evenals met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - meervoudige kamer
Parketnummer: 07.653042-12 (P)
Uitspraak: 21 februari 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[Verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2012, op 29 november 2012 en op 7 februari 2013.
De verdachte is op 7 februari 2013 verschenen, bijgestaan door mr. E.G.J. Hendriksen, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. L. Blanco.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2011 in de gemeente Deventer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A1 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer te besteden, immers is hij, verdachte, één of meerdere electronische signaleringsborden (matrixborden) genaderd en/of voorbij gereden, op welke matrixborden een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of 50 kilometer per uur was aangeduid, zonder gevolg te geven aan de op die matrixborden aangeduide maximumsnelheid en/of
- zich er niet (tijdig) van te vergewissen dat vóór hem, verdachte, een file werd/was gevormd en/of het verkeer voor hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook langzaam reed en/of stil stond en/of
- door zich niet tijdig te vergewissen dat één of meer bestuurders van vóór hem, verdachte, rijdende voertuigen (te weten [persoon 1]en/[persoon 2]), zijn/hun alarmverlichting had(den) ingeschakeld (teneinde achteropkomend verkeer duidelijk te maken dat er filevorming was) en/of
- zijn voertuig (vrachtauto met aanhangwagen) niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en binnen de afstand waarover de weg vrij was, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig met hoge snelheid, althans met te hoge snelheid voor veilig verkeer ter plaatse, achterop één of meer voor hem langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen gereden/gebotst, waardoor een ander (genaamd [persoon 3] en/of [persoon 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- [persoon 3]: fractuur schedelbasis en/of fractuur schedel en/of fractuur gehoorgang en/of zygomafractuur (fractuur jukbeen) en/of volledig verbrijzelde neus en/of contusiehaard cerebraal L frontaal en occipitaal (hersenkneuzing) en/of subduraal hematoom (bloeduitstorting onder het harde hersenvlies) en/of vier ribfracturen en/of een tibiafractuur (scheenbeenfractuur);
- [persoon 1]: gebroken neusbrug en/of gebroken benig deel van de neus en/of diverse open huidwonden en/of hersenschudding en/of bekken gebroken op drie plaatsen en/of gescheurde urineblaas en/of meerdere blauwe plekken, huidwonden, schaafplekken en/of kneuzingen aan het onderlichaam en/of drie gebroken vingers en/of twee gebroken scheenbenen en/of twee gebroken kuitbenen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2011 in de gemeente Deventer als bestuurder van een voertuig (vrachtauto met oplegger), daarmee rijdende op de weg, A1, niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer heeft besteed, immers is hij, verdachte, één of meerdere electronische signaleringsborden (matrixborden) genaderd en/of voorbij gereden, op welke matrixborden een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of 50 kilometer per uur was aangeduid, zonder gevolg te geven aan de op die matrixborden aangeduide
maximumsnelheid en/of
- zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat vóór hem, verdachte, een file werd/was gevormd en/of het verkeer voor hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook langzaam reed en/of stil stond en/of
- zich er niet tijdig van heeft vergewist dat één of meer bestuurders van vóór hem, verdachte, rijdende voertuigen (te weten [persoon 1]en/[persoon 2]), zijn/hun alarmverlichting had(den) ingeschakeld (teneinde achteropkomend verkeer duidelijk te maken dat er filevorming was) en/of
- zijn voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en binnen de afstand waarover de weg vrij was, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig met hoge snelheid, althans met te hoge snelheid voor veilig verkeer ter plaatse, achterop één of meer voor hem langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen gereden/gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSOVERWEGINGEN
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft een langere periode niet opgelet in het verkeer, waardoor hij de matrixborden met daarop vermeld de ter plaatse geldende snelheidslimiet van 50 kilometer per uur en de alarm- en waarschuwingslichten van de auto’s voor hem niet heeft gezien. Verdachte heeft de filevorming te laat opgemerkt en is op de file ingereden, waardoor twee inzittenden van een vrachtauto zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat bij verdachte geen sprake is geweest van ‘een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid’, omdat hiervoor in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn. Verdachte heeft waarschijnlijk een black out gehad. Dit enkele feit is onvoldoende om te kunnen spreken van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Er is geen sprake geweest van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat verdachte voor het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat weliswaar een bewezenverklaring kan volgen, maar dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is geweest van afwezigheid van alle schuld gelet op zijn tijdelijke situatie van onbewustzijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Feiten en omstandigheden
Op 30 augustus 2011 omstreeks 16.36 uur heeft er op de A1 ter hoogte van de afslag Deventer-Oost een verkeersongeval plaatsgevonden. Ter hoogte van de afslag reed een trekker met oplegger in op de achterzijde van een file. Verdachte was de bestuurder van de trekker met oplegger met Duits kenteken. De trekker met oplegger botste eerst met een bestelwagen (die slipte naar links en kwam 180 graden gedraaid in de middenberm tot stilstand) en vervolgens tegen de achterzijde van een witte vrachtwagen. Deze witte vrachtwagen botste vervolgens met de voorkant tegen de achterkant van de daarvoor rijdende blauwe vrachtwagen. De witte vrachtwagen slipte naar rechts en kwam 180 graden gedraaid in de berm tot stilstand. De trekker met oplegger botste vervolgens tegen de blauwe vrachtwagen en kwam tot stilstand. De inzittenden van de witte vrachtwagen raakten bekneld in de cabine en moesten door de brandweer worden bevrijd. Zij raakten door de botsing zwaar gewond.
De inzittenden van deze witte vrachtwagen waren [persoon 3] en [persoon 1].
Het door [persoon 3] opgelopen lichamelijk letsel bestond onder meer uit een schedelbasisfractuur, een schedelfractuur, een fractuur gehoorgang, een zygomafractuur (jukbeen) beide zijde, een volledig verbrijzelde neus, een contusiehaard cerebraal links frontaal en occipitaal (hersenkneuzing), rechts occipitaal en subduraal hematoom (bloeduitstorting onder het harde hesenvlies), vier gebroken ribben en een tibia fractuur (scheenbeen).
Het door [persoon 1]opgelopen lichamelijk letstel bestond onder meer uit een gebroken benig deel van de neus respectievelijk de neusrug en tussenschot, open huidwonden in het gelaat, een hersenschudding, een op 3 plaatsen gebroken bekken, een gescheurde urineblaas, uitgebreid kneusletsel aan het onderlichaam, zoals blauwe plekken, huidwonden, schaafplekken en kneuzingen en drie gebroken middenhandsbeentjes, een scheen- en kuitbeen links gebroken en een scheen- en kuitbeen rechts gebroken. Uit de letselrapportage d.d. 11 januari 2012 is voorts gebleken dat langdurig herstel van vele maanden nog nodig zal zijn voordat een eindtoestand wordt bereikt. Wat hierbij aan restverschijnselen zal blijven bestaan is nu nog niet aan te geven, maar gezien de ernst van het letsel aan met name de benen is te verwachten dat loopfunctiebeperkingen zullen blijven bestaan.
Het primair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW) te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden, danwel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is vereist dat verdachte zich roekeloos, of zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Na het verkeersongeval op 30 augustus 2011 heeft de politie ter plaatse onderzoek verricht en uit het proces-verbaal verkeersongevalanalyse (VOA) is naar voren gekomen dat op het moment van het ongeval het zicht goed was, het wegdek droog was en de vervoersmiddelen van verdachte en de slachtoffers in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud verkeerden. Tevens is gebleken dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van het voertuig van verdachte op generlei wijze werd belemmerd.
Uit het proces-verbaal VOA is voorts gebleken dat het wegvak ter plaatste was voorzien van rijstrooksignalering en elektronische signaleringsborden (matrixborden) met een variabele toegestane maximumsnelheid van 50 km per uur of 70 km per uur die op het moment van de aanrijding in werking waren.
Voorts is uit het proces-verbaal VOA bij uitlezing van de tachograaf van verdachtes trekker met oplegger gebleken dat vanaf 2:36:37 uur (lees: 16:36:37 uur) 15 seconden tot 2:36:51 uur (lees 16:36:51) ononderbroken werd gereden met een snelheid van 80 km per uur. Mogelijk heeft de bestuurder van de trekker met oplegger gereden op een cruisecontrole of zat de bestuurder tegen de snelheidsbegrenzer van de trekker met oplegger. Vanaf 2:36:52 uur (lees 16:36:52) vertraagde de trekker met oplegger binnen 5 seconden op 2:36:56 uur tot 0 km per uur.
Verdachte heeft op 30 augustus 2011 bij de politie verklaard dat hij alleen herinneringen heeft van ná het ongeluk. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet weet of hij bewusteloos is geweest. Verdachte weet pas weer wat vanaf het moment dat hij uitstapte. Verdachte heeft verklaard dat hij tussen de 80 en 85 km per uur reed. Verdachte heeft voorts verklaard dat de snelheid in de buurt van het ongeval lager was, omdat het erg druk was, maar hoe het zat, wist verdachte niet meer, omdat al zijn herinneringen van vlak voor het ongeluk weg zijn.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren hoe het ongeluk is ontstaan, omdat het ineens zwart voor zijn ogen werd.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij nog wel heeft gezien dat de matrixborden in de verte 70 kilometer per uur aangaven, maar dat hij de matrixborden van 50 kilometer per uur en de waarschuwingslichten van de auto’s vóór hem en de file niet heeft gezien. Verdachte heeft voorts verklaard dat als hij op de cruisecontrole heeft gereden hij deze zal hebben ingesteld op een snelheid van 79 kilometer per uur, omdat hij de cruisecontrole altijd op deze snelheid instelde.
Getuige [persoon 1]heeft verklaard dat hij op 30 augustus 2011 samen met zijn collega (de rechtbank begrijpt: [persoon 3]) in een vrachtwagen reed op de A1, dat hij matrixborden zag branden en is gaan vertragen en dat hij zijn waarschuwingsverlichting heeft aangedaan en daarna uitgedaan. Vervolgens hoorde hij een harde knal. Hij voelde pijn, kon niet meer uit de cabine van de vrachtwagen komen en heeft zijn bewustzijn verloren.
Getuige [persoon 4] heeft op 30 augustus 2011 verklaard dat vóór hem een Duitse tankwagen reed. Hij zag dat deze tankwagen al een aantal keer was gewisseld van rijbaan. Het was op dat moment druk op de snelweg. [persoon 4] heeft vervolgens verklaard dat hij matrixborden passeerde boven de snelweg welke 50 kilometer per uur aangaven en zag dat er voor hem een file vormde op de snelweg. [persoon 4] zag vervolgens dat de tankwagen welke vóór hem reed geen snelheid verminderde en zag dat hij met ongeveer een snelheid van 70 kilometer per uur in de file vóór hem reed. [persoon 4] heeft geen remlichten zien branden van de tankwagen.
Getuige [persoon 2], bestuurder van de bestelbus, heeft op 30 augustus 2011 verklaard dat hij ter hoogte van de afslag Deventer-Oost reed en zag dat de matrixborden boven de rijbaan een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangaven. [persoon 2] zag dat een stuk vóór hem het verkeer stil stond op de snelweg. [persoon 2] reed langzaam en zag in zijn binnenspiegel een vrachtwagen met hoge snelheid op hem afkomen. Omdat [persoon 2] dacht dat de vrachtwagen hem niet gezien zou kunnen hebben, heeft hij zijn alarmlampen aangedaan. [persoon 2] zag dat de vrachtwagen met grote snelheid bleef doorrijden en heeft de bestelbus naar links proberen te sturen. Vervolgens werd [persoon 2] op grote snelheid door deze vrachtwagen aangereden aan zijn rechterachterzijde.
Getuige [persoon 5] heeft op 23 april 2012 verklaard dat hij als bijrijder in de bestelbus reed en zag dat de matrixborden die boven de snelweg hangen 50 kilometer per uur aangaven. Er ontstond een file en [persoon 5] zag dat zijn collega de alarmverlichting van het voertuig aan deed. Vervolgens werden zij van achter aangereden.
De rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km per uur. Deze snelheid was niet alleen veel hoger dan de door de matrixborden aangegeven maximale snelheid, meer was tevens, gelet op het feit dat er een file was gevormd, veel te hoog voor veilig verkeer ter plaatse. Verdachte had zijn snelheid tijdig moeten aanpassen aan de overige verkeersdeelnemers. Dit heeft verdachte niet gedaan, kennelijk omdat hij in onvoldoende mate heeft gelet op het vóór hem liggende gedeelte van de weg en de zich daar bevindende andere verkeersdeelnemers en de matrixborden en de waarschuwingslichten van de verkeerdeelnemers die waarschuwden voor filevorming, niet tijdig heeft opgemerkt. Vanwege het feit dat verdachte enige tijd zijn aandacht niet bij de weg heeft gehad is verdachte niet in staat geweest om de door hem bestuurde trekker met oplegger tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Dit rijgedrag heeft uiteindelijk erin geresulteerd dat verdachte zonder te remmen met hoge snelheid met een zware trekker met oplegger achterop de file is ingereden en daar tot drie maal toe in botsing is gekomen met andere verkeersdeelnemers, te weten een bestelwagen, een witte vrachtwagen en een blauwe vrachtwagen. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in art. 6 WVW te wijten is.
Dat kan evenwel anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden - bijvoorbeeld dat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde - waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken.
Verdachte heeft pas ter zitting verklaard dat het ineens zwart voor zijn ogen werd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij geen verklaring heeft voor deze “black out”, nu hij verder gezond is, geen medicijnen gebruikt en hij niet bekend is met eerdere “black outs”. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ook na het ongeval medisch is onderzocht, maar dat geen verklaring is gevonden voor het feit dat het hem zwart voor de ogen werd.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er geen medische gronden zijn, die een verontschuldigbare onmacht in de vorm van een “black out” aannemelijk maken. Tevens bevinden zich in het dossier geen medische verklaringen of andere aanwijzingen waaruit de aannemelijkheid van de door de verdediging geopperde “black out” blijkt.
Verbalisanten die onmiddellijk na de melding van het ongeval ter plaatse zijn gegaan en vervolgens verdachte hebben aangehouden, hebben niets gerelateerd omtrent een toestand van verdachte die zou kunnen wijzen op een "black out" van verdachte. Het enkele feit dat verdachte niet (meer) weet wat er is gebeurd, is onvoldoende voor het aanwezig achten van een situatie waarin sprake was van verontschuldigbare onmacht ten tijde van het ongeval.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gestelde verontschuldigbare onmacht onvoldoende is gebleken, dan wel aannemelijk is geworden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte door als bestuurder van een trekker met oplegger, rijdend met een snelheid van ongeveer 80 km per uur, op de vóór hem ontstane file is ingereden/gebotst aanmerkelijk onoplettend is geweest en dat het aldus ontstane verkeersongeval aan de schuld van verdachte, als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 te wijten is geweest. Als gevolg van het ongeval zijn de slachtoffers [persoon 3] en [persoon 1] gewond geraakt.
De rechtbank is - mede in aanmerking genomen hetgeen in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald en de daarover bestaande jurisprudentie - van oordeel dat bij [persoon 3] en [persoon 1] sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij neemt de rechtbank niet alleen de ernst en de plaats van de verwondingen bij beide slachtoffers in aanmerking, maar ook het feit dat langdurig herstel en zelfs revalidatie noodzakelijk is geweest en dat te verwachten is dat tevens sprake is van (deels) blijvend letsel.
Gelet op al het hiervoor overwogene kan het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 30 augustus 2011 in de gemeente Deventer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A1 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend,
- niet voortdurend zijn aandacht aan de weg en/of het verkeer te besteden, immers is hij, verdachte elektronische signaleringsborden (matrixborden) genaderd en voorbij gereden, op welke matrixborden een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of 50 kilometer per uur was aangeduid, zonder gevolg te geven aan de op die matrixborden aangeduide maximumsnelheid en
- zich er niet (tijdig) van te vergewissen dat vóór hem, verdachte, een file was gevormd en het verkeer vóór hem, verdachte, op zijn, verdachtes, rijstrook langzaam reed en/of stil stond en
- door zich niet tijdig te vergewissen dat één of meer bestuurders van vóór hem, verdachte, rijdende voertuigen (te weten [persoon 1]en [persoon 2]), hun alarmverlichting had(den) ingeschakeld (teneinde achteropkomend verkeer duidelijk te maken dat er filevorming was) en
- zijn voertuig (vrachtauto met aanhangwagen) niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en binnen de afstand waarover de weg vrij was, immers is hij, verdachte, met dat door hem bestuurde voertuig met hoge snelheid achterop voor hem langzaam rijdende en/of stilstaande voertuigen gereden/gebotst, waardoor een ander (genaamd [persoon 3] en [persoon 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten
- [persoon 3]: fractuur schedelbasis en fractuur schedel en fractuur gehoorgang en zygomafractuur (fractuur jukbeen) en volledig verbrijzelde neus en contusiehaard cerebraal L frontaal en occipitaal (hersenkneuzing) en subduraal hematoom (bloeduitstorting onder het harde hersenvlies) en vier ribfracturen en een tibiafractuur (scheenbeenfractuur);
- [persoon 1]: gebroken neusbrug en gebroken benig deel van de neus en diverse open huidwonden en hersenschudding en bekken gebroken op drie plaatsen en gescheurde urineblaas en meerdere blauwe plekken, huidwonden, schaafplekken en kneuzingen aan het onderlichaam en twee gebroken scheenbenen en twee gebroken kuitbenen werd toegebracht.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een werkstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar onvoorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot vrijspraak en subsidiair tot ontslag van alle rechtsvervolging en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onoplettend rijgedrag op 30 augustus 2011 op de A1 ter hoogte van de afslag Deventer-Oost een verkeersongeval veroorzaakt door zonder te remmen met te hoge snelheid met zijn zware trekker met oplegger in te rijden op een daar ontstane file en is daar in botsing gekomen met meerdere verkeersdeelnemers, waaronder een vrachtwagen waar de slachtoffers [persoon 3] en [persoon 1] in zaten. Als gevolg van het ongeval hebben de slachtoffers [persoon 3] en [persoon 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen met waarschijnlijk deels blijvende gevolgen, hetgeen ook is gebleken uit de verklaringen van de slachtoffers, zoals deze ter zitting zijn voorgelezen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij als beroepschauffeur van een vrachtwagen op deze wijze de veiligheid van andere weggebruikers ernstig in gevaar heeft gebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 WVW, waarbij sprake is van een aanmerkelijk verkeersfout, zonder dat sprake was van alcoholgebruik en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, een gevangenisstraf voor de duur van drie weken en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden. De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte beroepschauffeur was van een vrachtwagen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten voordele van verdachte rekening met het feit dat uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 12 september 2012 blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte tevens rekening met de omstandigheden dat verdachte er blijk van heeft gegeven zeer geraakt te zijn door het gebeuren en sinds november 2012 – vanwege angstgevoelens als gevolg van dit ongeluk – niet meer als beroepschauffeur werkzaam is.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden passend en geboden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan verdachte op een werkstraf voor de duur van 120 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
Van de werkstraf zal een gedeelte, groot 60 uren, niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 6 maanden.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. F. Koster en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2013.