RECHTBANK OOST - NEDERLAND
Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.810001-11 (P)
Uitspraak: 25 maart 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Dassen, advocaat te Utrecht.
Als officier van justitie was aanwezig L. van der Werff.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2011 tot 25 februari 2011 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen vrachtauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming of een valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2011 tot 2 december 2011 in de gemeente(n) Zutphen en/of Hardenberg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vrachtauto, Merces-Benz, kenteken [KENTEKEN] en/of (een) onderde(e)l(en) van die vrachtauto, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto en/of dat/die onderde(e)l(en) van die vrachtauto, wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2011 tot 25 februari 2011 in de gemeente(n) Zutphen en/of Hardenberg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN] en/of (een) onderde(e)l(en) van die vrachtauto, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto en/of dat/die onderde(e)l(en) van die vrachtauto redelijkerwijs had)den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2.
Hij op of omstreeks 16 mei 2011 te Essen, Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen vrachtauto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2011 in de gemeente Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2011 in de gemeente Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
3.
Hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2009 tot en met 2 december 2011, in de gemeente(n) Hardenberg en/of Zutphen en/of Amersfoort en/of Deventer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een vrachtauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN] en/of (een) onderde(e)l(en) van die vrachtauto en/of ((een) onderde(e)l(en) van) (een) vrachtauto(‘s) en/of een of meer geldbedragen, althans een hoeveelheid geld tot een bedrag van (ongeveer) 97.840,97 euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een vrachtauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN] en/of (een) onderde(e)l(en) van die vrachtauto en/of (een) onderde(e)l(en) van) (een) vrachtauto(’s) en/of een of meer geldbedragen, althans een hoeveelheid geld tot een bedrag van (ongeveer) 97.840,97 euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het onderzoek ter terechtzitting te schorsen voor onbepaalde tijd teneinde nader onderzoek te doen naar de overlegde stukken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Op 26 februari 2011 heeft [aangever 1] namens [bedrijf 1] aangifte gedaan van diefstal van een vrachtwagen, merk Merceds-Benz, voorzien van kenteken [KENTEKEN].
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat de blackbox van de vrachtwagen als laatste een GPS-signaal heeft afgegeven ter hoogte van de [adres]te Bruchterveld. Ter hoogte van het perceel [adres](op welk adres een onderneming is gevestigd dat toebehoort aan [persoon 1]) te Bruchterveld heeft de politie bij onderzoek een gedemonteerde vrachtwagen aangetroffen. Het chassisnummer van de gestolen vrachtwagen kwam overeen met het chassisnummer dat door [persoon 1] aan verbalisanten is doorgebeld als zijnde het chassisnummer dat vermeld zou staan op de onderdelen die verbalisant eerder in de loods zou hebben gezien.
Op 13 december 2011 heeft [persoon 1] (verhuurder van de loods) bij de politie het volgende verklaard. Hij heeft verklaard dat hij 2/3 van een loods aan de [adres] te Bruchterveld heeft verhuurd aan [verdachte]. [verdachte]maakte hier alleen gebruik van. [verdachte] huurde de loods van eind 2009 tot 1 september 2011. [persoon 1] heeft verklaard dat ‘[persoon 2]’ de vaste chauffeur was van [verdachte]. [persoon 2] was de eigenaar van een trekkervrachtwagen voor opleggers. [persoon 1] heeft voorts verklaard dat [verdachte] ongeveer eenmaal per maand een vrachtwagen in de loods had staan.
[persoon 1] heeft verder verklaard dat er soms vrachtwagens binnen werden gebracht zonder kentekenplaten. Die vrachtwagens werden dan gebracht door [persoon 2]. De vrachtwagen werd dan meestel dezelfde dag gedemonteerd.
Medeverdachte [persoon 3] heeft bij de politie verklaard dat hij transporten voor [verdachte] deed van en naar de locatie [adres]te Bruchterveld. [persoon 3] heeft verklaard dat de eerste keer dat hij op de [adres] kwam begin 2011 was. De laatste keer dat [persoon 3] op de [adres] is geweest was in augustus 2011. Hij heeft verklaard dat de gang van zaken was dat [verdachte] hem dan belde en zei dat hij ergens een oude vrachtwagen had staan waarvan [verdachte] wilde dat [persoon 3] die naar voornoemde locatie bracht. Daar werd de vrachtwagen dan gesloopt. De losse onderdelen van de vrachtwagen bracht [persoon 3] dan weer weg op verzoek van [verdachte]. [persoon 3] kreeg per transport € 300,- contant betaald door [verdachte].
[persoon 3] heeft verder bij de politie verklaard dat hij wel vaker transporten uitvoerde voor [verdachte]. [persoon 3] vermoedde wel dat het om gestolen goederen ging maar zat er toen naar eigen zeggen al te ver in om er uit te stappen. [persoon 3] heeft verklaard dat hij wist dat hij niet legaal bezig was.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de analyse printgegevens van de telefoon van verdachte valt op te maken dat de telefoon van verdachte op 24 februari 2011, vanaf 23:57:08 uur tot 25 februari 2011 00:10:31 uur wisselend [adres]en [adres]te Zutphen heeft aangestraald. De locaties van beide masten staan binnen 2 kilometer ten opzichte van de locatie waar de betreffende vrachtwagen is ontvreemd, te weten [adres] te Zutphen. De vrachtwagen is ontvreemd tussen vrijdag 18 februari 2011 te 17:00 uur en vrijdag 25 februari 2011 te 19:00 uur.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van politie betreffende de uitlezing van de blackbox van de vrachtwagen valt op te maken dat de vrachtwagen op 25 februari 2011 om 00:10 uur is gaan rijden vanaf [adres] te Zutphen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat uit het analyserapport van de verkregen printgegevens van de politie valt op te maken dat een dag vóór en een dag na de diefstal van de vrachtwagen te Zutphen contact is geweest tussen de GSM’s van verdachte en [persoon 3].
De rechtbank heeft in haar oordeelsvorming betrokken dat verdachte niet bij de politie noch ter terechtzitting een plausibele verklaring heeft gegeven voor de omstandigheid dat de telefoon van verdachte masten heeft aangestraald in de nabijheid van de locatie waar de vrachtwagen is ontvreemd, rond het moment van ontvreemding.
De verklaring van verdachte dat hij op het ‘kamp’ woont met nog 14 gezinnen en dat daardoor een ieder bij zijn telefoon kon komen omdat hij de telefoon altijd in zijn niet afgesloten auto liet liggen, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Daarnaast heeft de rechtbank in haar besluitvorming mee laten wegen dat verdachte voor het overige geen antwoord heeft willen geven op vragen van de rechtbank.
Gezien voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [persoon 3] het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten medeplegen van diefstal.
Voor de braak acht de rechtbank echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Op 16 mei 2011 te Essen heeft [bedrijf 2]aangifte gedaan van diefstal van een vrachtwagen, Mercedes-Benz, type [type], kleur geel met kenteken [KENTEKEN]. De vrachtwagen was ontvreemd van het bedrijfsterrein aan de [adres]. Op de plek waar de vrachtwagen had gestaan lagen glassplinters die waarschijnlijk afkomstig waren van de kapotgeslagen ruit van de bestuurdersdeur. Uit de aangifte valt voorts op te maken dat via het GPS-systeem is vastgesteld dat de vrachtwagen op 16 mei 2011 om 00:52 uur in beweging is gekomen, via de A3 richting Nederland is gereden waarna om 02:44 uur het signaal ter hoogte van Emmerich is gestopt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende de lokalisering van de vrachtwagen valt op te maken dat met behulp van het track and tracesysteem in de vrachtwagen de vrachtwagen op 16 mei 2011 is gelokaliseerd op de [adres] te Soest.
Bij nader onderzoek op de [adres] te Soest zagen verbalisanten ter hoogte van de oprit van [adres] 2 een gele dieplader staan met daarop een gele vrachtwagen. De vrachtwagen was niet voorzien van kentekenplaten. Daarnaast zagen zij dat de linker voorruit aan de bestuurszijde was afgeplakt met een plastic zak. Vervolgens zagen zij twee personen bij de dieplader staan. Één van de personen maakte zich bekend als de chauffeur van de dieplader. Tijdens het verplaatsen van de dieplader op verzoek van de politie, ging de tweede man er vandoor. De chauffeur gaf aan dat de andere man hem had geholpen met het vastbinden van de vrachtauto op de dieplader.
De aangetroffen vrachtwagen bleek de gestolen vrachtwagen te zijn.
Medeverdachte [persoon 3] heeft bij de politie verklaard dat hij zelfstandig ondernemer is en eigenaar is van een truck met een semi dieplader. Vervolgens heeft [persoon 3] verklaard dat hij op 16 mei 2011 in de ochtend werd gebeld door een man, genaamd [persoon 4], met de vraag of hij een vrachtwagen wilde ophalen aan de [adres]. [persoon 4] zou daar op [persoon 3] wachten.
Daar aangekomen zag [persoon 3] dat [persoon 4] achter het stuur van de betreffende vrachtauto zat.
Vervolgens heeft [persoon 3] samen met [persoon 4] de vrachtauto op de dieplader geladen. [persoon 4] reed de vrachtauto op de dieplader van [persoon 3]. Samen hebben zij toen de vrachtauto met kettingen gezekerd.
[persoon 3] heeft vervolgens bij de politie verklaard dat hij vaker vrachtwagens en onderdelen van vrachtwagens voor [persoon 4] heeft vervoerd en dat hij wel vermoedde dat het om gestolen goederen ging maar dat hij er toen al te ver in zat om er uit te stappen. [persoon 3] heeft verklaard dat hij wist dat hij niet legaal bezig was.
Uit nader onderzoek van de politie is naar voren gekomen dat [persoon 4], verdachte [verdachte] betreft.
Uit het proces-verbaal van bevindingen inzake de historie van telefoongegevens valt op te maken dat op 16 mei 2011 een telefoon met het [telefoonnummer]met [Imeinummer] zich om 00:15:52 uur waarschijnlijk in het buitenland, te weten Duitsland, bevindt. Om 02:50:31 straalt dezelfde telefoon een mast aan bij Sinderen (nabij de Duits-Nederlandse grens). Om 03:53:23 straalt de telefoon een mast aan op [adres]te Amersfoort, vlakbij het woonadres van verdachte. Op 16 mei 2011 te 04:19:43 uur is te zien dat de body met [Imeinummer] is voorzien van een andere simkaart met het [telefoonnummer], welk telefoonnummer aan R. [verdachte] toebehoort.
Het toestel, voorzien van voornoemd Imeinummer, is tijdens de zoeking op het huisadres van verdachte aangetroffen. Uit onderzoek van de telefoon is gebleken dat in de telefoon twee simkaarten hebben gezeten met respectievelijk de telefoonnummers [telefoonnummer]en [telefoonnummer].
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van een buitenlander die dag (16 mei 2011) telefonisch de opdracht heeft gekregen een vrachtwagen te vervoeren en dat hij [persoon 2] (medeverdachte [persoon 3]) daarvoor heeft gevraagd. Verdachte geeft aan alleen te hebben geholpen met het vastmaken van de kettingen en met het zekeren van de vrachtwagen en verder van niets te weten.
De rechtbank overweegt dat de door verdachte geschetste gang van zaken niet wordt gestaafd door enig stuk in het dossier. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte daaromtrent dan ook niet geloofwaardig.
Gezien voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [persoon 3] het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten medeplegen van diefstal met braak.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank heeft reeds eerder geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde diefstal c.q. diefstal met braak van vrachtwagens met respectievelijk de kentekens [KENTEKEN] en
[KENTEKEN] heeft gepleegd.
De rechtbank zal voor wat voornoemde diefstallen betreft hier volstaan met een opsomming van de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen:
- Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] op 26 februari 2011, documentnummer A01.01;
- Proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 24 juni 2011, map zaak “Zutphen’, pagina’s 010036 tot en met 010038;
- Proces-verbaal van verhoor van getuige [persoon 1] d.d. 13 december 2011, map zaak ‘Zutphen’, pagina’s 010084 tot en met 010089;
- Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [persoon 3] d.d. 26 [persoon 2]uari 2012, map zaak ‘Zutphen’, pagina’s 01210 tot en met 010220;
- Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [persoon 3] d.d. 26 [persoon 2]uari 2012, map ‘Zaak Soest’ paginanummers 020125 tot en met 020135;
- Proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 30 november 2011, map zaak ‘Zutphen’, pagina 010059;
- Proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 28 juni 2011, map zaak ‘Zutphen’ paginanummers 010020 tot en met 010024;
- Rapport van politie d.d. 26 januari 2012, pagina’s 010078 tot en met 010083;
- Proces-verbaal van aangifte door [bedrijf 2] d.d. 16 mei 2011, documentnummer A02.01;
- Proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 16 mei 2011, documentnummer AH017;
- Proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 16 mei 2011, documentnummer AH024;
- Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte . [persoon 3] d.d. 17 mei 2011, documentnummer V01.01;
- Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [persoon 3] d.d. 26 januari 2012, map ‘zaak Soest’ paginanummers 020125 tot en met 020135;
- Processen-verbaal van politie d.d. 18 mei 2011 en 27 juli 2011, documentnummer AH019, pagina’s 020051 en 020052;
- Proces-verbaal van bevindingen van politie d.d. 26 januari 2012, map zaak ‘Soest’, pagina’s 020093 tot en met 020097 en
- Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 1 november 2011, map zaak ‘Soest’, pagina’s 020056 tot en met 020060.
De rechtbank overweegt voorts dat uit het proces-verbaal van bevindingen inzake analyse printgegevens blijkt dat op 26 februari 20111 een telefoon met het Imeinummer dat in gebruik is bij verdachte contact maakt met een telefoon met het Imeinummer dat in gebruik is bij [bedrijf 3].
Voorts overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van [getuige 1] valt op te maken dat verdachte, reeds vanaf vóór het jaar 2002, onderdelen van vrachtwagens levert aan het [bedrijf 4]. Getuige heeft verklaard dat hij tot voor een half jaar (de rechtbank leest tot juli 2011) nog onderdelen heeft gekocht van verdachte. [getuige 1] betaalde verdachte contant.
[Getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij van verdachte wel eens een motorblok had gekocht dat later gestolen bleek te zijn.
Uit het dossier blijkt voorts dat van 17 juni 2009 tot en met 1 december 2011 via de Douglascard , welke staat op naam van de partner van verdachte, contante betalingen zijn verricht tot een bedrag van € 3.438,32. Via de AH-bonuskaart , welke eveneens op naam staat van de partner van verdachte, zijn in de periode van 7 oktober 2011 tot en met 7 december 2011 contante betalingen verricht tot een bedrag van € 1.039,96. Op drie geldrekeningen op naam van verdachte zijn contante bedragen gestort tot een totaalbedrag van € 84.878,67.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een bedrijfje heeft in de verkoop van oud ijzer en autoreparaties en dat hij het geld dat op de rekeningen staat zelf heeft verdiend.
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen geen direct bewijs noodzakelijk is ten aanzien van het delictsbestanddeel ‘uit enig misdrijf afkomstig’. Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2010 (LJN BM2471) volgt dat indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, dit delictsbestanddeel niettemin bewezen kan worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen omstandigheden, van verdachte mag worden verlangd dat hij een plausibele verklaring geeft voor de herkomst van de vrachtwagens, de onderdelen en het geld. De verdachte heeft dit van meet af aan onvoldoende gedaan.
Met betrekking tot de vrachtauto en de onderdelen van vrachtauto’s heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen geloofwaardige verklaring afgelegd.
Met betrekking tot het geld heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij het geld dat op zijn rekeningen stond heeft verdiend met de verkoop van auto’s en oud ijzer. Uit het onderzoek van de politie naar de door verdachte met voornoemde handel in auto’s gegenereerde inkomsten valt op te maken dat de totale winst over de onderzoeksperiode
€ 23.132,75 betrof.
Verdachte heeft voorts verklaard nooit een boekhouding te hebben bijgehouden en dat hij alles altijd contant heeft afgerekend. Derhalve valt de verklaring van verdachte op dat punt niet te controleren.
Nu verdachte met zijn gezin, afgezien van wettelijke toeslagen, verder (nagenoeg) geen controleerbare inkomsten geniet, kan het overgrote deel van verdachtes contante stortingen naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan uit misdrijf afkomstig zijn.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode 1 juni 2009 tot 2 december 2011, een vrachtauto, merk Mercedes-Benz, [KENTEKEN]; onderdelen daarvan; onderdelen van andere vrachtauto’s en enig geldbedrag voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat voornoemde goederen van misdrijf afkomstig waren.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien geen vrijspraak volgt voor het onder 3 ten laste gelegde, een nader onderzoek te doen naar de overlegde stukken. De rechtbank wijst dit verzoek af nu de rechtbank dit, gezien de gebruikte bewijsmiddelen, niet nodig acht.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2011 tot 25 februari 2011 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN], geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1].
2.
Hij op of omstreeks 16 mei 2011 te Essen, Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN], geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen vrachtauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
3.
Hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2009 tot en met 2 december 2011, in de gemeenten Hardenberg en/of Zutphen en/of Amersfoort en/of Deventer, althans in Nederland, telkens voorwerpen, te weten een vrachtauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN] en onderdelen van die vrachtauto en onderdelen van vrachtauto’s en een hoeveelheid geld voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Van het onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
Diefstal, door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
Strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Witwassen,
Strafbaar gesteld bij artikel 420bis, eerste lid onder b van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal c.q. diefstal met braak en witwassen.
Door op deze wijze te handelen worden niet alleen de eigenaren c.q. bedrijven ernstig gedupeerd maar ontstaat ook maatschappelijke onrust. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Wat de rechtbank voort mee heeft laten wegen is de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld en daar blijkbaar niets van heeft geleerd.
De rechtbank is in dit geval dan ook van oordeel dat een forse geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde geldbedragen onder 1 en 3 van respectievelijk € 500,- en € 995,- alsmede de op de beslaglijst onder 7 vermelde slotentrekker moeten worden verbeurdverklaard nu deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen (nummers 1 en 3) en met behulp van welk voorwerp (nummer 7) de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde valse geld onder nummer 2 en de op de beslaglijst vermelde ‘Jammer’ onder nummer 6 moeten worden onttrokken aan het verkeer nu deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen (nummer 2) en met behulp waarvan (nummer 6) de feiten zijn begaan en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde tas onder nummer 4 en de op de beslaglijst vermelde telefoon onder nummer 5, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[bedrijf 1]
De benadeelde partij heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 16.169,22 gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 11.169,22, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] levert naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard nu de machtiging ten aanzien van het indienen van de vordering zou ontbreken.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de bijgevoegde stukken van de vordering van [benadeelde partij], te weten een akte van eigendomsoverdracht d.d. 26 februari 2011, valt op te maken dat de betreffende vrachtwagen met kenteken [KENTEKEN] door [bedrijf 1] aan [benadeelde partij] rechtens in eigendom is overgedragen.
De rechtbank is gezien het voornoemde van oordeel dat [benadeelde partij] ontvankelijk is haar vordering.
De [benadeelde partij] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 12.364,- gevoegd in het strafproces. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende, weersproken. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 12.364,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Beslag
De rechtbank verklaart verbeurd de op de beslaglijst vermelde geldbedragen onder 1 en 3 van respectievelijk € 500,- en € 995,- alsmede de op de beslaglijst vermelde slotentrekker onder nummer 7.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst vermelde valse geld onder nummer 2 en de op de beslaglijst vermelde ‘Jammer’ onder nummer 6.
De rechtbank gelast de teruggave van de op de beslaglijst vermelde tas onder nummer 4 en de op de beslaglijst vermelde telefoon onder nummer 5 aan verdachte.
Schadevergoeding
[bedrijf 1]
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 1], gevestigd te Nieuwegein, van een bedrag van € 11.169,22, (zegge: elfduizend en honderd en negenenzestig euro en 22 eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 februari 2011 (de dag waarop het onder 1 primair bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 1] voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde partij]
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], gevestigd te Amsterdam, van een bedrag van € 12.364,-, (zegge: twaalfduizend en driehonderd en vierenzestig euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 februari 2011 (de dag waarop het onder 1 primair bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd), tot de dag van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 0213.
Mr. M.Aksu voornoemd was buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.