RECHTBANK OOST - NEDERLAND
Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.810002-11 (P)
Uitspraak: 25 maart 2013
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[Verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres en plaats].
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Zwolle.
Als officier van justitie was aanwezig mr. L. van der Werff.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 16 mei 2011 in de gemeente Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN]heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 mei 2011 in de gemeente Soest, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN]heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2.
Hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2011 tot en met 2 december 2011 in de gemeente(n) Zutphen en/of Hardenberg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken
[KENTEKEN]en/of (een) onderde(e)l(en) van die vrachtauto, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto en/of die/dat onderde(e)l(en) van die vrachtauto, wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2011 tot en met 2 december 2011 in de gemeente(n) Zutphen en/of Hardenberg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, kenteken [KENTEKEN]ern/of (een) onderde(e)l(en) van die vrachtauto heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die vrachtauto en/of die/dat onderde(e)l(en) van die vrachtauto redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw voorts aangevoerd dat verdachte de vrachtwagen niet voorhanden heeft kunnen hebben omdat hij de dieplader niet daadwerkelijk heeft bestuurd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Op 16 mei 2011 te Essen heeft [aangever 1] aangifte gedaan van diefstal van een vrachtwagen, Mercedes-Benz, type [type], kleur geel met kenteken [KENTEKEN]. De vrachtwagen was ontvreemd van het bedrijfsterrein aan de [adres].
Uit het proces-verbaal van bevindingen valt op te maken dat met behulp van het track and tracesysteem in de vrachtwagen de vrachtwagen op 16 mei 2011 is gelokaliseerd op de [adres] te Soest.
Op de [adres] te Soest zagen verbalisanten ter hoogte van de oprit van [adres] een gele dieplader staan met daarop een gele vrachtwagen. De vrachtwagen was niet voorzien van kentekenplaten. Vervolgens zagen zij 2 personen bij de dieplader staan. Één van de personen maakte zich bekend als de chauffeur van de dieplader. Tijdens het verplaatsen van de dieplader op verzoek van de politie, ging de tweede man er vandoor. De chauffeur gaf aan dat de andere man hem had geholpen met het vastbinden van de vrachtauto op de dieplader.
In het proces-verbaal van bevindingen valt te lezen dat de aangetroffen vrachtwagen de gestolen vrachtwagen betrof.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zelfstandig ondernemer is en eigenaar is van een truck met een semi dieplader. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij op 16 mei 2011 in de ochtend werd gebeld door een man, genaamd [persoon 1], met de vraag of hij een vrachtwagen wilde ophalen aan de [adres]. [persoon 1] zou daar op verdachte wachten.
Daar aangekomen zag verdachte dat [persoon 1] achter het stuur van de betreffende vrachtauto zat.
Vervolgens heeft verdachte samen met [persoon 1] de vrachtauto op de dieplader geladen. [persoon 1] reed de vrachtauto op de vrachtauto van verdachte. Samen hebben zij toen de vrachtauto met kettingen gezekerd.
Nadat de politie was gearriveerd kreeg verdachte te horen dat de vrachtwagen waarschijnlijk gestolen was. Verdachte heeft [persoon 1] niet meer gezien.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vaker vrachtwagens en onderdelen van vrachtwagens voor [persoon 1] heeft vervoerd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wel vermoedde dat het om gestolen goederen ging maar dat hij er toen al te ver in zat om er uit te stappen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij niet legaal bezig was.
Uit nader onderzoek van de politie is gebleken dat [persoon 1], medeverdachte [medeverdachte 1] betreft.
Met betrekking tot de door de rechtbank gebezigde verklaring van verdachte als bewijsmiddel overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is zich bewust van de omstandigheid dat verdachte omtrent de identiteit van de chauffeur van de vrachtwagen ter terechtzitting een andersluidende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank acht de verklaring zoals de verdachte deze heeft afgelegd bij de politie op 17 mei 2011 echter het meest authentiek omdat die verklaring kort na de diefstal van de vrachtwagen is afgelegd en verdachte in de tussenliggende periode hierover nog geen contact had gehad met medeverdachte.
Met betrekking tot het voorhanden hebben van de vrachtwagen overweegt de rechtbank het volgende. Voor het voorhanden hebben van de vrachtwagen is nodig dat verdachte de feitelijke zeggenschap over de vrachtwagen heeft verkregen. Voor de aanname van feitelijke zeggenschap is niet vereist dat de vrachtwagen daarvoor fysiek in de directe nabijheid van verdachte diende te verkeren. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de dieplader waarop de gestolen vrachtwagen was geladen, zijn eigendom was.
Ondanks de omstandigheid dat verdachte de dieplader op dat moment niet bestuurde had verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, feitelijke zeggenschap over de gestolen vrachtwagen nu die zich op de dieplader van verdachte bevond. De rechtbank is daarom, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte de gestolen vrachtwagen voorhanden heeft gehad.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij reeds bij eerdere transporten het vermoeden had dat de vrachtwagens en de onderdelen die hij vervoerde in opdracht van medeverdachte, gestolen waar betroffen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een gestolen vrachtwagen zou transporteren. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de heling van de betreffende vrachtwagen.
Gezien het voornoemde in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
Op 26 februari 2011 heeft [aangever 2] namens [bedrijf] aangifte gedaan van diefstal van een vrachtwagen, merk Merceds-Benz,voorzien van kenteken [KENTEKEN].
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat de blackbox van de vrachtwagen als laatste een GPS-signaal heeft afgegeven ter hoogte van de [adres] te Bruchterveld. Ter hoogte van het perceel [adres] (op welk adres een onderneming is gevestigd die toebehoort aan [persoon 2]) te Bruchterveld heeft de politie bij onderzoek een gedemonteerde vrachtwagen aangetroffen. Het chassisnummer van de gestolen vrachtwagen kwam overeen met het chassisnummer dat door [persoon 2] aan verbalisanten is doorgebeld als zijnde het chassisnummer dat vermeld zou staan op de onderdelen die verbalisant eerder in de loods zou hebben gezien.
Op 13 december 2011 heeft [persoon 2] bij de politie het volgende verklaard. Hij heeft verklaard dat hij 2/3 van een loods aan de [adres] te Bruchterveld heeft verhuurd aan [medeverdachte 1]. maakte hier alleen gebruik van. [medeverdachte 1] huurde de loods van eind 2009 tot 1 september 2011. [persoon 2] heeft verklaard dat ‘[persoon 3]’ de vaste chauffeur was van [medeverdachte 1]. [persoon 3] was de eigenaar van een trekkervrachtwagen voor opleggers. [persoon 2] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] ongeveer eenmaal per maand een vrachtwagen in de loods had staan.
[persoon 2] heeft verder verklaard dat er soms vrachtwagens binnen werden gebracht zonder kentekenplaten. Die vrachtwagens werden dan gebracht door [persoon 3]. De vrachtwagen werd dan meestal dezelfde dag gedemonteerd. Tot slot heeft [persoon 2] verklaard dat verdachte de huif van de gestolen vrachtwagen zelf heeft weggehaald.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ook transporten voor [medeverdachte 1] deed naar en van de locatie [adres] te Bruchterveld. Verdachte heeft verklaard dat de eerste keer dat hij op de [adres] kwam begin 2011 was. De laatste keer dat verdachte op de [adres] is geweest was in augustus 2011. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem dan belde en dat hij dan ergens een oude vrachtwagen had staan waarvan [medeverdachte 1] wilde dat verdachte die naar voornoemde locatie bracht. Daar werd de vrachtwagen dan gesloopt en de onderdelen bracht verdachte weg op verzoek van [medeverdachte 1]. Verdachte kreeg € 300,- per transport, contant betaald door medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte heeft verklaard dat hij later wel begreep dat het niet allemaal koek en ei was.
Verdachte heeft voorts bij de politie verklaard dat hij vaker vrachtwagens en onderdelen van vrachtwagens voor [persoon 1] heeft vervoerd. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wel vermoedde dat het om gestolen goederen ging maar dat hij er toen al te ver in zat om er uit te stappen. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij niet legaal bezig was.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij reeds bij eerdere transporten het vermoeden had dat de vrachtwagens en de onderdelen die hij vervoerde in opdracht van medeverdachte, gestolen waar betrof.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een gestolen vrachtwagen transporteerde. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de heling van de betreffende vrachtwagen.
Gezien het voornoemde in onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
Hij op 16 mei 2011 in de gemeente Soest, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, [KENTEKEN] voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die vrachtauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
Hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2011 tot en met 2 december 2011 in de gemeente Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een vrachtauto, Mercedes-Benz, [KENTEKEN]of onderdelen van die vrachtauto, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die vrachtauto en/of die onderdelen van die vrachtauto, wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Van het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
Medeplegen van opzetheling,
strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
2.
Medeplegen van opzetheling,
strafbaar gesteld bij de artikelen 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt dat verdachte vrachtwagens heeft vervoerd terwijl hij wist dat het om gestolen vrachtwagens ging. Door op deze wijze te handelen zijn niet alleen de eigenaren c.q. bedrijven ernstig gedupeerd maar brengen deze activiteiten ook maatschappelijke onrust met zich mee. Daarnaast houdt verdachte met zijn handelswijze dit soort criminele activiteiten in stand. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Wat de rechtbank voorts mee heeft laten wegen is de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en daar blijkbaar niets van heeft geleerd.
De rechtbank is in dit geval dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
drie maanden.
De tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering gebracht.
Aldus gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 0213.
Mr. M. Aksu voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.